1. Wat is sociologie?
1.1 Sociologisch denken
1.1.1 Inleiding
- Hoe komt het dat mensen zich gedragen volgens bepaalde regels? Waarom is
chaos geen regel maar een uitzondering?
o = orde-vraagstuk
- Hoe komt het dat bijna overval verschillen in macht, inkomen en aanzien
voorkomen? Waarom zijn die verschillen niet overal even groot?...
o = sociale ongelijkheid
- Welke invloed heeft onze sociale context op ons zelfbeeld? Hoe leren kinderen
functioneren in onze samenleving? Is ons onderwijssysteem democratisch?...
Problemen in onze samenleving hebben altijd gevolgen voor individuen
- Uiten: gevoelens van frustratie, in ziekte en soms zelf in zelfmoord
BELANGRIJK OM TE WETEN:
Hoe een samenleving ‘leefbaar’ kan gemaakt worden
Sociologisch denken (2 zaken):
- Belangrijk om te beseffen dat alles contingent is, maar niet arbitrair
o = gewoontes, handelingen, instellingen…die voor ons van zelfspreken
zijn, zijn elders vaak totaal anders, en hadden zich dus ook bij ons op
een andere manier kunnen ontwikkelen
- Weten wat de sociologische verbeelding inhoudt
o = het vanzelfsprekende ‘loslaten’, wat als…
= allebei onder de knie = kan je denken zoals een socioloog en de maatschappij en
alles om je heen op een sociologische manier bekijken
1.1.2 Alles is contingent, maar niet arbitrair
= alles is toevallig, maar niet willekeurig
- Bv. lockdown in België door corona
o Al onze vanzelfsprekendheden, vielen weg
- Bv. Corona – waarom sterven meer ouderen
o Contingent = de ouderen hebben een slechtere gezondheid (toevallig)
o Niet arbitrair = het is niet expres gemunt op de ouderen (willekeurig)
1.1.2.2 … maar niet arbitrair
Een socioloog:
Zoekt naar PATRONEN een naar SOCIALE DETERMINANTEN daarvan en SAMENHANG
1.1.2.3 De mens maakt zijn eigen geschiedenis
,Een samenleving =
Is gemaakt door de mensen en niet door een opperwezen, God…
- < Verlichtingsdenken
Gevaar voor chaos?? =
Het ORDE vraagstuk
- Indien wetten slecht conventies zijn, door mensen gemaakt, waarom worden
zee dan nageleefd? (JJ Rousseau)
Sociale orde:
Mogelijk door overeenkomsten, gedrag…
Sociologisch denken =
Het in vraag stellen van het zelfsprekende om zich vervolgens de vraag te stellen
hoe de sociale orde mogelijk is in de maatschappij waarin men beseft dat alles
relatief is
(relatief = schoonheid, ik vind het mooi – maar de andere bv. niet)
(het besef van contingentie = het vanzelfsprekende in vraag stellen)
1.1.3 De sociologische verbeelding
= gewoontes anders bekijken – maar waarom?
- Sociologen stellen dus het vanzelfsprekende in vraag om zo oorzaken te
zoeken
‘’the vivid awareness of the relationship between experience and the wider
society’’
= Een levendig bewustzijn van de band tussen ervaringen en de ruimere
samenleving
- Ervaringen van dagelijkse leven moeten dus in een CONTEXT geplaatst
worden
o = kan alleen door afstand te nemen van vanzelfsprekendheden en te
beseffen dat alles contingent is (toevallig)
- C. Wright Mills (1959)
, o Volgens hem: het in kaart brengen v verbanden tussen pers
gebeurtenissen en sociaal
= gebeurtenissen in iemands dagelijkse leven kunnen we enkel ten volle begrijpen
als we niet enkel kijken naar het individu en zijn kenmerken, maar ook naar de
sociale kenmerken en trends waarin de gebeurtenissen zich afspelen (bv.
echtscheiding)
1.1.4 De sociale context
1.1.4.1 Drie niveaus: micro, meso, macro
3 niveaus binnen die ‘sociale context’:
Macro = de samenleving, sociale categorieën
Meso = sociale instituties, groeperingen
Micro = het gezin, de vriendengroep en rolrelaties hierin (ouder-kind, werkgever-
werknemer…)
- Hebben een invloed op onze interacties en ons handelen
- Sociologen erkennen uiteraard het belang van de biologische en
psychologische componenten van een individu
o Maar, voegen eraan toe dat de sociale omgeving een cruciale factor
is om menselijk gedrag goed te kunnen begrijpen en verklaren
1.1.4.2 Wat bevindt er zich in die sociale context? Contextuele factoren
Contextuele factoren =
Elementen in de sociale context die een belangrijke rol kunnen spelen in het gedrag
van mensen en die ook kunnen verklaren
- Kenmerken van de sociale context waarin de interactie plaats vindt die de
interactie beïnvloeden
- Kunnen zowel op micro, meso of macro niveau zijn!
4 soorten:
1. Sociologische factoren
o Ontstaan door interacties + beïnvloedingen (bv. deur dicht = begin vd
les – te laat = wachten)
2. Demografische factoren
o (Bv. hoeveel leerlingen er samen zijn id les en hoe er les is)
3. Materiële factoren
o (bv. lockdown (Skype) + het is ook bepalend naar de buitenwereld
(strijd v grondstoffen)
4. Economische factoren
o (bv. studeren en een lager inkomen hebben – kan je studeren ja/nee?)
1.1.4.2.1 Sociologische contextuele factoren
= factoren die zelf heet resultaat zijn van interactie tussen personen en op hun beurt
nieuwe interacties beïnvloeden
- Bv. Tweet Trump > onrust
- Bv. coronamaatregelen
1.1.4.2.2 Demografische contextuele factoren
= structurele kenmerken van een bevolkingsgroep
- Bv. leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid, sterfte, huwelijkscijfer…
1.1.4.2.4 Economische contextuele factoren
= factoren die in verband staan met de productie, distributie en consumptie van
goederen en diensten
- Bv. werkeloosheid
De contextuele factoren beïnvloeden elkaar en beïnvloeden samen interactie en
gedrag
1.1.5 Gedrag, sociaal handelen en interactie
= cruciale begrippen binnen het sociologisch denken!
1.1.5.1 Gedrag
= actie of reactie van een individu
- Gedrag is de definitie van de sociologie (moet dus ruim geïnterpreteerd
worden)
o Zichtbaar sociaal gedrag
o Ideeën, opinies, attitudes, gevoelens
o Cognitieve prestaties
1.1.5.2 Sociaal handelen
Sociaal handelen =
Handelen waarbij je rekening houdt met de ander, ook al is die andere op dat
moment fysiek niet aanwezig
- Subjectieve betekenis (mentale voorbereiding): gericht op de andere
- Gerichtheid op andere kan zowel betrekking hebben op:
o Heden
o Verleden
o Toekomst
- Gericht zijn naar de andere = leidt tot interactie (met 2!)
1.1.5.3 Interactie
= wanneer mensen een complementaire betekenis geven aan elkaars handelen
- MINIMUM 2 ACTOREN
- Mensen handelen ‘opdat’ iets zou worden gerealiseerd
5 basisvormen
1. Sociale ruil
o De aard en het termijn van de tegenprestatie liggen niet vast (daarom
verschil met economische ruil)
2. Samenwerking
o Eerst moet er tussen de interactiepartners een akkoord zijn over een
gemeenschappelijke doelstelling
o Navolgen van afspreken!
3. Conflict
o = een objectieve of subjectieve tegenstelling door een ongelijke
verdeling van schaarse en gewaardeerde middelen (materiaal of niet-
materieel)
4. Conformiteit
o = een interactie die verloopt volgens de betekenis die beide partners
toekennen aan de interactie
5. Machtuitoefening
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller omdo2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.