Inleiding/algemeen
Landschappen gaan op elkaar lijken, waardoor de geschiedenis onherkenbaar wordt
Landschappen
Turfwinninglandschap bestaat uit veenkoloniën en oudere agrarische veenlandschappen waar plassen
ontstaan die worden drooggemaakt
Veen verdwijnt door afgraving of oxidatie, eronder zit vaak zand of zeeklei
Groeiende bevolking en technische ontwikkeling zet meer druk op het landschap men drukt een
grotere stempel op het landschap
We gaan van volledig zelfvoorzienend naar een oriëntatie op de markt: specialisering, intensivering,
commercialisering en globalisering
Economische geschiedenis van Nederland
- Vrijwel zelfvoorzienend: jager-verzamelaars hadden geen vaste woonplaats en een lage
bevolkingsdichtheid, toen de temperatuur toenam na de laatste ijstijd werd de
bewoonbaarheid ook beter
- Sedentaire landbouw, surplusproductie en ontwikkeling van steden
o Vaste woonplaatsen begonnen op löss- en daarna zandgronden waaruit mensen hun
omgeving gingen inrichten tot cultuurlandschap
o Door een productieoverschot ontstonden er handel, elites en steden uitbreiding tot
een hof en bureaucratie
- Overgang op naturale economie naar geldeconomie (5 e-14e eeuw)
o Er was vooral langeafstandshandel aan de kust en werd gebruik gemaakt van natura
i.p.v. muntstukken door gebrek aan edelmetalen, waardoor grond erg belangrijk werd
Hof- en leenstelsel speelde hierbij een rol
o Geldeconomie: centralisering specialisering i.p.v. zelfvoorziening ontstaan van een
handelsnederzetting en een netwerk van steden
- Stad en platteland hadden een open handelseconomie in de 14 e-20e eeuw bevolkingsgroei
en uitbreiding van het cultuurlandschap
- Intensivering en structuurverbetering van 1945 tot 1970 omdat men de voedselschaarste
wilde opheffen en de kosten voor de voedselproductie wilde reduceren door intensivering,
specialisering en ruilverkavelen
- Natuur, milieu en landschap (1970-heden)
o Intensieve landbouw die leidt tot milieuschade
o Productieoverschotten slecht voor de prijs
o Scheiden functies van grondgebruik
Belang van het landschap: identiteit, recreatie, economie, water, landbouw, diversiteit en erfgoed
Geologie in de geschiedenis
- 9000BC: zand, steppe, jagers, vissers en verzamelaars
- 3850BC: zeespiegel- en grondwaterstijging; veen, klei en strandwallen; moeras en gemengd
loofbos jagers, vissers en verzamelaars aan de kust, maar hoger de start met landbouw
- 1500BC: zeespiegel- en grondwaterstijging; veen, klei en strandwallen; moeras, gemengd
loofbos; gemengd bedrijf en gehuchten
- 100AD: kusterosie, klei, moeras, gemengd loofbos en landbouw; gemengd bedrijf,
intensivering, eerste steden (handel) en turfwinning
, - 1500AD: kustafslag, klei, moeras, landbouw en ontbossing; steden, handel, specialisatie,
waterhuishouding, turfwinning, polders en dorpen
- 1850AD: droogmakerijen, stuifzand, landbouw, steden en dorpen, heide en moeras
- Nu: verstedelijking, ontginning, bebossing en intensivering
Geschiktheid van landschap voor bewoning
- Waterhuishouding: drinkwater of risicofactor
- Stevigheid: ondergrond voor woning en infrastructuur, bewerken voor landbouw
- Voedsel: bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit
- Brandstof: hout of turf
Functies: landbouw (gras), jacht (eendenkooi), bedrijventerrein, natuur (moeras), waterberging/-
levering/perceelsgrens (sloot)
Redenen voor verandering: bevolkingsgroei, welvaart, consumptie, activiteiten (recreatie) en ideeën
over handel/zelfvoorzienend, natuur, leefomstandigheden, risico’s en globalisering
Historische karakteristieken v/h veenlandschap: veeteelt dichtbij steden, riet, regelmatige percelen en
bebouwing in lintdorpen, veel sloten, aanwezigheid van molens, gemalen, meren en droogmakerijen
Laagveen
- Agrarisch veenlandschap (800-1400)
o Landbouw op veen en oudste gestructureerde ontginningen: Cope
o Lange percelen
- Verveningslandschap (1300-1950)
o Turfwinning: trekgaten, zetwallen, meren (plassen)
Hoogveen: turfwinning, maar liggen erg afgelegen
Holoceen tot nu
9000 BC: zand; steppe
Jagers, vissers, verzamelaars
3850 BC: veen; klei; strandwallen
Zeespiegel- en grondwaterstijging
Moeras, gemengd loofbos
Kust: Jagers, vissers, verzamelaars
Hoger: start landbouw
1500 BC: veen; klei; strandwallen
Zeespiegel- en grondwaterstijging
Moeras, gemengd loofbos
Gemengd bedrijf, gehuchten
100 AD: klei
Kusterosie
Moeras, gemengd loofbos, landbouw
Gemengd bedrijf; intensivering; eerste steden; handel; turfwinning
1500 AD: klei
Kustafslag
Moeras, landbouw, ontbossing
Steden; handel; specialisatie; waterhuishouding; turfwinning; polders; dorpen
1850 AD: stuifzand
Droogmakerijen
Landbouw; steden en dorpen; heide en moeras
Duidelijke link geologie <> landgebruik
Geschiedenis
Droog Nat
Klei Akker Grasland
Veen Gras/akker Moeras
Zand Stuifzand/heide/bos Akke Heide/bos
r
Löss Bos Akke
r
, Zeeklei
Holocene zeespiegelstijging: afzetting klei en zand kwelders, kreken, strandwal en veenmoeras
Verschillen zuid-noord: helling pleistoceen zand, getij, golfslag, rivieren en sedimentaanvoer
Oude zeekleilandschappen
- Friesland en Groningen: terpdorpen op de kwelderrug
- Zeeland en Zuid-Holland: vluchtbergen op kwelderrug, fluctuaties bevolking
- Noord: terpen, grasland, oude kreken, concentratie bewoning, wegen volgens oude
kreekruggen, radiaal of chaotisch blokkenpatroon, veel sloten en kleine kavels
o Klei (weinig sedimentaanvoer), laag en nat, gras
- Zuid: landgebruik (gras, akker, fruitteelt), wegen volgens oude kreekruggen, concentratie
bebouwing, veel sloten, kleine schaal
o Onregelmatig, maar wel met richting
o Zavel (meer sedimentaanvoer), hoger en droger, gras, akkerbouw en fruit
Jonge zeekleilandschappen
- Akkerbouw: rijk, grote bedrijven
- Bebouwing langs dijken (hoogste deel) in lijnbebouwing
- Leeg en weids
- Noord: Lange en grote kavels met losse boerderijen langs de dijk, akkerbouw, sloten
- Zuid:
Samenvatting
- Oudland: kwelders met terpen onregelmatig, gras, schaalvergroting
- Nieuwland: polders regelmatig, akker, relatief weinig verandering
Noordelijk zeekleilandschap
Jonge landschappen
- Bedijking: losse dijken van terp tot terp gesloten dijkring landaanwinning
Oudere zeekleipolders → terpengebied
- Intensieve veeteelt en akkerbouw; is weids en open met terpen, dijken en een onregelmatige
blokverkaveling
- Wadden en kwelder: balans zeespiegelstijging en aanvoer sediment
- Bewoning op hoogste plekken: kwelderwallen en aanleg terpen
- Terpen, terpdorpen: doorgaande zeespiegelstijging: sedimentatie, ophoping en uitbreiding van
het land
Vorming van het landschap
- Zandondergrond waarop klei en zand is afgezet en veen is begonnen te vormen
- Stijgende zeespiegel door smelten van het ijs zet sedimenten af in getijdenbekkens in NL
- Moerassen en venen ontstaan
- Door kwelderwallen, kwelders en oeverwallen komt NL steeds minder vaak onder water
Ontwikkeling van het cultuurlandschap
- Bewoning sinds de 6e eeuw voor Chr.
o Eerst vooral landbouw, visserij en jacht
o Waren nog steeds overstromingen (klei werd nog steeds afgezet), wat regionaal
verschilt door plaatselijke opstuwing van het zeewater en waterlozing
Hierdoor ging men op de kwelderwallen dijkjes aanleggen en later het land
verhogen d.m.v. terpen (een dorpsterp had een centrale vijver)
o De afvoer van zeewater werd lastiger na een enorme bevolkingsgroei in de Romeinse
tijd, waardoor het gebied moerassig werd en mensen zich verplaatsten
o Uiteindelijk waren er door een gemeenschappelijke dijk geen terpen meer nodig
- Economie
o Veeteelt, akkerbouw, visserij en handel noodzaak en gunstige ligging
o Er waren handelscentra en vaarroutes grenzend aan het Romeinse Rijk waar
verschillende handelaren van verschillende terpen bijeenkwamen
o Vooral doorvoerhandel, maar er was ook export van veeteelt en akkerbouw)
o Terpen werden afgegraven door mestgebrek in het zandgebied
- Kerken en kloosters eind 7e eeuw werden midden op de terp gebouwd
o Kloosters hadden vaak grootgrondbezit wat economisch en politiek gunstig was
- Waterstaat