Grondbeginselen der sociologie
Werkcollege 1 Wat is sociologie?
Leerdoelen:
• De relevantie van de sociologie als wetenschap uitleggen;
• Uitleggen hoe een referentiekader is opgebouwd;
• Uitleggen hoe het referentiekader je waarneming beïnvloedt.
• Het proces van socialisatie beschrijven;
• Uitleggen wat interne en externe factoren zijn die van invloed zijn op samenlevingen;
• Het verschil tussen nature en nurture beschrijven en uitleggen hoe dit van invloed is op
menselijk gedrag.
• Uitleggen wat het verschil is tussen waarden, normen en belangen
• Voorbeelden geven van waarden, normen en belangen
• Uitleggen hoe waarden, normen en belangen:
• Onze verwachtingen over elkaar en onszelf bepalen (in het algemeen)
• Van invloed zijn op wet- en regelgeving (macroniveau)
• Van invloed zijn op het handelen van (juridische) organisaties en haar cliënten
(doelgroepen) (mesoniveau)
• Van invloed zijn op je eigen handelen binnen je beroepsrol (microniveau)
HFST 1 WAT VERSTAAN WE ONDER SOCIOLOGIE?
Referentiekader
Het geheel van kennis, verklaringen en oordelen met betrekking tot onze sociale omgeving
1.1
Grondslag waarnemingen -> aan alle waarnemingen ligt een bepaald gezichtspunt, een
bepaald beginsel, een bepaalde belangstelling of theorie ten grondslag, dat selecteert uit de
veelheid van waar te nemen verschijnselen.
Selectieve waarneming
è Iedereen neemt selectief waar, waardoor we ieder een eigen definitie van een
situatie hebben.
è Als je je hiervan bewust bent kan je je makkelijker verplaatsen in anderen.
1.2
Sociologie
De wetenschap die het samenleven van mensen binnen grotere en kleinere verbanden
empirisch bestudeert.
,Animal symbolicum
Mensen kennen betekenis toe aan ervaringen, dingen en verschijnselen.
1.3
Referentiekader
Het geheel van kennis, verklaringen en oordelen met betrekking tot je (sociale) omgeving.
è Bepaald hoe je zaken waarneemt, maar ook hoe je oordeelt.
è Ontleent zich aan omstandigheden, groeperingen en netwerken waartoe wij
behoren, het milieu waaruit wij afkomstig zijn, ons werk en gedeeltelijk aan
opvoeding en onderwijs.
è De sociale bril en culturele lens waardoor de leden van een groepering of
samenleving de dingen op ongeveer dezelfde wijze zien of interpreteren.
è Een referentiekader is niet onveranderlijk.
1.4
Sociale werkelijkheid
Ieder die waarneemt, selecteert uit de veelheid van verschijnselen die hij om zich heen
aantreft. Iemand ziet slechts enkele van en vooral die die passen in het door hem
vertrouwde wereld beeld of daarvan juist sterk afwijken.
è Waarnemingsproblemen: iemand kan slecht mededelen wat hij waargenomen
heeft, en dus iets verklaren wat niet waar is, zonder dat hij liegt.
Selective perception
Wat wij in het gebodene zien of horen
Selective exposure
Het selecteren begint al bij waarvoor wij ons openstellen of waaraan we worden
blootgesteld.
Selective retention
Het selectief onthouden van wat we hebben waargenomen.
è Selectieprocessen berusten op ervaringen van mensen en worden beinvloed door de
positieve of negatieve gevoelens van de waarnemer.
Sociale contructie van de werkelijkheid
De invloed van sociale factoren op het selectieprocess.
,HFST 5 MENS EN MEDEMENS
HFST 5.1
Socialisatie
De leerprocessen waarbij je, bewust en onbewust, aangeleerd krijgt je sociaal te dragen
binnen de groepen waartoe je behoort.
Enculturatie (Primaire socialisatie)
Aangeleerd gedrag binnen het gezin de familie en aanverwante groepen.
Acculturatie (Secundaire socialisatie)
Aangeleerd gedrag binnen andere, grotere verbanden waarbinnen je je begeeft.
5.2
Interne factoren
Datgene wat in de mens zit, aangeboren is, die van invloed zijn op de samenleving.
Externe factoren
Economische en sociale factoren die van invloed zijn op de samenleving.
Nature
Aangeboren
Nurture
Omgeving
Mensbeeld
De psychische en biologische eigenschappen van alle mensen, die men meent te kunnen
beschouwen als oorzaken van (inter)menselijk gedrag en hetgeen daaruit voortvloeid.
Sociologisme
Het eenzijdig en uitsluitend willen verklaren van (inter)menselijk gedrag uit externe
factoren.
Psychologisme
Het eenzijdig een uitsluitend willen verklaren van (inter)menselijk gedrag uit interne
factoren, zoals driften, instincten, behoeften van mensen.
,HFST 6 WAARDEN, NORMEN EN VERDUURZAMING DAARVAN.
6.1
Normen
De min of meer bindende verwachtingen inzake het handelen of niet handelen door de
leden van een samenleving of groepering.
è Kenmerk: men kan ervan afwijken. (normatief) (vaak onbewust)
è Komen voort uit waarden. Concretisering van waarden.
Waarden
De min of meer bewuste collectieve voorstellingen over wat mensen als goed en juist en
daarom ook als nastrevenswaardig beschouwen.
è Vormen de kern van ‘cultuur’.
è Soms sprake van verandering van de inhoud. (bvb rechtvaardigheid en schoonheid)
è Eindigt vaak op ‘-heid’
Belangen
Bij belangen gaat het om iets van men wilt ‘hebben’, bij waarden gaat het over iets van men
wilt ‘zijn’.
Institutionalisering
Collectief bepaald gedagspatroon. Op grond van bepaalde waarde behoort men zich dan zo
en niet anders te gedragen. (Institutie: tradities, gewoonten, gebruiken)
è Zorgt dat men op een sociaal maatschappelijke manier aan individuele behoeftes
kan voldoen.
è Zorgt dat in maatschappelijke behoefte wordt voorzien.
è Veel instituties zijn zo belangrijk dat deze zelfs wettelijk zijn vastgelegd en
voorgeschreven. (bvb.Verkiezingen, eigendomsverhoudingen, rechtspraak,
examens.)
Bepaalde voorstellingen (waarden) omtrent wat goed of juist is de wederzijdse
verwachtingen (normen) om het gedrag daarnaar te richten en dat in vele gevallen te
doen volgens geijkte procedures (institutie).
Internalisatie
De normen en waarden, die aanvankelijk geheel buiten een mens bestaan, worden
langzamerhand geabsorbeerd en voelen op den duur niet meer als uitwendige dwang van
de omgeving.
3 soorten sociale karakters die corrosponderen met 3 typen maatschappijen:
• Tradition directed: mensen met een karakter dat wordt gevormd en geleid door
traditie. In een maatschappij met veel en sterke traditie.
• Inner directed: mensen die zich in het leven laten leiden door bepaalde bewuste
waarde die tijdens de jeugd door middel van de opvoeding vast in het innerlijk van
de mens worden ingeprent. In een maatschappij met grotere sociale differentiatie.
• Other directed: mensen die zich vooral laten leiden door de verwachtingen van de
maatschappij. Wordt vaak gekenmerkt door positieonduidelijkheid of
rolonzekerheid. In de moderne industriële samenleving.
, 6.2
Naarmate de materiele omstandigheden van mensen en groeperingen, veranderen, wijzigen
zich na verloop van tijd meestal ook hun waarden en normen.
6.3
Vertraging
Wanneer instituties nog lang blijven voortbestaan terwijl de situatie waarin en waarvoor zij
bestonden, allang niet meer bestaat.
è Doet zich vaak voor bij wetten.
è Kloof tussen opvatting en feitelijk gedrag kan zo groot worden dat deze alleen nog
maar door dwang gehandhaafd kan worden.
Redenen vertraging:
• Geestelijke traagheid: mensen zijn zich nog niet bewust van de verandering en
blijven zich gedragen zoals zij gewend zijn.
• Psychische zekerheid: mensen blijven zich vastklampen aan waarden, normen en
instituties, omdat hun hele leven anders op losse schroeven zou komen te staan.
• Belangen: mensen willen bepaalde normen en waarden niet opgeven omdaat hun
belangen ermee geboeid zijn.
6.4
Instituten
Dragers van de institutie. Zoals organisaties of stichtingen, welke bestaan uit mensen.
Waardenhiërarchie
De betekenis van waarden voor de leden van een samenleving varieert van zeer
onbelangrijk tot uitermate belangrijk. Daardoor varieren ook normen en instituties naar hun
betekenis voor de samenleving.
2 vormen normen:
• Geboden: gij zult dit doen, gij zult dat doen.
• Verboden: niet dit doen, niet dat doen. Soms gaan verboden zo ver dat je ook geacht
wordt er niet over te spreken -> taboe.
2 vormen gestandariseerd gedrag:
• Gebruiken: ‘confectieoplossingen’ voor dagelijks voorkomende situaties, maar niet
erg belangrijk.
• Instituties: zeer belangrijk.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.