Hierbij de samenvatting van het vak Accountancy zowel theoretisch als praktisch van prof Van den Abbeele. Als je deze samenvatting leert ben je er ongetwijfeld met gemak door!
H1: Boekhouden: definitie en situering
Doel boekhouden = informatie verstrekken over verschillende bedrijfscycli van de
onderneming
● Operationele cyclus = dagdagelijkse beslissingen, activiteiten
○ dagdagelijkse activiteiten van de onderneming bv. zaken aankopen/verkopen
op korte termijn, lonen uitbetalen
○ Meestal met rekeningen
■ Balans: “Vorderingen op ten hoogste 1 jaar”, “Schulden op ten
hoogste 1 jaar” en “Liquide middelen”
■ Resultatenrekening: “Bedrijfsopbrengsten” en “bedrijfskosten”
● Investeringscyclus = investeringen in vaste activa op lange termijn (niet dagdagelijks)
○ bv. machines die je aankoopt voor 5 jaar, gebouwen aankopen voor 20 jaar
○ Meestal met rekeningen
■ “Oprichtingskosten”, “Immateriële Vaste Activa”, “Materiële Vaste
Activa” en “Financiële Vaste Activa”
● Financieringscyclus = financiële plaatje, wijze waarop onderneming wordt
gefinancieerd
○ Meestal met rekeningen
■ Passief vd balans: “Kapitaal”, “Schulden op meer dan 1 jaar” en
“Schulden op ten hoogste 1 jaar”
■ Resultatenrekening: “Financiële kosten” en “Financiële opbrengsten”
Wat is boekhouden?
Boekhouden = verzamelen en verwerken (analyseren, meten en registreren) van
beslissingen en activiteiten binnen een organisatie overeenkomstig met
boekhoudprincipes/boekhoudrecht
Voor wie is accounting informatie relevant?
Informatie wordt gebruikt door:
● Externe gebruikers:
○ Aandeelhouders
○ Schuldeisers:
■ financiële instellingen
■ leveranciers
○ Andere zakenpartners: klanten, concurrenten, overnemers
○ Werknemers
○ Overheid
○ Maatschappij
○ Managers → is niet genoeg
● Interne gebruikers
○ Bedrijfleiders
○ Management
,Financieel boekhouden vs beleidsboekhouden
→ zie andere samenvatting
Boekhoudprincipes en wetgevend kader
Principes m.b.t. de fundamenten v/d boekhouding → 5
● Boekhoudkundige entiteit = alle boekhoudkundige gegevens beperken tot de
activiteiten van de onderneming zelf, dus geen privé-activiteiten zoals familiereizen
→ zaaktheorie = werk en privé apart
● Periodiciteit = alle rapporten moeten gemaakt worden op het einde van een vooraf
gedefinieerde periode (voorbije 12 maanden)
● Continuïteit (going concern) = we gaan ervan uit dat de onderneming minstens in
het komende boekjaar blijft voortbestaan
● Kwantitatief = alleen gegevens die op een objectieve wijze kwantificeerbaar zijn,
zullen worden opgenomen in het boekhoudkundige systeem
● !! Getrouw beeld = de boekhouding moet een getrouw beeld van vermogen, de
financiële positie en het resultaat vd onderneming zijn, mag niet misleiden
Principes m.b.t. de waarderingsregels → 9
● Geldwaarde-uitdrukking (money measurement) = men moet alle gegevens in
monetaire termen omzetten voor ze in de boekhouding worden opgenomen. Alles
wat je objectief kan kwantificeren moet je ook nog eens omzetten naar dezelfde
geldwaarde
● Historische kost = alle financiële gegevens moeten geregistreerd worden aan hun
historische kost, ze moeten gewaardeerd worden aan hun aanschaffingsprijs → gaat
objectiviteit bevorderen, alles waarderen aan historische kost
○ één uitzondering: als men niet meer kan uitgaan van continuïteitsbeginsel
● Realisatie = alle opbrengsten moeten geboekt worden op het moment dat die
rechten overgaan van de ene partij naar de andere partij, opbrengsten mogen pas
geboekt worden op moment dat de goederen of diensten geleverd zijn, NIET op
moment van bestelling → wordt vaak tegen gezondigd om cijfers op te krikken
● Overeenstemmingsprincipe (matching) = alle kosten die gepaard gaan met
bepaalde opbrengsten moeten in dezelfde periode geboekt worden
→ toerekeningsprincipe (realisatie en overeenstemming) = in welke periode we bepaalde
opbrengsten en kosten moeten opnemen
● Materialiteit = Het stelt dat eventuele onnauwkeurigheden op de jaarrekening van
een onderneming toelaatbaar zijn, indien deze niet van materieel belang zijn voor
belanghebbenden bv. geldwaarden en wisselkoersen moeten niet tot 10 cijfers na de
komma nauwkeurig zijn
● ! Voorzichtigheid = het gerapporteerde resultaat moet getrouw beeld geven van
realiteit, men mag kosten/schulden niet onderschatten en opbrengsten niet
overdrijven → voorzichtig zijn met boekhouden. Opbrengsten niet noteren als ze nog
niet gerealiseerd zijn
● Consistentie = boekhoudkundige keuzes mogen niet veranderen
● Volledigheid (full disclosure) = ALLE verrichtingen/activiteiten van de onderneming
rapporteren, elke activiteit registreren
○ Compensatieverbod = je mag niet omdat de ene onderneming iets bij je koopt
en je daar iets terugkoopt zeggen het is een nul… alles registreren
, ● Objectiviteitbeginsel = alles zo objectief mogelijk gaan registreren, probeer voor
alles bewijsstuk te leveren
○ Principe van verantwoordingsstukken
EXAMEN: stukje tekst, je moet afleiden welk principe geschonden werd
Verschillende soorten vennootschappen met verschillende
rapporteringsverplichtingen:
● Deze cursus: focus op de Naamloze Vennootschap (NV)
● Belangrijk om weten: er bestaan nog andere soorten vennootschappen:
○ Besloten Vennootschap (BV) → vroegere: BVBA
○ Coöperatieve vennootschap (CV)
○ Vennootschap Onder Firma (VOF)
○ Commanditaire Vennootschap (CommV)
○ Maatschap
→ komen aan bod in cursus “vennootschapsboekhouden”
Standaardmodellen voor de boekjaren die aanvangen VANAF 1 januari 2016
● Drie standaardmodellen:
○ Volledig model voor de ‘grote’ vennootschappen en al de beursgenoteerde
vennootschappen
○ Verkort model voor de kleine vennootschappen
○ Micromodel voor microvennootschappen
Micro-vennootschappen = kleine vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op datum van de
jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn + ze overschrijden niet meer dan één der
volgende criteria:
● Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10
● Jaaromzet, excl. BTW: 700.000 EUR
● Balanstotaal: 350.000 EUR
→ Een kleine, niet beursgenoteerde onderneming die gedurende 2 opeenvolgende boekjaren aan de criteria van
een microvennootschap beantwoordt, mag een micromodel gebruiken voor het opmaken en neerleggen van haar
jaarrekening
Kleine ondernemingen = deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst
afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijden:
● Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50
● Jaaromzet, excl. BTW: 9 000 000 euro
● Balanstotaal: 4 500 000 euro →Een niet beursgenoteerde onderneming die gedurende 2
opeenvolgende boekjaren klein is mag het verkort model gebruiken voor het opmaken en neerleggen
van hun jaarrekening
→Idem aan micro-vennootschap, maar toelichting iets uitgebreider
Middelgrote ondernemingen = bestaat niet in Belgische wetgeving
Grote ondernemingen = Indien zij, op datum van het laatst afgesloten boekjaar, meer dan één van de volgende
limieten overschrijdt:
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50
- Jaaromzet (exclusief btw): 9.000.000 EUR
- Balanstotaal: 4.500.000 EUR
→ Een onderneming die gedurende 2 opeenvolgende boekjaren 'groot' is of die beursgenoteerd is, moet het
volledig model gebruiken voor het opmaken en neerleggen van haar jaarrekening
,H2: Basisaspecten van boekhouden
1. Boekhouden: enkele definities
Boekhouden = noteren van gevolgen van beslissingen en activiteiten overeenkomstig
boekhoudprincipes en boekhoudrecht
De boekhouding = het concretiseren van boekhouden in boeken, fiches,
bestanden,…
De jaarrekening = periodieke synthese van de registratie
● Enkelvoudige jaarrekening (kleine onderneming) = een jaarrekening van één
onderneming, één rechtspersoon
● Geconsolideerde jaarrekening (grotere ondernemingen) = een jaarrekening maken
voor verschillende ondernemingen die samen één groep vormen. De groep moet
voor elke onderneming een enkelvoudige jaarrekening neerleggen + een
geconsolideerde jaarrekening voor de hele groep
Aan welke informatie is er nood bij jaarrekening?
● Staat (overzicht) van de bezittingen en de schulden ⇒ BALANS = we nemen foto op
één specifiek moment v/d onderneming bv. balans opgesteld op 1 januari
● Opbrengsten en kosten ⇒ RESULTATENREKENING = overzicht van opbrengsten
en kosten over een bepaalde periode bv. in het jaar 2020
● Additionele informatie ⇒ TOELICHTING bv. hoeveel investeringen minder waard
zijn geworden
Jaarrekening bestaat uit balans, resultatenrekening en toelichting bij kleine ondernemingen.
Bij grote ondernemingen ook bv. jaarverslag
2. Stelsels van boekhouden
Cash-based accounting
= Cameralistisch of kasboekhouden
Boekhoudmethode waarbij we opbrengsten en uitgaven gaan herkennen op het moment dat
er contanten worden ontvangen of uitbetaald
+ voordelig
+ goedkoop
bv. handig voor studentenverenigingen
Accrual-based accounting
Boekhoudmethode op basis van transacties waarbij inkomsten worden opgenomen op het
moment dat inkomsten worden verdiend en kosten worden geregistreerd op het moment dat
er een verplichting wordt aangegaan. Het staat volledig los van wanneer contanten worden
ontvangen of betaald.
Enkel boekhouden (volstaat voor kleine ondernemingen bv. eenmanszaak met beperkte
omzet (minder dan 500.000 omzet per jaar)
● Financieel dagboek:
○ Kasboek = alle geldstromen registreren die in en uit de kassa gaan
○ Bankboek = alles registeren dat van of op bankrekening komt
● Aankoopboek = registreert verschillende aankopen
● Verkoopboek = registreert verschillende verkopen
● Inventarisboek
, Voordelen Nadelen
Eenvoudige boekhoudmethode Beperkte diepgang enkelvoudige
boekhouding
→ info niet goed om te gebruiken voor
managementbeslissingen
Minder administratieve last (tijdsbesparing) Kan niet worden gebruikt als
beleidsinstrument
Gesloten karakter (geen openbaarmaking) Moeilijk monitoren financiële gezondheid
→ niet verplicht om jaarrekening op te onderneming
stellen
Perfect zelf te doen (geldbesparing) Beperkte bewijskracht bij geschil met fiscus
Dubbel boekhouden = elke verrichting krijgt een tegenboeking
- methode van boekhouden waarbij elke transactie of gebeurtenis op zijn minst op
twee verschillende manieren wordt geadministreerd. Elke transactie wordt hierbij
zowel aan de creditkant als aan de debetkant op een of meer grootboekrekeningen
geboekt.
Voordelen Nadelen
Info is diepgaander Meer complexe en moeilijkere manier van
registreren
Financiële gezondheid van onderneming is
beter op te volgen
Sterkere bewijskracht tegen fiscus
3. Enkele belangrijke uitgangspunten bij dubbel boekhouden
Grondregels voor het dubbel boekhouden:
a. Dual effect principle
● Dubbel Effect Principe = per boeking/gebeurtenis voor zelfde bedrag
debiteren (aan de linkerkant inschrijven) en crediteren (aan de
rechterkant gaan inschrijven)
= we gaan elke transactie dubbel inschrijven
● Debittotaal moet altijd gelijk zijn aan credittotaal
● Mogelijkheden:
○ Mutaties in activa
■ -B + B
○ Mutaties in passiva
■ -S + S
○ Stijging van activa, stijging van passiva
■ +B, +S
○ Daling van activa, daling van passiva
■ -B, -S
, b. Separate entity principle = entiteitsbeginsel
● Zaaktheorie of entiteitsbeginsel = de zaak is een zelfstandige eenheid met
bezittingen en schulden
● De zaaktheorie → gaat over de zaak/ onderneming
○ is een zelfstandige eenheid met bezittingen (B) en schulden (S)
○ is onafhankelijk van de eigenaar
● Boekhouding over B en S van onderneming
○ niet over het privévermogen van eigenaar
○ niet over andere organisaties/ondernemingen
c. Accounting equation principle = boekhoudkundige vergelijking
● Boekhoudkundige vergelijking = bezittingen B (assets) = eigen vermogen Se
(Capital) + vreemd vermogen Sd (liabilities)
● De zaak of onderneming:
○ heeft bezittingen: B
○ heeft deze gefinancierd: S
● Hoe gefinancierd?
○ Met eigen vermogen (Se) = de “schuld” van de zaak aan de eigenaars of
eigen middelen
○ Met vreemd vermogen (Sd) = de schuld t. a. v. derden bv. de bank,
leveranciers, fiscus
De zaak = de onderneming en leidt een volledig zelfstandig en onafhankelijk leven
UITGAVEN SCHULDEN
= kern van boekhouden: je kan enkel uitgeven wat je hebt!
4. De BalanS en boekhouden met opeenvolgende balansen
De balans = een foto of momentopname van het vermogen of het patrimonium op een
welbepaald moment (exacte datum!)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinekennes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.40. You're not tied to anything after your purchase.