Samenvatting Medische kennis 1.4b; alle leerdoelen uitgewerkt
15 views 0 purchase
Course
Medische kennis 1.4b
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Pathologie
Hierbij een samenvatting van alle leerstof voor de MK 1.4B toets in het 1 ste jaar van verpleegkunde HBO op de hva.
In deze samenvatting staan alle leerdoelen van 6 hoorcollege's uitgewerkt met behulp van het pathologie boek en de powerpoints van de lessen.
Ook het medicatieoverzicht is behan...
Medische Kennis Medicijnleer 1.4b
HBO Verpleegkunde leerjaar één
,Inhoudsopgave
Hoorcollege 1
De student kan:
1. De plaats van het geneesmiddel binnen de patiëntenzorg benoemen;
2. Het belang van goed geneesmiddelgebruik toelichten: receptuur lezen en informatie
opzoeken in het farmacotherapeutisch kompas;
3. Het verschil uitleggen tussen stofnamen en merknamen van geneesmiddelen;
4. De verschillende indicaties voor geneesmiddelgebruik benoemen;
5. De begrippen ‘farmacokinetiek’ en ‘farmacodynamiek’ uitleggen;
6. De verschillende toedieningsvormen benoemen;
7. Uitleggen wat bijwerkingen en interacties zijn;
8. Het begrip ‘teratogeen effect’ beschrijven;
9. De verschillen tussen type A- en type B-reacties op geneesmiddelen beschrijven;
10. De rol van het Lareb beschrijven;
11. De begrippen ‘contra-indicatie’ en ‘dubbelmedicatie’ uitleggen;
12. Een geneesmiddelvoorschrift lezen;
13. Het begrip ‘medicatieveiligheid’ uitleggen;
14. De plaatsen benoemen waar in het proces van medicatie voorschrijven
medicatietoediening fouten gemaakt kunnen worden;
15. De mogelijke gevolgen beschrijven van medicatiefouten voor de patiënt;
16. De maatregelen om medicatiefouten te voorkomen beschrijven.
Hoorcollege 2
De student kan:
1. De bouw en functie van cellen beschrijven;
2. De biochemische processen van de cel beschrijven;
3. Uitleggen waarom eiwitten goede aangrijpingspunten zijn voor geneesmiddelen;
4. Uitleggen hoe de belangrijkste eiwitten zijn opgebouwd waarop geneesmiddelen
aangrijpen;
5. Uitleggen wat er gebeurt wanneer geneesmiddelen zich aan deze eiwitten binden.
Hoorcollege 3
De student kan:
1. De beginselen beschrijven van de farmacokinetiek: opname, metabolisme en
uitscheiding geneesmiddelenspiegels beïnvloeden;
2. Uitleggen hoe factoren als ziekte en leeftijd van invloed kunnen zijn op het metabolisme
en op de uitscheiding;
3. Uitleggen hoe geneesmiddelen op verschillende manieren bijwerkingen kunnen
veroorzaken;
4. Uitleggen hoe sommige geneesmiddelen een interactie kunnen geven met andere
geneesmiddelen en met sommige voedingsstoffen;
5. De factoren noemen die juiste dosering van geneesmiddelen bepalen;
6. De volgende begrippen uitleggen: biologische beschikbaarheid, first pass effect , klaring,
plasma-eiwitbinding, halfwaardetijd, verdelingsvolume, biotransformatie, bloedspiegel,
2
,enterohepatische kringloop, plasmaconcentratie, plateaufase, receptor en therapeutische
breedte.
Hoorcollege 4
De student kan:
1. De stoornissen van de glucoseregeling en de daarbij behorende geneesmiddelen: de
indicatie, werking, bijwerkingen, contra-indicaties, interacties, toedieningswegen
benoemen:
a. Geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes mellitus 1 : de insulines,
b. Geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes mellitus 2: antidiabetica;
2. De stoornissen van de schildklier en de geneesmiddelen voor de behandeling van
schildklierstoornissen: de indicatie, werking, bijwerkingen, contra-indicaties, interacties,
toedieningswegen benoemen;
3. De hormonale regeling van de menstruatiecyclus, postmenopauzale problemen,
osteoporose en bijbehorende geneesmiddelen: de indicatie, werking, bijwerkingen,
contra-indicaties, interacties, toedieningswegen benoemen.
Hoorcollege 5
De student kan:
1. De algemene werking, indicatie en het effect van antimycotica, antibacteriële middelen
en antivirale middelen beschrijven en verklaren;
2. Vaak voorkomende bijwerkingen van bovengenoemde geneesmiddelengroepen
noemen en verklaren
3. Het doel van antibioticagebruik uitleggen;
4. De begrippen bacteriostatisch, bacteriocide, grampositief, gramnegatief,
breedspectrum, smalspectrum, resistentie en kruisovergevoeligheid en kruisresistentie
uitleggen;
5. Neveneffecten van antibiotica benoemen en uitleggen hoe deze kunnen ontstaan;
6. Uitleggen hoe resistentie voor antibiotica ontstaat en hoe resistentie te voorkomen is;
7. Verschillende hoofdgroepen antibiotica en hun algemene toepassing benoemen;
8. De werking van de verschillende soorten antibiotica op de bacterie (op eenvoudige
wijze) uitleggen;
9. De bouw en vermenigvuldiging van virussen beschrijven;
10. Uitleggen hoe antivirale middelen werken;
11. Verschillende groepen antimycotica en hun toepassing benoemen.
Hoorcollege 6
1. De anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel, en met name de pijnbanen,
beschrijven;
2. Uitleggen wat een ontsteking is en hoe een ontsteking pijn kan veroorzaken;
3. De soorten pijnmedicatie noemen;
4. De WHO-pijnladder uitleggen;
5. De werking van de belangrijkste pijnmedicatie beschrijven en aangeven hoe deze
pijnmedicatie in de praktijk gebruikt wordt;
6. De werking beschrijven van de belangrijkste geneesmiddelengroepen voor de
behandeling van veelvoorkomende psychische stoornissen en neurologische stoornissen,
waarbij de hersenen aangedaan zijn.
3
,Hoorcollege 1: Introductie en basisbegrippen farmacologie
De student kan:
1. De plaats van het geneesmiddel binnen de patiëntenzorg benoemen;
Een geneesmiddel biedt patiënten de mogelijkheid tot ziektepreventie, ziekteleer en het
speelt in op de invloed van een aandoening op het functioneren van de patiënt. Door een
geneesmiddel kan de patiënt de pijn verlichten of symptomen bestrijden, ook kunnen
bepaalde geneesmiddelen de aandoening afremmen of stoppen.
2. Het belang van goed geneesmiddelgebruik toelichten: receptuur lezen en informatie
opzoeken in het farmacotherapeutisch kompas;
Door goed geneesmiddelgebruik wordt de medicatieveiligheid gewaarborgd en worden
medicatiefouten tegengegaan.
3. Het verschil uitleggen tussen stofnamen en merknamen van geneesmiddelen;
Stofnaam, ook wel generieke naam: dit verwijst naar het werkzame bestanddeel in het
middel die door de WHO is vastgesteld.
Merknaam: een medicijn dat precies wordt nagemaakt, maar onder verschillende
bedrijfsnamen wordt verkocht.
4. De verschillende indicaties voor geneesmiddelgebruik benoemen;
Doel Voorbeeld
Causaal antibiotica
Preventief/ profylactisch antitrombotisch
Symptomatisch NSAID’s
Palliatief opioïden
Diagnostisch contrastvloeistof
Substitutie insuline
Indicatie staat voor een aanwijzing.
Met indicaties tot geneesmiddelgebruik worden de patiëntengroep en de aandoeningen
bedoelt.
Onder de patiëntengroep verstaan we kinderen, ouderen en zwangeren.
Bij deze groepen kunnen soms afwijkende symptomen of reacties optreden, waardoor soms
verschillende indicaties nodig zijn.
4
,Onder aandoeningen verstaan we de ziektebeelden waar er specifieke medicatie wordt
gegeven voor dit desbetreffende ziektebeeld, om zo de symptomen en klachten te
bestrijden. De indicatie is in dit geval de aandoening of ziekte.
5. De begrippen ‘farmacokinetiek’ en ‘farmacodynamiek’ uitleggen;
Farmacokinetiek: wat het lichaam met het geneesmiddel doet.
(hoe het lichaam de reactie aangaat, door verwerking en uitscheiding)
Farmacodynamiek: wat het geneesmiddel met het lichaam doet.
(interactie van GM met bestanddelen in het lichaam voor de werking)
6. De verschillende toedieningsvormen benoemen;
De toedieningsvormen worden opgesplitst in 2 manieren:
Lokale en systemische toediening.
Lokale toediening:
Huid, oog, oor, neus of via de long
Systemische toediening:
Enteraal (via spijsverteringsstelsel): oraal, rectaal,
sublinguaal of via sonde
Parenteraal (in bloedvaten): intraveneus, intramusculair,
subcutaan, transdermaal op de huid.
(Voorbeeld transdermaal)
7. Uitleggen wat bijwerkingen en interacties zijn;
Bijwerkingen vallen onder de farmacodynamiek, het ongewenste effect van geneesmiddel
op het lichaam.
De kans op bijwerkingen is groter bij kinderen, ouderen en zwangeren.
Type A en Type B bijwerkingen:
Type A: farmacologisch gebonden bijwerkingen (verkregen door overmatig effect GM.)
Type B: patiëntgebonden bijwerkingen (door bijvoorbeeld allergie of immuunrespons.)
Voorbeelden:
Type A: hypotensie bij antihypertensiva, maagdarmbloeding bij anticoagulantia (antistolling).
Type B: bronchospasme, zwellingen, bewustzijnsverlies.
Interactie is een ander effect dan verwacht door gelijktijdig gebruik van andere
(genees)middelen. Voorbeeld: ACE-remmers + diuretica = kalium sparend effect van ACE-
remmer wordt belemmerd door de diuretica.
Gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen (polyfarmacie), komt vaak voor onder
ouderen, omdat zij vaak voor meerdere klachten verschillende medicijnen slikken. Het risico
wat hierbij ontstaat is een wisselwerking (interacties) waardoor er contra-indicaties kunnen
ontstaan.
5
, 8. Het begrip ‘teratogeen effect’ beschrijven;
Het teratogeen effect komt alleen voor onder zwangere vrouwen.
Teratogeen effect: Wanneer een bepaald geneesmiddel of ziekte de eigenschappen bevat
die bij de foetus afwijkingen veroorzaken als de moeder hiermee in aanraking komt tijdens
de zwangerschap.
9. De verschillen tussen type A- en type B-reacties op geneesmiddelen beschrijven;
Het verschil is dat Type A door de werking van het geneesmiddel wordt veroorzaakt,
bijvoorbeeld als je medicatie inneemt om je bloeddruk te verlagen en dat je bloeddruk door
die medicatie dan té laag wordt. Dit noem je een Farmacologische bijwerking.
Bij Type B is de bijwerking patiëntgebonden ontstaan. Dit kan komen door een allergie op de
stof uit het geneesmiddel, bijvoorbeeld dat je je bewustzijn verliest door een allergische
reactie op het middel, dit hoort niet de werking te zijn van het middel.
Bijwerking ouderen:
Verminderde nier- of leverfunctie
Afname spiermassa door veranderde verhouding tussen vet en water
Ervaren bijvoorbeeld temperatuurswisselingen minder goed, dorstgevoel ontbreekt
bij gebruik van diuretica en warm weer.
Bijwerking zwangeren:
Lichaamsvocht neemt toe (distributie effect)
Vet opslag neemt toe
Passage foetus (teratogeen effect/ distributie)
Bijwerking kinderen:
Te weinig medicatieonderzoek gedaan op kinderen
Snel veranderende lichaamssamenstelling door groei
Werking kan afwijkend zijn i.v.m. bij volwassenen
Dosering is moeilijk in te schatten, soms per gewicht en soms per oppervlak.
10. De rol van het Lareb beschrijven;
Het Bijwerkingen Centrum Lareb bewaakt de veiligheid van geneesmiddelen en geeft inzicht
en kennis over de bijwerkingen. De ervaren bijwerkingen kunnen hier gemeld worden.
11. De begrippen ‘contra-indicatie’ en ‘dubbelmedicatie’ uitleggen;
Contra-indicatie: aandoening of redenen waarom een bepaald medicijn niet voorgeschreven
mag worden. Is onder te verdelen in absolute (beslist niet toepassen) en relatieve
(overwegen van toepassen).
Dubbelmedicatie: het gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen die eenzelfde
werkzame stof bevatten. Dit komt vaak voor bij ouderen, dit wordt polyfarmacie genoemd.
6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LisanneO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.59. You're not tied to anything after your purchase.