100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische pathologie - HBO-V leerjaar 1 - Geneeskunde OP1 Klinische bathol $7.05   Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische pathologie - HBO-V leerjaar 1 - Geneeskunde OP1 Klinische bathol

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de hoofdstuk 1, 3, 17 en 19 voor het vak geneeskunde OP1 van de opleiding HBO-V leerjaar 1.

Preview 4 out of 32  pages

  • No
  • H.1, h.3, h.17 en h.19
  • December 12, 2021
  • 32
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
H.1 Diagnostiek en therapie
Om tot een diagnose te komen, begin je met een anamnese (gesprek over ziektegeschiedenis).
Daarna volgt een lichamelijk onderzoek:
- Inspectie (kijken)
- Percussie (kloppen)
- Auscultatie (luisteren)
- Palpatie (betasten / voelen)
Hierna stelt de arts een differentiaal diagnose op (een rijtje ziekten die de arts overweegt). Daarna
vraagt de arts (bio) chemisch onderzoek, beeldvormend onderzoek of functieonderzoek aan, om
afwijkingen uit de differentiaal diagnose aan te tonen of uit te sluiten (bloedonderzoek). Zo kan een
arts tot 1 diagnose komen.

Anamnese
Anamnese bestaat uit:
1. De speciële anamnese (over de hoofdklacht):
Hierin wordt het wat, waar en wanneer van de hoofdklacht besproken. Voor effectieve
communicatie wordt geregeld gewerkt volgens de SBAR-methode.
2. De algemene anamnese (overige ziektegeschiedenis):
- Allergie voor penicilline, rode/bruine pleisters en jodiumverbindingen, zodat er alternatieve
medicatie kan worden gegeven.
- Afwijkingen/ziekten waarmee patiënten al bekend zijn. Hier kan bij de behandeling rekening
mee worden gehouden.
- Behandelingen: gewoonlijk gaat het om een lijst met geneesmiddelen, die de patiënt
gebruikt. Dit is belangrijk om te weten omdat deze invloed hebben op de
ziekteverschijnselen.
- Contactpersonen: gezinsleden, familie, verzorgers waarmee contact mee kan worden
opgenomen voor nadere gegevens.
- Drugs: alcohol, roken en overige drugs kunnen bijvoorbeeld de verklaring zijn van
geheugenproblemen.
- Eten: vragen naar de laatste maaltijd is voor belang als patiënt bewusteloos kan worden of
geopereerd moet worden.
Gewoonlijk geeft de patiënt zelf een auto-anamnese, maar bij baby’s, coma, dementie en handicaps
is ook een heteroananmese nodig (familie/verzorgers geven de gegevens).

Lichamelijk onderzoek
Voor de inspectie is de patiënt meestal (deels) uitgekleed en wordt er gelet op vormafwijkingen en
op kleur. Artsen vergelijken de afwijkende met de gezonde kant. Als er dingen zijn die meteen al
opvallen, zoals geelzucht, kortademig wordt dat natuurlijk ook beschreven bij de inspectie.

Bij percussie klopt de arts met zijn vingers op vingers van zijn andere hand, die tegen de huid van de
patiënt drukt. Zo is het verschil tussen lucht houdende organen en massieve organen goed vast te
stellen (longweefsel = sonoor / leverweefsel en blaas = matte percussie / maag en darmen =
afwisselend).

Voor auscultatie wordt vrijwel altijd een stethoscoop gebruikt. Over de longen is normaal
ademgeruis te horen bij in- en uitademen. Afwijkende geluiden zijn onder andere ronchi (rochelend),
wheezes (fluittonen) en crepitaties (knisperend als belletjes in frisdrank). Normaal zijn er 2 harttonen
te horen: sluiten van de av-kleppen en sluiten van de arteriële kleppen. Een abnormaal geluid wordt

,souffle (geruis) genoemd en komt vaak door klepafwijkingen. Over de buik is iets van peristaltiek te
horen, alleen bij een peritonitis (buikvliesontsteking) is er een stille buik. Een gastro-enteritis
(voedselvergiftiging) gaat gepaard met veel peristaltiek.

Palpatie is het betasten van lichaamsdelen via de huid en via lichaamsopeningen: vaginaal, rectaal.
De meeste organen in de buik en ontspannen spieren zijn zacht. Ogen, baarmoeder en prostaat
voelen vast-elastisch aan en botten hard. Afwijkingen zijn bijvoorbeeld: knobbelige leverrand.

Differentiaal diagnose (DD)
Dit zijn afwijkingen die de arts overweegt als verklaring van de klachten en bevindingen bij
lichamelijk onderzoek. Dit kan makkelijk zijn, zoals bijvoorbeeld bij een blaasontsteking. De arts zal
dan een urinesediment aanvragen om de aandoening aan te tonen. Maar DD kan ook lang en
moeilijk zijn. Er moeten dan meerdere onderzoeken worden gedaan.

Standaardlaboratoriumonderzoek
Hoewel onderzoek gericht gebeurt, is er toch een aantal bloedbepalingen dat bij vrijwel alle klinische
patiënten worden verricht. Bloedonderzoek is goedkoop en er zijn geregeld afwijkingen mee op te
sporen, die niet konden worden vermoed op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek. Vaak
worden Hb (hemoglobineconcentratie: zuurstoftransporterend eiwit), Ht (hematocriet: volume
bloedcellen) en ery’s (aantal erytrocyten per liter: rode bloedcellen) onderzocht. Als het Hb laag is,
kan het zuurstoftransport naar de weefsels in gevaar komen. Als Ht te hoog is door uitdroging, is er
risico op trombose. Door Hb, Ht en ery’s te combineren, kan een arts aanwijzingen krijgen voor
bijvoorbeeld bloedarmoede.
Ook worden geregeld trombo’s (trombocyten: bloedplaatjes), INR en APTT (testen van vitamine K en
andere stollingsfactoren). Deze onderzoeken zijn van belang bij mensen die antistolling gebruiken of
tekenen van stollingsproblemen hebben.
Vaak, en zeker bij teken van infectie worden CRP (C reactief proteïne) en leukocyten (witte
bloedcellen) onderzocht. Doel van deze bloedtesten is het bevestigen dat er een ontsteking ergens
in het lichaam is.
Geregeld worden ook asat en alat bepaald. Asat en alat zijn enzymen, die vooral in bloed komen bij
leverschade. Met deze ‘leverfunctie’ kan een verzwegen alcoholisme of hepatitis ontdekt worden.
Na+, K+, creat en ureum worden aangevraagd bij verminderende nierfuncties (alles verhoogd).
Ook wordt vaak de bloedglucose (suikerziekte) en urinesediment (urineweginfectie)onderzocht.

Beeldvormend onderzoek
Dit wordt gedaan als de arts na de anamnese en lichamelijk onderzoek denkt aan fracturen. Er
worden dan röntgenfoto’s gemaakt. Als de arts denkt aan long- of hartafwijkingen vraagt die een
thoraxopnamen aan. Een echo/CT-onderzoek wordt gemaakt bij ontstekingen in het abdomen
(buik).

Functieonderzoek
Dit is onderzoek, waarbij de activiteit getest wordt van bijv. het hart, hersenen of ademhaling. Bij
elektrocardiografie (ecg) gaat het om elektrische hartactiviteit. Bij longfunctieonderzoek worden
allerlei ademvolumes bepaald.

Behandeling
Doel van diagnostiek is een juiste behandeling in te stellen. Therapieën kunnen worden ingedeeld:
1. Preventief, curatief of palliatief:

, - Preventie is gericht op het voorkomen van ziekten, zoals vaccinaties, risico factoren
verminderen.
- Het doel van curatieve therapie is genezing. Denk aan antibiotica of operaties.
- Palliatieve therapie is gericht op verzachting van lijden bij ongeneselijke ziekten, zoals
morfine, stoma.
2. Causaal of symptomatisch:
- Causale therapie is gericht op de oorzaak (voedingsadviezen)
- Symptomatische therapie is het verminderen van verschijnselen (zuurstoftoediening)
3. Operatief of conservatief:
- Bij operatieve therapie wordt onder andere door snijden en vasthechten iets veranderd aan
de mens.
- Alle overige behandelingen (medicatie/voorlichting) wordt conservatief genoemd (anatomie
blijft hetzelfde).

Plaatsaanduidingen

, H.2 Cytologie/histologie
Cytologie gaat over losse cellen (een uitstrijkje of lichaamsvocht) en bij histologie gaat het over
weefsel (bioptie). In het lichaam zijn cellen de kleinste levende eenheden. Ze houden zichzelf in
stand in een geschikt milieu en vermenigvuldigen zich. Cellen nemen zuurstof, brandstoffen en
bouwstoffen op en scheiden afvalstoffen (CO 2 en ammoniak) af. Cellen handhaven intracellulaire
concentraties en kunnen zich vaak voortplanten. Alle celkernen van een individueel (behalve
geslachtscellen) bevatten dezelfde genetische informatie, verdeeld over 23 paar chromosomen.
Verschillen tussen cellen komen door selectief gebruik van hetzelfde DNA. Gedifferentieerde weefsel
bestaan uit cellen, die dezelfde genetische informatie gebruiken. Elk celtype maakt alleen recepten
voor eigen eiwitten (zenuwcellen -> transmittors, levercellen -> enzymen). Door differentiatie
ontstaan verschillende soorten cellen, die samen weefsels vormen. Organen zijn opgebouwd uit
meerdere weefsels die gezamenlijke functies hebben.

Cellen en organellen
Cellen bestaan uit nucleus (celkern) en
cytoplasma, omgeven door membranen
(vettige vliezen). De celkern bevat DNA met
de genetische code voor eiwitten (enzymen,
hormonen, hemoglobine). Buiten de
kernmembraan, maar binnen de
celmembraan bevindt zich cytoplasma met
organellen. De mitochondriën leveren
energie door stoffen uit de voeding of
zuurstof om te zetten in koolstofdioxide en
water (verbranding). Het korrelig/ruw
endoplasmatisch reticulum bevat
ribosomen, die aminozuren koppelen tot
eiwitten. Het golgi-systeem verwerkt
producten uit het endoplasmatisch
reticulum en slaat ze op. Lysosomen zijn
een soort belletjes vol agressieve enzymen,
die micro-organismen kunnen afbreken.
Lysosomen zijn daarom belangrijk in afweercellen.

DNA
Menselijke cellen zijn diploïd (beschikken over 2 sets genen (vader/moeder)). Alle celkernen van een
individu bevatten dezelfde genetische code, verdeeld over 46 chromosomen. Er zijn 22 paar
autosomen en 1 paar geslachtschromosomen (XX/XY). Het Y-chromosoom produceert testosteron
en het X-chromosoom bevat hormonale informatie, maar ook genen met codes die nodig zijn voor
stollingseiwitten en spiervezels.

Eiwitten
Eiwitten bestaan uit een lange keten van aminozuren, waarbij de volgorde bepalend is voor vorm en
de functie van het eiwit. Enzymen zijn eiwitten die stoffen binden en met elkaar laten reageren.
Voorbeelden van eiwitten zijn: albumine, hemoglobine, insuline.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yentlHBOVvdp. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.05
  • (0)
  Add to cart