Ben jij een derdejaars geneeskunde student aan de RUG en en heb je geen zin om alle stof door te moeten nemen? Zoek vooral niet verder! Deze samenvatting, met veel handige tabellen en afbeeldingen, bevat een compleet overzicht van alle colleges en leerstof voor: Samenvatting thema 3.1.4 psychiatrie...
Farmacotherapie (antidepressiva, stemmingsstabilisatoren)..................................................................................... 33
Nieuwe behandelingen voor de psychiatrie .................................................................................................................. 42
,Psychische diagnosen
Dementie = de naam voor een combinatie van symptomen (een syndroom), waarbij de hersenen informatie niet
meer goed kunnen verwerken.
Delier = acute verwardheid. Tijdens een delier verliest iemand het contact met wat er om hem heen gebeurt.
Psychose/ psychosespectrumstoornissen
Psychosespectrumstoorniss
Psychose = en toestand waarbij iemand zijn grip op de realiteit kwijt is. Hij ziet of hoort soms dingen die er niet
zijn (hallucinaties) en is overtuigd van bepaalde ideeën die niet kloppen (wanen).
Hallucinatie = een zintuiglijke beleving die niet overeenkomt met wat er in werkelijkheid gebeurt.
Oorzaak:
- Genetische factoren (genetische variatie geassocieerd met dopaminereceptoren, glutamaterge
neurotransmissie en immuniteit)
- Omgevingsfactoren (bv. cannabisgebruik, opgroeien in een stedelijke omgeving, psychotrauma in de
kindertijd)
Symptomen: psychosesymptomen komen voor bij verschillende psychiatrische stoornissen.
- Wanen
- Hallucinaties
- Desorganisatie van het denken of gedrag.
Classificatie psychosespectrumstoornissen (DSM-5):
- Schizofrenie;
- Schizofreniforme stoornis;
- Schizoaffectieve stoornis;
- Waanstoornis;
- Kortdurende psychotische stoornis;
- Katatonie = syndroom wat gekenmerkt wordt door motorische symptomen, inactief gedrag
(terugtrekgedrag), opwinding en bizar (zich herhalend) gedrag.
- Psychotische stoornis door een middel/medicatie;
- Psychotische stoornis door een somatische aandoening.
Behandeling: antipsychotica, psycho-educatie en psychosociale en psychotherapeutische interventies.
Schizofrenie
Schizofrenie = stoornis van de waarneming (perceptie). Het behoort tot de
psychotische stoornissen.
- Kan gepaard gaan met langdurige handicaps.
- Psychotische recidieven komen vaak voor.
- Stigma is vooral geassocieerd met de perceptie van onbehandelbaarheid en dreiging, terwijl de meeste
problemen van mensen met schizofrenie goed te behandelen zijn, en agressie weinig voorkomt.
Cijfers:
- ±15-25 jaar na aanvang van de eerste psychose is ruim 60% van de patiënten de laatste 2 jaar psychosevrij.
- ±6% van de patiënten met schizofrenie komt om het leven door suïcide.
- Patienten met schizofrenie zijn vaker verslaafd aan middelen (> 75% van de patiënten rookt sigaretten).
o LET OP: Nicotine verlaagt de spiegel van antipsychotica en vermindert daardoor ook sommige
bijwerkingen van deze middelen.
2
,Incidentie: 16-30 jaar (jongvolwassen)
LET OP: de typische patiënt met schizofrenie is een jonge man met psychotische episodes. Psychotische episodes
worden afgewisseld met rustigere periodes in combinatie met cognitief functieverlies, slechte zelfverzorging en
cannabisverslaving.
Prevalentie: < 1% wereldwijd
Oorzaak: onbekend
- Basale kernen à ↑ dopamine
- Andere delen vd hersenen (vooral in de basale kwab): ↓ dopamine
LET OP: de 4 belangrijkste symptomatische pijlers van schizofrenie: positieve symptomen, negatieve symptomen,
depressieve symptomen (incl. Suïcidaliteit) en cognitieve symptomen.
Symptomen: duren minstens 6 maanden.
• Positief
o Positieve symptomen komen meestal in episoden voor, maar kunnen ook persisteren.
o Symptomen van een gestoord realiteitsbesef:
§ Hallucinaties = dingen zien, ruiken, voelen, horen of proeven die er niet echt zijn
§ Wanen = verkeerde gedachten of ideeën over gebeurtenissen in de realiteit.
o Cognitieve desorganisatie:
§ Gedesorganiseerd spreken of gedrag.
§ Formele denkstoornissen (onlogische verband en leggen en incoherentie)
• Negatief = het ontbreken of verminderd aanwezig zijn van psychische uitingen die normaal wel aanwezig zijn.
o Affectieve vervlakking (emotionele reacties zijn minder sterk/ afwezig)
o Initiatiefverlies
o Apathie
o Gedachtearmoede
3
, o Spraakarmoede (alogie) Factoren die worden geassocieerd met een
o Anergie (het ontbreken van fysieke energie) of sociaal- minder gunstig beloop van schizofrenie
terugtrekgedrag. - Een sluipend begin van de aandoening
- Afwezigheid van luxerende factoren
- Begin op jonge leeftijd
• Cognitief = symptomen van de aandacht, het geheugen, de
- Slecht premorbide functioneren
executieve functies en de sociaal-cognitieve functies. - Negatieve symptomen
o Vertraging van de informatieverwerkingssnelheid - Afwezigheid van depressiesymptomen
o Stoornissen van de aandacht en het werkgeheugen - Schizofrenie in de familie
o Verminderd verbaal en het visueel geheugen en leren
Hallucinaties = stemmen horen (meest voorkomend) à kritiek geven op de patiënt.
Imperatieve hallucinaties = opdracht geven aan de patient.
Betrekkingswanen = overtuigingen dat alledaagse gebeurtenissen een unieke betekenis hebben voor de patiënt.
Bizarre wanen = als onmogelijk waar kunnen zijn. bv. wanen afkomstig van de planeet Mars.
Incoherentie = als de gedachtegang van een patiënt niet te volgen is.
Criteria voor schizofrenie (naar de DSM-5)
A. Twee (of meer) van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een significant deel van de tijd
aanwezig is (of korter, wanneer succesvol behandeld). Minstens een van deze moet 1, 2 of 3 zijn:
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Gedesorganiseerd spreken (bijvoorbeeld frequente ontsporing of incoherentie)
4. Ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5. Negatieve symptomen (zoals affectieve vervlakking of initiatiefverlies).
B. Voor een significant deel van de tijd sinds het begin van de stoornis ligt het niveau van functioneren op een of meer
belangrijke levensgebieden, zoals werk, interpersoonlijke relaties of zelfverzorging, duidelijk onder het niveau van voor het
begin van de stoornis (of, als het begin tijdens de adolescentie ligt: het is niet gelukt om het verwachte niveau van
functioneren op interpersoonlijk gebied, op school en in de studie, en beroepsmatig te bereiken).
C. Symptomen van de stoornis zijn gedurende minstens zes maanden ononderbroken aanwezig. In deze periode van zes
maanden moet er minstens een maand (of korter wanneer succesvol behandeld) sprake zijn van symptomen die voldoen
aan criterium A, en mogelijk ook van prodromale of restsymptomen. Tijdens deze prodromale of restfase kunnen de
symptomen van de stoornis bestaan uit alleen negatieve symptomen, of uit een afgezwakte vorm van twee of meer van de
in criterium A genoemde symptomen (zoals vreemde overtuigingen, of ongebruikelijke zintuiglijke ervaringen).
4
,Behandeling:
- CGT, psycho-eductaie, gezinsinterventie
- Medicamenteus; 1e keus: antipsychoticum
o Als antipsychoticum niet effectief genoeg is: co-medicatie met 2e antipscyhoticum
o Haloperidol icm anticholinergica (bij ernstige extrapiramidale bijwerkingen)
o Clozapine (bij therapieresistente psychose)
Prognose:
- Recidieven of exacerbaties bij ±75% van de patienten
- Postieve symptomen zijn vaak goed te behandelen
- Negatieve symptomen blijven vaak bestaan
Schizofreniforme stoornis Schizoaffectieve stoornis
Kenmerken komen grotendeels overeen Een combinatie van een psychotische stoornis (schizofrenie) en een
met die van schizofrenie, maar bij de stemmingsstoornis.
schizofreniforme stoornis duren de
symptomen korter dan zes maanden.
Duur > 1 maand en < 6 maanden ≥ 2 weken
Criteria A. Voldoet aan criterium A voor A. Een ononderbroken ziekteperiode waarin een depressieve of
DSM-5 schizofrenie. manische stemmingsepisode aanwezig is gelijktijdig met
kenmerken uit criterium A voor schizofrenie.
B. Een episode van de stoornis duurt ≥ 1 B. Gedurende ≥ 2 weken gedurende de gehele duur van de ziekte is
maand, maar < 6 maanden. er sprake van wanen of hallucinaties in afwezigheid van een
depressieve of manische stemmingsepisode.
C. De symptomen die voldoen aan criteria voor een
stemmingsepisode, zijn het grootste deel van de actieve en
restfase van de ziekte aanwezig.
LET OP: het functioneren keert na het LET OP: wanneer patiënten alleen psychosesymptomen hebben
verdwijnen vd symptomen van de stoornis gedurende een depressieve en/of manische episode, is er dus geen
terug tot het premorbide niveau sprake van een schizoaffectieve stoornis maar van een
stemmingsstoornis!
Criteria voor de psychotische stoornis door een middel/medicatie (naar de DSM-5)
A. Aanwezigheid van een van de volgende symptomen, of beide symptomen.
1. Wanen.
2. Hallucinaties.
B. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, LO of laboratoriumuitslagen voor voor zowel (1) als (2):
1. De in criterium A genoemde symptomen zijn ontstaan tijdens of kort na de intoxicatie door ofonttrekking van een
middel, of na blootstelling aan een geneesmiddel, en:
2. Van het betreffende (genees) middel is bekend dat het de symptomen in criterium A kan veroorzaken.
5
, Criteria voor de psychotische stoornis door een somatische aandoening (naar de DSM -5)
A. Prominent aanwezige wanen of hallucinaties.
B. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, LO of laboratoriumuits lagen dat de stoornis het directe pathofysiologische gevolg is
van een somatische aandoening.
Waanstoornis
Waanstoornis (paranoia)
- Zeldzaam
- Vaak voelen patiënten zich tekortgedaan of benadeeld door instanties of door een partner. Het functioneren
van de patiënt buiten de 'invloedssfeer' van de waan is betrekkelijk normaal.
Waan = een fantasie die de betrokkene beschouwt als werkelijkheid. Wanen verschillen van hallucinaties: de
patiënt ziet en hoort tijdens een waan precies hetzelfde als iedereen, maar verbindt hier conclusies aan die
volstrekt uit de pas lopen met de werkelijkheid of algemeen geaccepteerde opvattingen.
Prevalentie: 0,03% van de bevolking, start 40 jaar (meestal), chronisch beloop
Criteria voor de waanstoornis (naar de DSM-5)
A. De aanwezigheid van een of meer wanen, met een duur van één maand of langer.
B. Aan criterium A voor schizofrenie is nooit voldaan. Hallucinaties, wanneer aanwezig , zijn niet prominent aanwezig en
hangen samen met het waanthema (bv. de tactiele sensatie van insecten in de huid bij een parasietenwaan of geluiden van
de achtervolgers bij een paranoïde waan).
C. Afgezien van de invloed van de waan (wanen) of de consequenties daarvan is het functioneren niet duidelijk beperkt en is
het gedrag niet onmiskenbaar vreemd of bizar.
Kortdurende psychotische stoornis
Kortdurende psychotische stoornis = minst ernstige psychosespectrumstoornis. Na korte tijd volgt volledig
herstel. Het is niet bekend hoe vaak deze stoornis voorkomt.
Behandeling: rust en ondersteuning en kortdurende behandeling met antipsychotica.
Criteria voor de kortdurende psychotische stoornis (naar de DSM-5)
A. Voldoet aan criterium A voor schizofrenie.
B. De duur van een episode is minstens één dag maar korter dan één maand, met uiteindelijk een vol ledige terugkeer naar
het premorbide niveau van functioneren.
Katatonie
Katatonie = een syndroom wat gekenmerkt wordt door motorische symptomen, inactief gedrag (terugtrek
gedrag), opwinding en bizar (zich herhalend) gedrag.
- Kan voorkomen bij een aantal psychiatrische stoornissen.
- Opvallende psychomotorische symptomen.
o Verminderde motorische activiteit
o Overmatige/ eigenaardige motorische activiteit (bv. motorische manierismen, stereotypieën of
grimasseren)
Criteria voor katatonie (naar de DSM-5)
A. Er is sprake van katatonie als drie (of meer) van de volgende symptomen op de voorgrond staan.
1. Stupor = geen psychomotorische activiteit; geen actieve interactie met de omgeving.
2. Katalepsie = het passief laten innemen van een houding die tegen de zwaartekracht in wordt volgehouden.
3. Wasachtige buigzaamheid = lichte, gelijkblijvende weerstand tegen het in een andere houding plaatsen door de
onderzoeker.
4. Mutisme = nauwelijks of geen verbale respons (uitsluiten wanneer afasie is vastgesteld).
5. Negativisme = verzet tegen, of geen reactie op instructies of externe stimuli.
6. Poseren = spontaan en actief vasthouden van een houding tegen de zwaartekracht in.
6
, 7. Motorische maniërismen = vreemde, overdreven karikaturen van normale handelingen.
8. Motorische stereotypieën = repeterende, abnormaal frequente, niet-doelgerichte bewegingen.
9. Agitatie, niet onder invloed van externe stimuli
10. Grimasseren =g emaniëreerde, bizarre, overdreven bewegingen van de gelaatsmusculatuur die automatisch tot stand
lijken te komen.
11. Echolalie = anderen napraten.
12. Echopraxie = bewegingen van anderen nadoen.
Verslaving
Middel gerelateerde en verslavingsstoornissen
- In de algemene bevolking zijn de stoornissen in het gebruik van tabak, alcohol en benzodiazepinen het meest
prevalent.
- Drinken en slikken zijn in principe minder verslavend zijn dan roken of spuiten: hoe sneller een stof in de
hersenen komt, hoe groter het risico op controleverlies.
Kernsymptomen:
- Psychische afhankelijkheid (hunkering}
- Verlies van controle (over gebruik, gokken)
- Lichamelijke, psychische en sociale gevolgen
LET OP: bij de meeste producten zijn intoxicatie en onttrekkingssymptomen elkaars spiegelbeeld (bv. sedatie
versus agitatie bij benzodiazepinen).
Typen middel gerelateerde stoornissen en verslavingsstoornissen (DSM-5):
- Stoornissen in het gebruik van een middel;
- Gokstoornis;
- Stoornissen door een middel/ medicatie.
- Je onderscheidt de volgende stoornissen door een middel/ medicatie:
o Intoxicatie door een middel/medicatie;
o Onttrekkingssyndroom van een middel/ medicatie;
o Psychiatrische stoornissen door een middel/medicatie.
LET OP: Lichamelijke afhankelijkheid (tolerantie, onttrekkingssymptomen) is geen noodzakelijke voorwaarde voor
de classificatie stoornis in het gebruik van een middel.
De DSM-5 onderscheidt verschillende ernstgraden van stoornissen in het gebruik: licht, matig, ernstig.
Beloop:
Het natuurlijke beloop bij mensen in de algemene bevolking met een stoornis in het gebruik van alcohol of
cannabis is tamelijk gunstig, met een grote kans op spontaan herstel binnen 1-3 jaar. Bij mensen die zich met
een ernstige en langdurige verslaving bij de hulpverlening melden is er echter meestal sprake van een chronisch,
intermitterend beloop. Dit beloop kan wel in gunstige zin beïnvloed worden door behandeling.
- Verslaving aan tabak is een zeer hardnekkige aandoening met slechts een geringe kans op spontaan herstel.
- Verslaving aan alcohol en cannabis is gunstiger, stoppen is makkelijker dan stoppen met tabak.
- Over het natuurlijk verloop van de gokstoornis en de stoornis in het gebruik van cocaïne is nog maar weinig
bekend.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannekokhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.88. You're not tied to anything after your purchase.