100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Het Geografische Huis voor tentamen 2 - Theorie en Geschiedenis Van De Sociale Geografie (GEO2-3008) $5.34
Add to cart

Summary

Samenvatting Het Geografische Huis voor tentamen 2 - Theorie en Geschiedenis Van De Sociale Geografie (GEO2-3008)

1 review
 58 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Zeer uitgebreide samenvatting van het boek Het Geografische Huis voor tentamen 2. Passend bij het vak Theorie en Geschiedenis Van De Sociale Geografie (GEO2-3008). Alle hoofdstukken die je moet kennen voor het tentamen, staan in de samenvatting! Dit zijn de hoofdstukken 7 t/m 12

Preview 3 out of 23  pages

  • No
  • Hoodstukken 7 t/m 12
  • December 13, 2021
  • 23
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: wole20wole22 • 2 year ago

avatar-seller
Het geografische huis samenvatting
Hoofdstuk 7 – Nieuwe maatschappelijke draagvlakken
De wereld veranderde na 1950 en vooral na 1965 in een sneller tempo dan ooit tevoren (opkomst
verzorgingsstaat en dekolonisatie). Dit had ook invloed in de geografiebeoefening  nieuwe
methoden en nieuwe vragen stelden ze zichzelf.
De komst van de verzorgingsstaat heeft voor een nieuw maatschappelijk draagvlak voor de geografie
gezorgd; veel meer afgestudeerde geografen konden makkelijker een baan vinden  niet alleen maar
aardrijkskundeleraar. In dit hoofdstuk wordt de geografie gezien als een scientific community = een
groep mensen die een bepaalde, aan veranderingen onderhevige positie in de maatschappij innemen
en die op een speciale wijze met elkaar omgaan. Het gaat dus niet over de body of knowledge (= als
een geordende verzameling van kennis).

Sociaalgeografen als sociaal-ruimtelijke ingenieurs
Na WOII ontwikkelde Europese landen zich dus tot welvaartsstaten en verzorgingsstaten. Er werd zo
ook meer geld uitgegeven aan consumptiegoederen dan aan voeding. In 1970 was dit in Nederland
voor het eerst het geval. De overheid is erg aanwezig op alle schaalniveaus en die zogenaamde
‘natuurlijke’ uitkomst van het kapitalistische systeem wordt tegengegaan door een overheidspolitiek
van sociale en ruimtelijke nivellering, door een staat die als een immense herverdelingsmachine is
ontworpen. Door de ruimtelijk dimensie van de verzorgingsstaat, is de overheid meer en meer
betrokken geraakt bij de ruimtelijke inrichting en organisatie van hun territoria. Socioloog Thoenes:
‘een op democratische leest geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich – bij handhaving van een
kapitalistisch productiesysteem – garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van zijn onderdanen’.

Maar voor de oorlog was de overheid eigenlijk ook al betrokken bij verschillende schaalniveaus en zijn
ruimtes (Regional Planning Association of America, doorbraak in 1933 met Roosevelt voor aanpak
van armoede bij Tennessee, VS). Bij het maken/uitvoeren van plannen waren geografen betrokken,
die als overheidplanners moesten opboksen tegen machtige conservatieve agrarische belangen die
de overheidsinmenging als communisme beschouwden. Ook in GB kwam er grote betrokkenheid van
de overheid bij de maatschappelijke problemen  steun voor depressed areas (arme, problematische
regio’s). Belangrijk was het rapport van de Barlow Commissie in 1940; bracht verbanden.

Na de oorlog werd een grote ‘planning machine’ opgebouwd waarbij geografen actief waren  zo ook
L. Dudley Stamp: een Britse geograaf die stelde dat de mens eerst kennis moest hebben van het
grondgebruik van een gebied eer er ruimtelijke plannen konden komen. De geografie die hij uitvoerde
wordt wel toegepaste regionale geografie genoemd.

Ook in NL had de overheid haar ruimtelijke taken uitgebreid en hield De Vooys in 1956 een lezing
(voor VUGS) over de moeizame pogingen van Utrechtse geografen om overheden te adviseren. 
Logisch in een dichtbevolkt land met veel concurrentie om de ruimte. Zo deed L. Van Vuuren
onderzoek naar de dalende welvaart van Zwolle in 1937 en geeft hij advies aan de overheid. 
Grondlegging voor de ruimtelijke planning. Maar naast dit gebeuren er nog andere aanpassing in de
ruimte in NL (straatplanning, maar ook city-marketing) en worden verschillende instituten opgericht
(semi-overheid) die welvaart in provincies moeten vergroten. In steden begon de ruimtelijke ordening
met bebouwingsvoorschriften. Later werd de ordende en meer en meer dwingende hand van de
overheid steeds zichtbaarder. In 1931 komt er met de herziening van de Woningwet een wettelijke
regeling voor streekplannen. In 1941 wordt ook de Rijksdienst voor het Nationale Plan opgericht  is
tegenwoordig Rijksplanologische Dienst met haar 4 Nota’s voor RO.

Zo werd geleidelijk gestalte gegeven aan regionaal beleid, stadsvernieuwing, woningnood, ruimtelijke
ordening, milieu- en landschapsbehoud, monumentenzorg, ruilverkaveling en landinrichting.
Sociografen en geografen werden steeds meer ingezet voor onderzoek, onder wie ter Veen. Hij
bepleitte een straffe ordenende hand van de overheid bij de drooglegging van de Zuiderzeepolders. 
Geen wantoestanden meer zoals in 1851 bij de 1e drooglegging. Met het berekenen en regelen van
iedere km² grond werd de natuurlijke selectie van Darwin omgezet naar kunstmatige selectie.

,De sociografie van ter Veen verdient waardering als praktische wetenschap en om het feit dat ze voor
de oorlog de enige brede sociaalwetenschappelijke opleiding in NL vormde. Kritiek na de oorlog was
een verwaarlozing van theorieontwikkeling en een herhaling van dezelfde studies, zonder echte
vooruitgang. P.J. Meertens en L. Kaiser (1942): Het Eiland Urk  compendiumachtige studie
(encyclopedische opsommingen). Vanuit de sociografie is hier een bijdrage geleverd aan een
Staatengeographie van de 20e eeuw.

Doordat geografen zich met de overheid begonnen bezig te houden, werden zij gezien als
ambtenaren van de staat, ook wel de functionarissenelite van de verzorgingsstaat. In Engelse termen
staan zij bekend als socio-spatial engineers (sociaal-ruimtelijk ingenieurs). Via hun toegepaste
onderzoek en beleidsadviezen dragen zij bij tot een verbetering (geen revolutionaire total engineering)
van ruimtelijke inrichting van een gebied.

De planningscyclus
Toegepaste geografie (applied geography) die dus in dienst kwam te staan van de verzorgingsstaat,
voegt aan de oudere vragen wat is daar, waar is dat (beschrijving) en waarom is dat daar (verklaring)
2 nieuwe vragen toe:

- Waar kan dat?  een bepaalde categorie van verschijnselen staat centraal.
 Voorbeeld: in 1985 besloot de regering tot uitbreiding van aantal kernenergiecentrales in
Nederland, maar welke locaties waren geschikt? Daar werd onderzoek naar gedaan en
uiteindelijk bleven er een paar plaatsen over nadat er gekeken was naar ethische vragen
(over de omgeving en haar inwoners).
- Wat kan daar?  een bepaald gebied van verschijnselen staat centraal.
 Voorbeeld: geografen die bijv. in dienst zijn van een regionale ontwikkelingsmaatschappij
(NOM) stellen zich de vraag over een gebied wat daar kan.  economische ontwikkeling
van een regio (regio-marketing)

De toegepaste geografie heeft aan de oude wetenschappelijke activiteiten (van beschrijven, verklaren,
voorspellen) 2 schakels toegevoegd  toepassen en beheersen.
Met behulp van toegepaste geografische kennis moet de sociaal-ruimtelijke dynamiek ook
bestuurbaar zijn, in de richting van de gewenste toekomstige inrichting te dirigeren zijn. Dat brengt de
toegepaste geografie (praktijkgeografie) op het gebied van planologie.
De zuiver-wetenschappelijke geografie verzamelt haar kennis via de zogenaamde
empirische cyclus. De toegepaste geografie volgt juist de planningscyclus
 bestaat uit 5 fasen:

- Fase 1: maatschappelijk probleem wordt gesignaleerd.
- Fase 2: er wordt een diagnose gevraagd
(waaraan is het probleem gewijd?).
- Fase 3: het opstellen van een plan.
- Fase 4: uitvoering van het plan.
- Fase 5: evaluatie  heeft het plan gewerkt?

Een liaison dangereuse
De tot omstreeks 1980 aanhoudende uitbreiding van de verzorgingsstaat vroeg om meer geografen 
kwamen van de universiteit en verloor langzamerhand daardoor haar elitaire karakter, onder het mom
van ‘iedereen heeft gelijke kansen’. Het aantal geografiestudenten nam erg toe. Maar aan het einde
van de jaren 70 was de economische groei voorbij  er kwamen bezuinigingen en kwam er ook een
verandering in ideologie. In plaats van het stuurbare had de ongecontroleerde spontane drift toch vaak
de overhand. In de jaren 80 volgde dit  de overheid trad langzaam terug en er kwam deregulering
en verzelfstandiging. Het bedrijfsleven kreeg meer erkenning en waardering. In de geografie had dit
ook consequenties  sinds 1982 daalt de werkgelegenheid bij de overheid voor de geografen (en
anderen). Ook beleidsonderzoek onder geografen loopt terug.

- Tussen 1921 (sociale geografie voor het eerst als zelfstandige studierichting) en 1950:
jaarlijks tientallen studenten in zowel Amsterdam als Utrecht
- Tussen 1950 wen 1960: jaarlijks 100-150 studenten

, - Na 1960: explosie >500 studenten, door geografie opleidingen in Groningen, Vrije Universiteit
Amsterdam en Nijmegen te geven. Ook meer opleidingen voor leraar aardrijkskunde.

Hierdoor minder universitaire geografen voor de klas en meer bij instellingen van de verzorgingsstaat,
die het nieuwe maatschappelijke draagvlak van de discipline vormde. Eerst alleen nuttige functies
voor onderwijs en voor elite, nu kwam de geografie in dienst van een staat met vele sociale en
sociaal-ruimtelijke aspiraties betreffende de inrichting van samenleving en territorium.

Maar de economische groei kon niet blijven doorgaan. Lasten van de verzorgingsstaat vielen
nauwelijks meer te dragen. Ook een verandering in de ideologie: het ideaal van een stuurbare,
maakbare ruimtelijke en sociale orde was minder onomstreden dan voorheen. Aan het begin van de
jaren 80 handhaafde de overheid een decentraliserend beleid, waarbij de overheid verder terugtrad,
waardoor het bedrijfsleven meer erkenning en waardering kreeg.

Sinds jaren ’80 neemt werkgelegenheid bij overheid (en gemeenten) niet meer toe, maar ook omvang
beleids- en onderzoekswerk in de RO loopt terug. Onder andere met het aannemen van de Wet en
Besluit op de Ruimtelijke ordening (1985) hebben provinciale bestuurders meer de touwtjes is eigen
handen  natuurlijke gegevens van het territorium, de bevolkingsontwikkeling, de welvaartsbronnen,
de sociale en culturele veranderingen in de samenleving en de mogelijkheden en wenselijkheden voor
de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. Op gemeentelijk niveau stapte men af van gedetailleerde
blauwdrukken die de toekomst van het gemeentelijke grondgebied exact vastlegden  bestuurlijke
vrijheid van handelen en dus ruimtelijke flexibiliteit en zo globaal mogelijke bestemmingsplannen.

Bezuinigingen en de inperking van onderzoeksverplichtingen leiden tot moeilijkheden voor
sociaalgeografen op de arbeidsmarkt. Vrij veel geografen kiezen voor een baan in automatisering,
door ervaring GIS. Zij die werk vinden, doen dat minder bij de overheid en meer bij het bedrijfsleven.
De noodzaak tot terugdringing van de uitgaven in het universitaire onderwijs en de verminderde
belangstelling om geografie te studeren leidden tot opheffing van de sociale geografie aan de Vrije
Universiteit Amsterdam. Ook in Nijmegen verloor sociale geografie haar bestuurlijke zelfstandigheid.

Aantal stafleden aan de universiteiten, weerspiegelt de fasen van groei en afname van het aantal
studenten. Doordat er zoveel stafleden waren bij de universiteiten, terwijl er een afname was van het
aantal studenten, was er specialisatie mogelijk. Ook meer en meer internationaal georiënteerd.
Provincialisme tot de jaren 70 is nu verdwenen. Tot in de jaren 60 was de sociale geografie in NL
vooral gemodelleerd naar Fr en Du voorbeelden. Nadien meer Anglo-Amerikaanse en GB ideeën.

Eender en anders
Zowel in NL als internationaal waren de ontwikkelingen in de geografie hetzelfde: schaalvergroting,
specialisatie en uitbreiding van het aantal plaatsen waar men geografie kan studeren. Daarbij is ook
de afname van het aantal studenten en stafleden gelijk. Onder de stafleden stijgt het percentage
vrouwen zowel in absolute als relatieve zin, echter geen explosie en vooral in de lagere rangen.

Sinds eind jaren ’70 wordt de geringe participatie van vrouwen in de wetenschappelijke gemeenschap
bekritiseerd door feministische geografen. Ook in andere wetenschappen. Sleutelbegrip in hun studies
in gender, dat duidt op maatschappelijke in plaats van biologische ongelijkheden tussen man en
vrouw. Linda McDowell wijst op het intimiderende gedrag van mannen tegen vrouwelijke collega’s en
studenten en op de geringe toegang die intelligente vrouwen tot hogere functies hebben. Bovendien
hebben vrouwen een dubbele belasting door het huishouden en de kinderverzorging, waardoor
mannen een voorsprong hebben. Dit leidde tot de feministische geografie (H11).

Anders dan in NL zijn geografische instituten in het buitenland vaak kleiner. Ook blijven Duitse,
Franse, Engelse en Amerikaanse geografen vooral in eigen taal- en leefgebied. Daarnaast zijn
Nederlanders praktisch ingesteld en citeren ook buitenlandse bronnen, wat andere buitenlandse
collega’s dus niet doen. Nederlandse geografen zijn sterker concreet-empirisch ingesteld,
buitenlandse geografen meer abstract-theoretisch. Verschillen zijn eerder gradueel dan principieel van
aard. Echter gaat theorievorming ten koste van empirische precisie.

De kwaliteit van wetenschappers probeert men te meten door te kijken hoe vaak zijn of haar werk door
andere geciteerd wordt: hoe vaker hoe beter. De kwaliteit van tijdschriften kan zo ook bepaald worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lola168. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.34  8x  sold
  • (1)
Add to cart
Added