In dit document vindt je een beknopt overzicht van alle belangrijke personen/stromingen/theorieën van college 1 t/m 14. Alle voorbeelden, plaatjes en lappen tekst uit de colleges zijn eruit gefilterd waardoor alleen de harde kern van de stof overblijft die je moet kennen voor het tentamen!
Beknopt overzicht personen/stromingen college 1 t/m 8
Socrates
• Stroming: scepticisme
• Socrates stelde vraagtekens bij de gevestigde opvattingen. Hij stelde dat omdat je
niet kan uitleggen waarom iets is, je niet zeker kan concluderen dat je iets zeker
weet.
• Het scepticisme stelt de conclusie dat we niks zeker weten.
Plato
• Stroming: rationalisme, nativisme
• Theorie van ingeboren ideeën:
o Wanneer je geboren wordt heb je alle kennis al. Als je iets nieuws leert dan is
dat eigenlijk niet iets nieuws maar je herinnert je iets, leren is herinneren
(anamnèsis). Echte kennis is epistème en doxa is een overtuiging/mening.
Volgens Plato is kennis een ware en gerechtvaardigde overtuiging.
• Twee wereldentheorie:
o Alles wat echt is, is onveranderlijk. Als je kennis wilt hebben over hoe dingen
zijn, over hoe de wereld is, dan moet je kennis hebben over de
onveranderlijke wereld. Wanneer je zintuigen gebruikt als bron van kennis,
kom je niet verder dan mening (doxa). Dit is geen echte kennis.
o Plato verdubbeld daarom de wereld. Enerzijds is er de wereld van de
verschijnselen, dit is de wereld die wij waarnemen (veranderende wereld).
Hier kan je geen kennis van hebben want dingen veranderen de hele tijd.
Daarom moet er een wereld zijn waar alles steeds hetzelfde blijft: de wereld
van de ideeën/vormen. Dit is de echte wereld.
o Een concept (de idee) van bijvoorbeeld een stoel zitten als onveranderlijke
dingen in de ‘echte’ wereld (onveranderlijke wereld) en dit is de wereld van de
ideeën/vormen. De wereld zoals we die waarnemen (de veranderende
wereld), is een schaduw van de ideeën wereld.
• Proces van anamnèsis:
o Met je zintuigen kan je geen echte kennis verkrijgen van de wereld. Je moet
dit met je verstand doen. Een idee/concept bestaan onafhankelijk van ons (in
de ideeënwereld). Onze ziel is daar al een keer geweest en heeft alle ideeën
aanschouwt, onze ziel heeft dus alle echte kennis al. Dit is dus kennis van de
onveranderlijke dingen. Bij de geboorte zijn we echter alles vergeten.
o Die ideeën moet je je dus weer gaan herinneren. Leren is eigenlijk herinneren.
Dus, kennis verwerven is ideeën herinneren. Volgens Plato worden mensen
dus geboren met alle kennis (nativisme). Je moet je ratio gebruiken om deze
kennis weer te kunnen herinneren, dan heb je echte kennis verworven. Denk
aan het voorbeeld wat Plato geeft over de slaaf die vierkanten in het zand
tekent.
Aristoteles
• Stroming: empirisme
• Aristoteles verwerpt Plato’s theorie over de twee werelden. Er is volgens Aristoteles
maar 1 wereld en die is met zintuigen waar te nemen. Aristoteles verwerpt ook Plato’s
theorie over ingeboren ideeën. De mens is een tabula rasa.
• Inductie:
o Inductie is op basis van een aantal waarnemingen waarin A B is, of A op B
volgt, concluderen dat A altijd B is, of op A altijd B volgt. Bij inductie
generaliseer je dus. Bijvoorbeeld: alle raven zijn zwart.
o Op basis van je zintuigen kan je alleen van individuele gevallen zeker zeggen
dat je iets weet. Daarom komt Aristoteles met een tweede stap: je moet via
1
, onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest inzien dat dingen als ‘alle
mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijke waarheden zijn. Dit noemt hij intuïtieve
inductie (inzicht).
o Bijvoorbeeld: je hebt gezien dat 10 mensen sterfelijk waren, je hebt ze zien
sterven. Ik concludeer nu dat alle mensen sterfelijk zijn. Heb ik dit met mijn
zintuigen waargenomen, dat alle mensen sterfelijk zijn? Nee. Kan ik dit dus
rechtvaardigen door een beroep te doen op die zintuigen? Nee. Ik moet het
dus rechtvaardigen door te zeggen dat ik dat met mijn verstand/ratio inzie. Het
is dus iets intuïtiefs. Dit is een rationalistisch element in Aristoteles
epistemologie.
• Men veronderstelde dat Aristoteles zijn goede verstand had verkregen van God. In de
middeleeuwen was het werk van Aristoteles en de Bijbel in overeenstemming en dit
stelde je niet ter discussie. Alles ontstaat en vergaat. Dit moet ooit ergens als eerste
begonnen zijn bij wat Aristoteles noemt de onbewogen beweger (God).
• Aristoteles wilde kennis over de natuurlijke wereld en deed dit door te observeren. Hij
was tegen het uitvoeren van experimenten want deze zouden ingaan tegen de
natuurlijke wereld. Met manipulatie zou je ingaan tegen de natuur der dingen. Gevolg
hiervan was dat tijdens de middeleeuwen de filosofie en wetenschap stil stonden.
Francis Bacon
• Stroming: empirisme
• Bacon kwam met een nieuwe methode. Volgens Bacon moeten we de empiristische
methode gebruiken en juist wel experimenten uitvoeren. Ook stelt hij dat we inductie
moeten gebruiken. Dit is een mix van waarneming en verstand.
• We moeten onze epistemologische vooroordelen opgeven. Deze zijn hardnekkig.
Bacon spreekt ook wel van idols of van false conceptions die mensen hebben. Deze
vooroordelen staan in de weg bij het verwerven van kennis:
o Idols of the tribe: vooroordelen die we als mens hebben (menselijke
denkfouten zoals illusies).
o Idols of the cave: vooroordelen die we hebben omdat we tot een bepaalde
(culturele) groep behoren.
o Idols of the marketplace: vooroordelen die we hebben omdat we er over
kunnen praten, denken dat een woord ergens naar verwijst omdat we er een
woord voor hebben.
o Idols of the theatre: vooroordelen die we hebben omdat autoriteiten zeggen
dat het zo is.
Descartes
• Stroming: rationalisme
• Descartes wilde kennis over de wereld zoals we die waarnemen. Waarneming is wel
van belang, maar je verstand/ratio is uiteindelijk de bron van kennis.
• Als je kennis wil hebben moet je 100% zeker zijn over iets. Twijfel is dus mogelijk. Het
idee is dat je begint met een fundament dat onbetwijfelbaar is en dat je een goede
methode moet hebben om je kennis op op te bouwen. Je moet een goed fundament
hebben, je uitgangspunt moet dan onbetwijfelbaar zijn volgens Descartes.
• Methode van de radicale twijfel:
o Descartes zegt dat als je aan iets kan twijfelen, je het niet zeker kan weten.
Descartes vroeg zich af of zijn eigen zintuigen wel te betrouwbaar zijn en
kwam tot de conclusie dat dit niet zo is. Empirie is dus ook geen goede
methode. Descartes vroeg zich vervolgens af of hij überhaupt wel bestond
want misschien hield de malin genie hem wel voor de gek en bestond de hele
fysische wereld niet.
o Descartes wist wel zeker dat hij niet kon twijfelen aan zijn eigen bestaan: ik
denk dus ik besta. Dit was duidelijk met de ratio bedacht waardoor
2
, Descartes een fundament voor zijn kennissysteem gevonden had
(rationalistisch fundament).
• Methode van helder en duidelijk inzicht:
o Hoe wist Descartes dat ‘ik denk dus ik besta’ elke keer waar was? Dit zag hij
helder en duidelijk in met zijn verstand. Echt rationalistisch dus. Van
overtuigingen kon Descartes nu laten zien dat ze waar waren door het gebruik
van helder en duidelijk inzicht.
o Descartes ziet helder en duidelijk in dat God bestaat. God bedriegt hem niet,
dus wanneer Descartes bedenkt dat er een fysische wereld is moet dit ook
wel echt zo zijn want God zou hem nooit bedriegen.
• Theorie van ingeboren ideeën:
o Descartes geloofde ook in ingeboren ideeën, maar niet dat alle ideeën
ingeboren zijn. Hij maakte een verschil tussen ingeboren ideeën, verworven
ideeën en verzonnen ideeën.
John Locke
• Stroming: empirisme
• Locke kaart een aantal dingen aan:
o Verwerping van ingeboren ideeën
§ Als empirist zijnde stelt Locke dat er geen ingeboren ideeën bestaan.
Je wordt geboren als een tabula rasa.
§ De rationalisten stellen dat je ingeboren ideeën bij iedereen aantreft en
dit kan je alleen maar verklaren door het feit dat deze ideeën dan
ingeboren moeten zijn. Locke betwijfelt dit. Hij stelt dat universele
principes ook anders verklaard zouden kunnen worden. Locke stelt dat
deze ideeën bijvoorbeeld ook vroeg in het leven verworven zouden
kunnen worden. Iemand zou jou bijvoorbeeld als klein kind kunnen iets
kunnen vertellen. Dan heb je het dus gehoord of gelezen, en dus via je
zintuigen binnen gekregen. Ook stelt Locke dat er eigenlijk helemaal
niks te verklaren valt. De rationalisten zeggen wel dat iedereen die
ideeën heeft, maar dit is helemaal niet. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor
morele waarden. Als niet iedereen dezelfde morele waarden heeft,
hoef je die waarden ook helemaal niet te verklaren.
o Formulering empiristisch principe
§ Waar komt kennis vandaan? Volgens Locke komt dit van de ervaring.
Dus de ervaring die je krijgt wanneer je je zintuigen gebruikt. De
ervaring kan van de waarneming komen en van reflectie (interne
waarneming).
o Categorisering der ideeën
§ Volgens Locke kan je dus ideeën verwerven, kennis opdoen. Locke
maakt een onderscheidt tussen enkelvoudige ideeën en
complexe/samengestelde ideeën. Enkelvoudige ideeën zijn ideeën
die je niet meer kan splitsen, ze bestaan niet uit meerdere ideeën
(bijvoorbeeld zoetheid, de kleur geel). Een complex/samengesteld idee
bestaat uit meerdere dingen. Denk bijvoorbeeld aan een schilderij
(verf, kleur, lijst etc.).
o Ideeën onderscheiden van kwaliteiten
§ Locke onderscheidt ideeën van kwaliteiten. Ideeën zitten in je hoofd en
kwaliteiten zitten in de wereld. Enerzijds bestaan er primaire
eigenschappen/kwaliteiten. Dit zijn eigenschappen van de dingen
zelf en zijn hiermee onafhankelijk van de waarnemer (bijvoorbeeld het
water is 18 graden). Anderzijds heb je ook secundaire
kwaliteiten/eigenschappen. Dit zijn eigenschappen die bestaan bij
gratie van de waarnemer (bijvoorbeeld of het water koud of warm is).
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SophiePsychology. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.