College 1 & 2
Paragraaf 1.5 – 1.7
Er zijn verschillende typen gebruikers:
1. Experimentele gebruiker: in eerste plaats nieuwsgierig naar het effect. Het
gebruik blijft beperkt tot maximaal enkele keren en in het gebruik zit geen
vast patroon. In een enkel geval kan een experiment gevaarlijk zijn,
bijvoorbeeld bij een zwangerschap;
2. Recreatieve gebruiker: kent de effecten al en wil deze doelbewust ervaren.
In het gebruik zit nog geen regelmatig patroon. Het vindt onregelmatig
plaats en heeft geen negatieve gevolgen voor het leven van de gebruiker;
3. Gewoontegebruiker: gebruikt volgens een bepaald patroon. Elke dag, elk
weekend of iedere keer als hij uitgaat wordt er gebruikt. De gebruiker heeft
controle. Een begin van verlangen naar de drug kan ontstaan als op het
geplande tijdstip niet gebruikt kan worden maar dit verlangen is nog
makkelijk te overwinnen. Het gebruik heeft geen gevolgen voor het leven
van de gebruiker;
4. Excessieve gebruiker: gebruikt veel en regelmatig. Het gebruik heeft
duidelijk gevolgen voor school, werk, relaties en gezondheid. Ondanks deze
negatieve consequenties gaat de gebruiker door met het gebruik, er begint
ook een duidelijk verlangen naar drugs te ontstaan;
5. Verslaafde gebruiker: verlangt naar gebruik, hieraan kan bijna geen
weerstand geboden worden. Het gebruik roept steeds meer problemen op,
desondanks gaat hij toch door. Het gebruik van drugs neemt steeds meer
tijd in beslag en gaat het dagelijks leven overheersen. Soms probeert de
gebruiker te stoppen, maar meestal mislukt dit.
Om de hersenen te kunnen bereiken moeten drugs eerst in de bloedbaan komen.
De snelheid waarmee drugs de hersenen bereiken bepaalt het verslavend effect.
De snelheid van het effect hangt af van waar de drugs terechtkomen: eerst in de
grote of meteen in de kleine bloedsomloop. De grote bloedsomloop voorziet alle
organen van zuurstof. De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat het bloed weer
zuurstof opneemt. Het loopt van het hart, naar de longen en weer terug, dit duurt
ongeveer een minuut.
Drugs kunnen op verschillende manieren in het bloed komen:
- Eten, drinken, slikken: drugs als alcohol, amfetamine, xtc en slaap- en
kalmeringsmiddelen kunnen worden gedronken, gegeten of geslikt. De drugs
komen via de mond, maag en darmen in het bloed terecht. Na de darmen
passeert het bloed de lever, daar wordt een deel afgebroken (first-pass
effect). Na de lever gaat het bloed naar het hart. Het hart pompt het bloed
naar de longen en weer terug (kleine bloedsomloop). Dan pompt het hart het
bloed met de drugs naar alle organen, waaronder de hersenen (grote
bloedsomloop). Dit duurt dus zo’n 20-30 minuten.
- Roken/inhaleren: drugs als tabak, cannabis, heroïne en basecoke kunnen
gerookt of geïnhaleerd worden. De totale dosis wordt dus niet in een keer
genomen. De stoffen komen bij roken via de longblaasjes in het bloed terecht,
de stoffen zitten dan meteen in de kleine bloedsomloop zonder eerst de lever
te passeren. Het hart pompt het bloed vervolgens naar alle organen. Roken of
inhaleren is de snelste methode om de effecten van drugs te voelen, dit is al
na zo’n zeven tot tien seconden;
,- Spuiten: drugs als heroïne, cocaïne en amfetamine kunnen door spuiten in
een ader in de bloedbaan gebracht worden. Het is ook mogelijk om in de
spieren of direct onder de huid te spuiten. De hele portie wordt vaak in een
keer genomen, hierdoor treedt er vaak een intense flash op die volgens
gebruikers te vergelijken is met een seksueel orgasme. Er is echter wel een
groot risico op een overdosis, ook kunnen er allerlei onzuiverheden direct in
de bloedbaan komen. Bij spuiten gaat de drug via de aders naar het hart. Dan
doorloopt het eerst de kleine bloedsomloop, vervolgens de grote
bloedsomloop. De effecten treden na vijftien tot dertig seconden op. Bij
spuiten in de spier of direct onder de huid komen de effecten na drie tot vijf
minuten;
- Snuiven: cocaïne wordt gesnoven, het lost in het neusslijmvlies op waarna het
in de bloedbaan terechtkomt. Het bloed gaat naar het hart, door de kleine
bloedsomloop naar de hersenen. De effecten treden na enkele minuten op;
- Absorberen via de huid: nicotine kan bijvoorbeeld via nicotinepleisters door de
huid in het bloed terecht komen, dit wordt dan voor lange tijd gelijkmatig
afgegeven. De effecten treden pas na één tot twee dagen op.
Eenmaal in de bloedbaan opgenomen bereiken de drugs via de bloedsomloop elk
orgaan, weefsel en lichaamsvocht. Daar worden ze genegeerd, opgeslagen,
afgebroken door de lever of ze beïnvloeden de werking van het orgaan. De
effecten van alcohol en drugs zijn afhankelijk van de hoeveelheid bloed en de
doorbloeding van de organen. De wanden van de bloedvaten in de hersenen
hebben als bescherming een dubbele cellaag, deze laat alleen bepaalde stoffen
door. Dit is de bloed-hersenbarrière. Alcohol en drugs kunnen deze wand wel
passeren.
Alcohol en drugs beïnvloeden de werking van de zenuwen wanneer ze in de
hersenen zijn aangekomen. Drugs beïnvloeden de prikkeloverdracht tussen de
zenuwen. Zenuwen geven via chemische stofjes signalen aan elkaar door, dit zijn
neurotransmitters. Drugs zorgen ervoor dat de neurotransmissie toe- of afneemt.
Vanuit de hersenen komen de drugs weer in het bloed terecht en worden
vervolgens door de lever afgebroken. De lever is het best voor te stellen als een
chemische fabriek die met allerlei stoffen de drugs afbreekt of de chemische
structuur ervan verandert. Bij elke drug gaat de afbraak anders, maar meestal
wordt de drug afgebroken tot een bepaalde stof die vervolgens weer afgebroken
wordt in andere stoffen. Soms verlaten stoffen ook onafgebroken het lichaam.
Van xtc en amfetamine wordt de helft onveranderd uitgescheiden.
Afbraakproducten kunnen ook werkzame stoffen zijn. Zo wordt heroïne
afgebroken tot morfine. Als een drug te snel wordt afgebroken, zijn de effecten
ook van kortere duur. Belangrijk factoren die van invloed zijn op de
afbraaksnelheid zijn:
- Leeftijd: de productie van enzymen in de lever die alcohol en drugs moeten
afbreken, neemt bij het ouder worden af;
- Etniciteit: Aziaten breken bepaalde stoffen slechter af dan blanken waardoor
zij eerder last hebben van een kater;
- Gezondheid: bij een zieke lever zal vanzelfsprekend de afbraak slechter
verlopen dan bij een gezonde lever;
- Sekse: vrouwen hebben sneller een hoger promillage dan mannen.
Halfwaardetijd is de tijd die het lichaam nodig heeft om de concentratie van een
stof in het bloed met de helft te verminderen. Bij cocaïne is de halfwaardetijd
ongeveer een uur. Bij xtc ongeveer acht uur, bij heroïne enkele minuten. Heroïne
,wordt eerst afgebroken tot morfine, hiervan is de halfwaardetijd twee uur. Bij
cannabis is het ingewikkelder: een deel van de werkzame stof THC wordt niet
afgebroken maar opgeslagen in het vetweefsel. Dit geeft het in kleine beetjes in
de loop van de tijd weer af, dit is zo weinig dat je dat niet merkt. In het bloed
bedraagt de halfwaardetijd dertig minuten, eenmaal opgeslagen in het
vetweefsel bedraagt de halfwaardetijd twee tot zeven dagen.
Na de afbraak door de lever worden de afbraakstoffen uitgescheiden. Dit gebeurt
door de nieren, ademhaling en transpiratie. De nieren zijn grote
zuiveringsinstallaties, de zuivering vindt plaats in zogenaamde nefronen, de
filters van de nieren. Een nefron bestaat uit een bekervormige kop met daaraan
een lange lusvormige buis. In de kop zit een
kluwen van bloedvaatjes. Door de bloeddruk
wordt vocht met allerlei stoffen, waaronder de
afbraakstoffen van drugs, door de wand van het
nefron geperst. Bloedcellen kunnen er niet
doorheen en blijven achter. Nuttige stoffen
worden verder in de afvoerbuis van het nefron
weer aan het bloed teruggegeven, terwijl de
afbraakstoffen en andere afvalstoffen via de
urinebuizen worden afgevoerd naar de blaas.
Bij testen op drugs wordt meestal getest op de
afbraakstoffen in de urine. Scoort men positief
op de afbraakstof, dan is er gebruik
aangetoond. Bij de meeste drugs kan twee tot
vier dagen na gebruik worden aangetoond dat
er gebruikt is, bij GHB is dat twaalf uur, bij
heroïne drie tot vijf dagen en cannabis is tot
drie weken aantoonbaar.
Gespecialiseerde laboratoria kunnen ook haar
testen. In haar zijn drugs tot negentig dagen na
gebruik aantoonbaar.
Het menselijke zenuwstelsel bestaat uit het centrale (hersenen en ruggenmerg)
en perifere zenuwstelsel (signalen van de buitenwereld). Het perifere
zenuwstelsel geeft de signalen door aan het centrale zenuwstelsel. Deze
interpreteert het signaal en zendt vervolgens allerlei boodschappen naar
verschillende delen van het lichaam. Het perifere stelsel bestaat uit een
willekeurig en een autonoom deel. Het willekeurige zenuwstelsel regelt de
bewegingen die de mens onder controle heeft. Het autonome zenuwstelsel regelt
de functies die de mens niet onder controle heeft: de werking van organen. Dit
bestaat uit een sympathisch en parasympatisch deel. Het sympathische deel
zorgt ervoor dat het lichaam goed reageert op stress of dreiging. Het
parasympatische deel brengt het lichaam weer in rust wanneer de dreiging
voorbij is. Cocaïne en amfetamine stimuleren het sympathische deel, heroïne het
parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel.
Verslaving kan gezien worden als een aandoening van de hersenen. Hierbij zijn
verschillende onderdelen van de hersenen betrokken. De hersenen bestaan uit
een oud primitief deel en een in evolutie ontwikkeld nieuw deel. Het oude deel
bestaat o.a. uit de hersenstam en middenhersenen. Het beloningscentrum is een
belangrijk onderdeel. Het nieuwe deel (neocortex) is het rationele deel van de
, hersenen. Het zorgt ervoor dat de mens informatie kan interpreteren, begrijpen
en beoordelen.
De hersenstam ligt tussen het ruggenmerg en de hersenen. Vanuit de
hersenstam worden vitale functies als ademhaling, hartslag, bloeddruk en slapen
bestuurd. De middenhersenen liggen vlak bij de hersenstam. Ze zijn betrokken
bij onbewust instinctief gedrag, emoties en stemmingen. Emoties als angst,
woede, dorst en honger ontstaan vanuit de middenhersenen.
Het beloningscentrum van de middenhersenen zorgt ervoor dat bepaalde
gedragingen met een prettig gevoel beloond worden. Dit zijn vooral gedragingen
die voor het voortbestaan van de soort van belang zijn. Doordat het gedrag met
een prettig gevoel beloond wordt, is de kans groot dat dit gedrag zich herhaalt.
Alcohol en drugs zijn ook in staat om het beloningscentrum op een zeer krachtige
manier te prikkelen. Deze beloning en de omstandigheden waarin gebruik wordt
vormen zeer krachtige herinneringen.
Bij het ontstaan van verslaving zijn van belang:
- Beloningscentrum: de mate waarin het beloningscentrum prettige gevoelens
kan oproepen verschilt per mens. Werkt het beloningscentrum minder goed
dan zullen extreme ervaringen zoals gebruik van drugs een grote invloed
hebben. Ze ervaren dan wel het prettige gevoel dat een ander al van
alledaagse activiteiten ondervindt. Werkt het beloningscentrum normaal, dan
zal de krachtige prikkeling van drugsgebruik een te sterk en dus negatief
effect kunnen hebben. Bepaalde genen kunnen verantwoordelijk zijn voor het
verminderd functioneren van het beloningscentrum. Ook door langdurig
drugsgebruik zal het beloningscentrum minder goed gaan functioneren.
- Geheugen: het positieve gevoel na gebruik en de situatie waarin het gebruik
plaatsvond, worden door de middenhersenen in het geheugen opgeslagen en
vormen zeer sterke herinneringen. Deze herinnering kan later een zeer sterke
trek of verlangen (craving) oproepen. Terugval in gebruik ligt dan op de loer.
- Nieuwe hersenen: een deel van de nieuwe hersenen heeft tot taak om
conflicten tussen verlangens en rationele overwegingen in goede banen te
leiden. De middenhersenen zullen geneigd zijn om aan het verlangen naar
alcohol en drugs toe te geven. De rede en rationaliteit van de nieuwe
hersenen zullen dit proberen te voorkomen, maar kunnen hier lang niet altijd
tegen op. Bij verslaafden functioneert het deel van de nieuwe hersenen dat
met deze interne conflicten moet omgaan minder goed. Dit kan verklaren
waarom de reactie van verslaafden vaak minder goed verloopt en verslaafden
geen weerstand kunnen bieden aan de impuls tot gebruik.
Alcohol en drugs verstoren de prikkeloverdracht tussen zenuwen. Het
zenuwstelsel bestaat uit miljarden cellen, deze staan met elkaar in verbinding.
Hierdoor kunnen signalen via een enorm breed vertakt netwerk doorgegeven
worden. De signaal- of prikkeloverdracht tussen de zenuwcellen verloopt via een
chemisch proces. Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam met enkele korte
uitlopers (dendrieten) en een lange uitloper (axon). Het axon van de ene cel
maakt contact met de dendrieten van de volgende cel. Tussen het axon en de
dendriet ligt een ruimte, dit is de synaptische spleet. Het contact tussen de
zenuwen vindt plaats met behulp van chemische stofjes, dit zijn
neurotransmitters. Deze zitten in kleine blaasjes aan het uiteinde van het axon
en kunnen van daaruit de synaptische spleet oversteken en zich hechten aan
bepaalde structuren van de dendriet of volgende cel. Dit zijn receptoren. Door de
hechting wordt het mogelijk de elektrische lading van de dendriet te veranderen.
Na hechting aan de receptor laat de neurotransmitter los en gaat terug naar de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller frederiquecrauwels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.