100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkeling van Persoonlijke Relaties $4.28   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkeling van Persoonlijke Relaties

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van de colleges

Preview 4 out of 54  pages

  • December 12, 2021
  • 54
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Ontwikkeling van persoonlijke relaties
College 1
Sociale relaties kunnen een reden zijn voor vroegtijdig overlijden. Er moet daarom meer
aandacht zijn voor sociale relaties (sociale gezondheid).
Dyade: 1-op-1 relaties
Zijn pasgeborenen sociaal? Klassieke theorieën zeggen nee. Baby’s reageren op anderen,
maar er zijn geen relaties. Moderne theorieën zeggen dat baby’s een sterke sociale oriëntatie
hebben. Relaties zijn belangrijk voor de ontwikkeling en het hele sociale systeem beïnvloedt
een kind.
Scrambled faces paradigm: baby’s die net geboren zijn verschillende plankjes voorhielden
(gezichten of gehusselde gezichten of niks). Ze wilde onderzoeken of baby’s meer een gezicht
volgen dan geen gezicht. Ze zagen dat pasgeboren kinderen meer geneigd waren hun ogen te
bewegen bij de gezichten dan bij de gehusselde gezichten. De lege plankjes kregen totaal geen
aandacht. Zelfs op hele jonge leeftijd hebben baby’s dus al aanleg om te kijken naar dingen
die op mensen lijken.
Dyadische relaties zijn 1-op-1 relaties.
- Contingentie: reacties die voortbouwen op wat de andere persoon heeft gedaan. Dit
begint al na 6 maanden. Er zijn dan ook al dyadische verschillen (verschillen tussen
tweetallen).
- Pro-sociaal gedrag:
o Reacties op angst. Dit heeft te maken met emphathie. Dit ontwikkelt zich pas
rond een jaar of 2. Dit (emphatie) beschrijven we als een poging om in te
grijpen voor een slachtoffer, om de situatie te veranderen of de distress te
verminderen. Respons op distress is wel al eerder dan 2 jaar (huilen als een
ander huilt). We weten nog niet of er verschil is tussen baby’s en hun gehuil.
Vanaf een maand of 8 dan komt er al meer reactie. Ze hebben baby’s in een
driehoek neergezet (een op elke hoek). Ze gingen kijken naar de andere baby’s
als er eentje begon te huilen. De reactie is allereerst kijken, dan affect, dan
fysieke reactie en dan pas huilen. Vanaf een jaar of twee komen er echt grote
sociale individuele verschillen. Sommige baby’s willen al het probleem gaan
oplossen (knuffelen) terwijl sommige zich juist vermaken met een huilende
baby.
o Delen. Vanaf 1 jaar beginnen ze met affiliatief delen (egoistisch delen. Delen
om samen iets te gaan doen. Een auto geven om samen te spelen). De
ontwikkeling van delen groeit met het begrip van eigenaarsschap. Dit is mijn
jas, dit is mama’s jas. Het begrip van eigennaarschap komt samen met het
blijmaken van iemand met je spullen. Vanaf 18 maanden delen ze als het ze
word gevraagd. Vanaf 24 maanden gaan kinderen spontaan delen. Dit heeft een
relatie met gevoeligheid voor angst van anderen. Baby’s die sterk reageren op
distress die delen sneller. Niet-delen komt echter ook voor. Na 48 maanden
dan neemt het delen nog meer toe en dit is gerelateerd aan theory of mind (de

, mate waarin we instaat zijn om ons te verplaatsen in anderen. Opmerken dat er
een verschil in ken nnis kan zijn bijvoorbeeld.
o Samenwerken. Samenwerken kan al vanaf 1 jaar. Vanaf 2 jaar word de
samenwerking nog complexer. Er is wel een probleem. De rol van competitie
word groter. Als je één blauwe tractor hebt dan ga je van elke dag deze delen
naar degene die als enige op de tractor wilt. Hij zag hierin een competitie.
Vrouwen delen echter vaker voor samenwerking en mannen vaker voor
competitie, maar dit is niet helemaal duidelijk
- Conflict. Conflict is functioneel. Het stelt kinderen in staat welke strategieën ze
kunnen gebruiken om controle over speelgoed te krijgen. Op 1 jaar worden conflicten
opgelost door fysieke kracht. Vanaf 2 jaar worden er ook verbale middelen gebruikt.
Kinderen vermijden vooral conflict, vooral hard slaan word vermeden. Wel is er een
grotere kans dat baby’s die speelgoed verliezen sneller de kans hebben om een conflict
te starten daarna. Rond 3 jaar komen er ook geslachtsverschillen. Ook in algemene
maten van agressiviteit worden verschillen gezien na 3 jaar. Bij oudere kinderen
verandert het onderwerp.
Voorbij de dyade:
- Tryade: relaties in drietallen. Bij pasgeborene is er al non-verbale communicatie in
triadische relaties. Rond 6 maanden is er ook een gedeelde betekenis. Er word
bijvoorbeeld dezelfde houding aangenomen. Rond een jaar of 2 ontstaan er veel
triadische relaties. Ongeveer 71% van de reacties is triadisch. De meest voorkomende
reactie is 2 kindjes praten en eentje die kijkt naar de conversatie.
- Status en dominantie. Er zijn duidelijke statusstructuren bij 11 tot 15 maanden oude
kinderen. Dit is gerelateerd aan leeftijd, ontwikkeling en geslacht. Het meest
dominante kind is het meest dominerend naar het minst dominantie kind. Het op 1 na
dominante kind is dominerend naar de mindere dominante kinderen maar niet naar de
dominantere kind. Dus bij jonge kinderen zie je al dat ze gedrag aanpassen aan de
kinderen met wie ze spelen.
Onderliggende vaardigheden liggen er onder een gezonde sociale ontwikkeling?
- Gedeelde aandacht: het vermogen om aandacht te coördineren met een andere
persoon. Dit begint rond de 6 maanden. Als de moeder naar speelgoed kijkt dan gaat
het kindje daar ook naar kijken en die beseft zich dan dat ze allebei naar het speelgoed
kijken (gedeelde aandacht). Veel duidelijke individueel verschillen (komt door
stoornissen bijvoorbeeld). Dit is ook een van de basisprincipes van Theory of Mind.
- Emotieregulatie: de vaardigheid om je eigen emoties te reguleren. Er is verschil tussen
volwassenen en peer situaties. Contact met leeftijdsgenoten is cruciaal voor de
ontwikkeling van emotieregulatie.
- Inhibitie controle: vergelijkbaar met emotieregulatie, alleen gaat het hier over
inhiberen van sociale neigingen. Je ontwikkelt een besef van persoonlijke ruimte.
- Imitatie: nadoen van dingen in de omgeving. Relevant voor bonding en is een
gereedschap om sociale vaardigheden te leren.
- Causaal begrip:
o De andere is een sociale agent is met intenties
o Iemands acties beïnvloeden anderen

, o Anderen kunnen dingen per ongeluk doen
- Taal: verbaal vermogen is gerelateerd aan hogere prosocialiteit en lagere agressie. Dit
is ook gerelateerd aan theory of mind. Gesprekken worden belangrijk.
Er zijn enorme verschillen in de ontwikkeling van deze onderliggende vaardigheden. Er kan
soms een verschil van één jaar inzitten. Dan is er geen rede tot paniek. Kan ook contextueel
zijn.
Tentamenvragen:




De reactie is allereerst kijken, dan affect, dan fysieke reactie en dan pas huilen (A)




College 2
Sociaal netwerk: de mensen met wie iemand direct contact heeft.
- er is een sociale relatie
- herhaalde sociale interacties
- mentale representatie van de relatie (de individu herkent de relatie als een sociale
relatie)
- belangrijk vanwege hulpbronnen
vormen van sociaal netwerk:
- globaal netwerk (alle sociale relaties) 150 vrienden max
- persoonlijk netwerk (steunnetwerk)
- vriendschapsnetwerk (vrienden)
- familienetwerk (gezin, partner etc.)
- werk-netwerk (collega’s)
verschillende soorten relaties:
- sterkte: afhankelijk van tijd, emotionele intensiteit, intimiteit en reciprociteit
- strong ties: familie, vrienden, het persoonlijk netwerk. Vaak zelfde kennis als jij dus
vooral reguliere hulp relevant.
- weak ties: kennissen. Niet heel hecht maar je kent ze wel. Waardevol in hulp krijgen
die je normaal niet nodig hebt.

, - absent ties: toevallige ontmoetingen bijvoorbeeld bij de bakker. Geen sociale relatie.
Relevant omdat het eenzaamheid kan oplossen.
Verschillende benaderingen waarop je sociaal netwerk kan onderzoeken:
- egonetwerk. Iemand woerd gevraagd alle vriendschappen in kaart te brengen van
haarzelf en ook de banden tussen jouw vrienden onderling. Dus vanuit de perceptie
van 1 persoon. Kan zijn om welbevinden, heb je wel genoeg steun.
- Compelte netwerken. Je kijkt als buitenstaander naar de relaties van iemand of een
groep. Kan anders zijn in situaties. Gaat over relatiedynamiek.
Sociaalemotioenel selectiviteistheorie:
- Er zijn 2 sociale doelen die mensen hebben
o Kennisdoelen: om kennis te vergaren (niet alleen info maar ook weten wie er
beschikbaar is als datepartner) gaat bvuiten de schoolbanken
 Je hebt een mindset en gedrag nodig van exploratie. Het bereidt je voor
op een toekomst waarin deze nodig zijn. Het kan ten koste gaan van je
emotioneel welbevinde. Hard leren voor een tentamen maakt je niet
perse gelukkiger maar is voor het halen van een goed punt
o Emotieregulatiedoelen: hoe je je op dat moment voelt. Tijdshorzon is
belangrijk (hoe lang je hebt) Vooral belangrijk als je het idee hebt dat je niet
meer zo lang kan profiteren. Als je oud bent ga je niet meer een studie
beginnen omdat je er minder lang mee kan profiteren.
 Leven in het moment is een voorbeeld.
 Verdiepen van relaties
Over de levensloop blijkt het dat kennisdoelen erg belangrijk zijn aan het begin van je leven,
omdat je er dan nog lang van kan profiteren. Als je ouder bent ga je je meer richten op
emtioenel eregulatiedoelen.
SST experiment:
- Experimentele manipulatie van de tijdshorizon.
o Geen tijdslimiet. Stel je voor dat je 30 min vrije tijd hebt. Met wie ga je deze
tijd opvullen? Goede vriend, interessant persoon die je net kent of de auteur
van een goed boek.
- Jongeren kiezen alle drie de opties ongeveer even vaak. Ouderen kiezen vooral de
goede vriend.
o Wel tijdslimitiet. Stel je voor dat je verhuist en je weet inet of je ooit
terugkomt. Uit wie kies je dan voor die 30 min vrije tijd?
- Blijkt dat dan iedereen kiest voor goede vriend. Het gaat om het tijdsperspectief. Korte
tijd dan kies je voor die goede vriend.
Verwachtingen van die SST theorie:
- We verwachten dat het globale netwerk toeneemt tot jong volwassenheid en dan
langzaam gaat afnemen
- Persoonlijk netwerk groeit tot jong volwassenheid.
- Vriendschapsnetwerk ook.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sasvanaanholt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28
  • (0)
  Add to cart