Bestuur en Economie:
Week 1: Hoofdstuk 1
Er zijn veel definitieproblemen over de term openbaar bestuur (hangt af v uitgangspunt)
Openbaar bestuur is publiekrechtelijk (alles staat in de wet), wordt betaald uit algemene middelen en
behartigt algemeen belang van de burgers (≠ voor iedereen goed goed groot deel samenleving)
Kennis en inzicht in het openbaar bestuur zijn pas mogelijk als dit wordt bestudeerd in samenhang
met de maatschappelijke context (overheid = synoniem openbaar bestuur)
Niet alleen overheid verricht maatschappelijke taken, ook het maatschappelijke middenveld
= maatschappelijke instellingen, vaak gefinancierd uit belasting/premie (geen winstoogmerk)
- Onderdeel van private sector!
Kenmerken openbaar bestuur NL
= constitutionele monarchie
= rechtstaat (legaliteitsbeginsel= overheid moet zich aan wetten houden+ grondrechten volk)
grondrechten om overheidsbemoeienis tegen te gaan!
= gedecentraliseerde eenheidsstaat (overheid delegeert)
Scheiding machten (Trias Politica)
Scheiding kerk en staat omdat er heel veel geloven zijn
Parlementair stelsel en directe democratie (= staatsorganisatie waar hoogste bestuursmacht
direct door volk gekozen is)
o Ministeriële verantwoordelijkheden
o Vertrouwensregel: ministers bij weinig vertrouwen verplicht af te treden
o Stelsel is dualistisch: volksvertegenwoordiging staat los van regering
o Kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging (geen juryrechtspraak!)
o In wettelijke zin geen kiesdrempel (komen later op terug)
Bevolking kiest geen bestuurders
Geen constitutioneel hof
WEL functioneel bestuur: bestuursorganen met beperkte wettelijke taken
taken wel steeds meer overgeheveld
NL heeft inclusief bestuur: veel partijen (want fragmentatie) moeten initiatief steunen
- Nadruk op draagkracht (soms gebrek daadkracht en mondige burgers)
- 6 CO’s: Coalitie, Collegialiteit, Compromis, Consensus, Coöperatie en Coöptatie (snelle
opname nieuwkomers)
Week 1: Hoofdstuk 2
Staat der Nederlanden is een rechtspersoon: staat is bevoegd om rechtshandelingen te verrichten.
WimLex staatshoofd van Koninkrijk der Nederlanden (met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten: Het
Statuut) worden vertegenwoordigd door gouverneurs
Kenmerken van een staat:
1. Specifiek grondgebied/territorium (hoeft niet aaneengesloten te zijn!)
2. Bevolking
3. Wettelijke ordening en bestuurlijke organisatie met gezag
(NL heeft grondwet, geweldsmonopolie en instanties met oa rechtspraak)
4. Staat is erkend door andere staten (waarmee je betrekkingen hebt)
lidmaatschap VN vaak teken van herkenning
1
, Lauren Kooyman
Soevereine staat = onafhankelijke staat die in het internationale recht gelijk is aan alle andere staten
Regering van Koninkrijk der Nederlanden: Raad v Ministers + Koning
Raad bestaat uit 3 door Koning benoemde ministers + 3 gevolmachtigde ministers (1 van elk eiland,
benoemd door regering daar)
Deze raad behandelt aangelegenheden voor de 4 landen
SG (= parlement = senaat + 2e kamer) vormt samen met de Regering de wetgevende macht
binnen kabinet is er één bewindspersoon (ministers/staatssecretaris) die zich bezighoudt met
koninkrijksrelaties (BZK: Ministerie BinL zaken en Koninkrijksrelaties)
Uitgangspunten grondwet (Thorbecke)
Grondwet (bestuursvorm + rechten) is geschreven, constitutie (staatinrichting) niet per se!!!
A. Parlementair stelsel
I. Koning is onschendbaar en ministers zijn verantwoordelijk
= Regel van ministeriële verantwoordelijkheid
II. Kabinet moet vertrouwen van minstens ½ 2 e kamer hebben (vaak in combinatie met
motie van wantrouwen
= Vertrouwensregel
B. Rechtstaat (= Staat dient zich ook aan het recht te houden)
I. Overheid handelt naar wetten
II. Trias Politica
III. Vrije en geheime verkiezingen
IV. Grondrechten garanderen burger een staatsvrije sfeer
V. Persvrijheid (media dient ook als waakhond)
C. Gedecentraliseerde eenheidsstaat:
I. Samenhang en coördinatie zorgen voor toezicht (eenheidsstaat), decentralisatie
draait om delegeren: autonomie en medebewind
II. Belangrijke begrippen binnen gedecentraliseerde eenheidsstaat
i. Autonomie: provincies en gemeenten hebben eigen bevoegdheden binnen
rechtsgebied
APV (algemeen plaatselijke verordening) verschilt per gemeente en zorgt
voor rechtspluralisme (niet in strijd met hogere regelgeving!)
ii. Medebewind: gemeenten handelen op sommige gronden in opdracht van
hogere regeling: “inhoud is vrij maar je moet wel regels hebben”
iii. Toezicht: controle van nationale overheid
lagere overheden houden rekening met de kans: repressief toezicht
(preventieve werking!)
Redenen voor samenwerking tussen ‘overheden’
Duidelijke taakverdeling is doelmatig en rechtvaardig
Problemen op lokaal niveau beter aan het licht gebracht
Problemen zijn wijdverspreid: vraagt om afstemming
o Soms ‘regionaal gat’ = ontbreken van bestuurslaag op bovengemeentelijk niveau
o Afstemming kan ook leiden tot negatieve gevolgen
Constitutie = geheel van elementaire geschreven en ongeschreven regels (grondwetten en
conventies) met betrekking tot de organisatie van een staat
NL kent territoriale indeling: bestuurslagen vrij binnen eigen gebied te handelen (open huishouden)
Huis van Thorbecke kent 3 bestuurslagen: (1) Rijksoverheid (2) Centrale overheid (3) Provincie &
Gemeenten. ( wens voor 4e laag die nog tussen provincie en gemeenten in zit)
2
, Lauren Kooyman
Maatschappelijk middenveld (civil society) = georganiseerde groepen burgers die vrijheid krijgen van
de overheid om hun zaken op te lossen (polderen!)
Hoofdstuk 3
Politieke stelsel van Nederland is een dualistisch parlementair stelsel
Dualisme: (1) wetgevende en uitvoerende macht zijn gescheiden ministers geen lid SG
(2) de machten houden elkaar in evenwicht letten op elkaar
Kroon = benaming voor de Nederlandse regering, opgesteld uit de koning en ministers
koning minder belangrijk door parlementair stelsel en ministeriële verantwoordelijkheden
Geen bepalingen over kabinetsformatie in grondwet
bepaald door gewoontes en politieke spelregels
vroeger benoemde koning (in)formateur, nu doet Kamer dat zelf na verkiezingen (door verkenner)
Belangrijke rollen
(1) Informateur onderzoekt na de verkiezingen mogelijkheden tot samenwerking (coalitie)
meestal van grootste partij, soms zijn er meerdere informateurs uit meerdere partijen
(2) Verdeling van de portefeuille = geheel van verwante beleidsterreinen en vraagstukken
waarvoor een bewindspersoon (minister/staatssecretaris) verantwoordelijk is
(3) Formateur = wordt premier, aangewezen door 2e kamer, die de vorming van het kabinet
afrondt door personen voor de portefeuille te zoeken
geeft resultaten pas aan het eind vrij
Taakverdeling formateur en informateur lift niet formeel vast. Kamer kan ze uitnodigen om
over keuzes te debatteren
(4) Ministers (vroeger dienaren koning; die is nu afzijdig)
o dragen ministeriële verantwoordelijkheid
= verantwoordelijkheid voor al het doen en laten van de onder hen vallende
ambtenaren en de volksvertegenwoordiging kan ze hierop aanspreken
leggen een eed af voor integerheid!
o Belast met leiding van ministerie/departement van algemeen bestuur
Ook ministers zonder portefeuille: hebben wel stemrecht in ministerraad
maar geen eigen ministerie (verlichten last Premier)
(5) Premier heeft bepaalde bevoegdheden:
o Hoofd ministerraad
o Zelfstandig vaststellen agenda van deze raad
o Deel van EU raad
Ministerraad (gezamenlijke ministers) is verantwoordelijk voor besluiten over algemeen
regeringsbeleid namens het kabinet (= ministers + staatssecretarissen)
- Ook te maken met onderraden (blijvend karakter) en ministeriële commissies (bestaat zolang
onderwerp actueel is)
A. Minister-president ook hier automatisch voorzitter, maar vaak in praktijk andere
minister (moet goedgekeurd worden door de Raad)
- Staatssecretaris ≠ deel van ministerraad
A. Kan wel vergaderingen bijwonen die zijn portefeuille betreffen. Hier heeft hij geen
stemrecht!
- Koning kan op voordracht van raad ‘Ministers van Staat’ benoemen = eretitel! (geeft advies)
Algemeen verbindend voorschrift = door de overheid vastgestelde regels die bindend zijn voor
burgers. Er zijn op het niveau van het Rijk 3 categorieën: Wetten, AMvB (Algemene Maatregelen van
Bestuur = een koninklijk besluit (=van de regering)!) en ministeriële regelingen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurenkooyman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.