Praktijkprobleem 1: Best interest of the
child
1. Wat is de achtergrondinformatie rondom adoptie?
1.1 Definitie
Adoptie= wettelijke plaatsing van achtergelaten, afgestaan of verweesde kinderen
binnen een adoptiegezin. Het omvat zowel risicofactoren als beschermende factoren
Dit kan gekenmerkt worden als een situatie met risico- en protectieve factoren.
o Een opeenstapeling van risicofactoren kan leiden tot minder optimale
ontwikkeling.
o Protectieve factoren kunnen een buffer zijn voor de negatieve risico’s en zorgen
voor veerkrachtige kinderen.
o Na de scheiding van hun ouders leven kinderen vaak in een instelling, na de
adoptie zijn er mogelijkheden voor inhaalslag (fysiek, gehechtheid en cognitie).
Risicofactoren:
- Tegenslagen van kinderen uit instituties
- Onvruchtbaarheid van ouders kan voor emotionele
schade zorgen
- Ouders moeten moeilijke beslissingen nemen
- Vaak niet begrepen door omgeving.
- Hoge SES
- Adoptie zelf: in vergelijking met kinderen die bij hun
biologische ouders wonen wel.
Beschermende factor:
- Leeftijd: meestal ouder stabiel huwelijk en financieel beter gesetteld.
- Vaak hoge tevredenheid over huwelijk en lagere internaliserende hechting
onveiligheid dus meer stressbestendig.
- Strenge procedure: Ouders die stress misschien niet aankunnen worden eruit
gehaald
- Goede voorbereiding en nazorg op ouderschap gehad.
- Steun van anderen verminderd stress in transitie naar ouderschap.
- Adoptie zelf: geadopteerde kinderen betere uitkomsten dan kinderen in lange
termijn pleeggezin, instituties of bij biologische ouders die hun kind niet willen.
- Sensitief ouderschap van ouders die zelf ook veilige hechting hebben onveilige
hechting van kind kan in 8 maanden naar veilige hechting veranderen.
(Juffer & Ijzendoorn, 2009)
Adoptie als risicofactor (in vergelijking met niet geadopteerde kinderen)
1. Epidemiological onderzoek oververtegenwoordiging in hulpinstanties.
,o Geadopteerde kinderen zijn zeer oververtegenwoordigd in de cijfers van de
psychische hulpinstanties. Vaak wordt dan de conclusie getrokken dat ze ook
meer psychische problemen hebben.
o Adoptieouders zijn eerder bereid om hun kinderen door te sturen.
Kan komen door hogere opleiding of salaris, of omdat ze er meer bekend
mee zijn geworden tijdens adoptieprocedure. Of omdat ze de problemen
serieuzer nemen.
2. Klinische onderzoeken meer probleemgedrag.
o Ze hebben een groter risico op leerproblemen. Ook worden ze vaak
geclassificeerd als neurologisch, perceptueel en emotioneel tekortkomend.
o Oververtegenwoordiging van externaliserende symptomen (ADHD), verzet en
substantiemisbruik.
3. Community-based vroeg of laat geadopteerd.
o In niet-klinische onderzoeken bleek dat geadopteerde kinderen meer
academisch, gedrags- en psychologische problemen hadden in vergelijking met
niet geadopteerd.
o Leeftijd van plaatsing leek daarin een modererende factor.
Risicofactoren kunnen leiden tot een minder optimale ontwikkeling van een kind,
beschermende factoren kunnen daarin een buffer zijn geadopteerde kinderen
kunnen meer tegenslagen en risico’s hebben in het begin van hun leven.
1.2 Demografische trends
Sinds eind jaren 60 zijn er ongeveer 35.000 buitenlandse kinderen geadopteerd.
- Ongeveer 600 per jaar
- Uit landen als: China, Colombia, Zuid-Afrika, Ethiopië, India en Haïti
Interlandelijke adopties nemen af door:
- Het Haagse Adoptieverdrag (1993) hierin staat het Subsidiariteitsprincipe:
Dit principe bepaald dat voor kinderen die een gezin nodig hebben, eerst moet
worden gezocht naar een familie in eigenland (binnen de familie,
pleegzorg…). Indien er geen familie gevonden wordt, kan er interlandelijke
adoptie plaatsvinden
- Special-needs: Kinderen met een beperking, in welke vorm van ook, worden
vaak niet geadopteerd in hun land van herkomst en daarom is er een toename
van interlandelijke adoptie van kinderen die extra ondersteuning nodig
hebben. Vaak liggen de kosten te hoog of religie gebonden
- Afname sinds 2006 van belangstelling adoptie , met name laatste paar jaar.
Wereldwijd neemt adopties ook af. Prognose in Nederland: op laag niveau
blijven.
- 80-90% van de adoptieouders is vaak ongewenst kinderloos en adopteert
daarom, de resterende groep adopteert wegens idealistische redenen.
Adoptieouders zijn gemiddeld wat hoger opgeleid en wat ouder dan
biologische ouders.
, - Bij interlandelijke adoptie mogen kinderen tot 6 jaar naar Nederland komen,
tenzij een ouder broertje of zusje meekomt met het geadopteerde kind.
(ministerie Veiligheid en Justitie, 2018)
Een ander voorbeeld van historische verandering heeft betrekking op de
herkomstlanden van geadopteerde kinderen.
- Sommige landen (Indonesië̈, Bangladesh) zijn gestopt met internationale
adopties in 1980. Roemenië̈ en China begonnen pas met internationale
adoptie vanaf 1990.
- Andere landen zijn doorgegaan met het plaatsen van kinderen voor
internationale adoptie sinds 1950(Korea) en 1970(India).
- De veranderende scenario’s van internationale adoptie kan zorgen voor grote
heterogeniteit in de achtergronden van kinderen en ervaringen van
institutionalisering.
Kinderen uit Roemeense of Chinese weeshuizen hebben waarschijnlijk de meeste
deprivatie, zoals voeding, cognitieve, sociale en emotionele deprivatie beïnvloedt
alle aspecten van de ontwikkeling.
1.3 Theorieën
Erikson (1963):
Zijn theorie stelt dat iedere nieuwe levensfase beïnvloed wordt door voorgaande
fases. Dit houdt in dat voorgaande ervaringen meegenomen worden. In verband met
adoptie zal de verdere ontwikkeling van het kind bij de adoptieouders mede
afhangen van de preadoptie situatie.
Bowlby (1982):
Hij ging verder op Erikson’s idee. In zijn gehechtheidstheorie stelde hij dat zowel
vroegere als huidige ervaringen een belangrijke rol speelden.
o Huidige functioneren van kind is uitkomst van zowel vroegere aanpassing van het
kind als van nieuwe ervaringen die later plaatsvinden.
Daarom belangrijke rol van vroege gehechtheidsrelaties die de latere
sociale ontwikkeling van kinderen beïnvloeden terwijl er tegelijkertijd
interne werkmodellen ontstaan die voortdurend bijgesteld worden.
o Longitudinale studies zijn van belang om deze theorieën te bewijzen/weerleggen.
De longitudinale studies van Leiden en Rotterdam beamen deze theorie.
- Vroegere ervaringen hebben invloed op latere leeftijd van de adoptiekinderen. Als
ze uit een weeshuis komen zijn ze vaak ondervoed, hebben ze achterstand op
cognitief, sociaal en emotioneel gebied. Echter zijn de laatste jaren de
weeshuizen er wel op vooruit gegaan.
Lewis (1997):
Hij zegt dat het gedrag van kinderen de context weerspiegeld waar het kind zich in
bevindt, dat wil dus zeggen dat vooral de huidige context invloed heeft op het kind en
niet echt de voorgaande ervaringen.
Kirk (1964):
Kirk ontwikkelde een theorie over hoe ouders op de behoefte van hun kind moeten
inspelen. Volgens hem is het cruciaal hoe een adoptiegezin met het kind
, communiceert over de adoptie. Hij zegt dat ouders er op twee manieren mee
omgaan:
- Erkenning van verschil: erkennen dat het kind verbonden is met twee families
en communiceren open over de dubbele identiteit en adoptie (meer bij families
die adopteren vanuit idealen)
- Ontkenning van verschil: barrières creëren die zorgen dat het onderwerp
adopties niet eerlijk besproken kan worden. Stroeve communicatie +
verschillen worden niet erkent vergroot kans op aanpassingsproblemen.
(meer bij families die geen kinderen kunnen krijgen)
Brodzinsky:
Verfijnt en nuanceert de theorie van Kirk en stelt dat extreme communicatiestijlen
steeds tot problemen leiden. BV: krampachtig benadrukken dat je een gezin bent
zoals een gezin met biologische kinderen is niet heilzaam. Steeds benadrukken hoe
anders je bent is evenmin. Hij gebruikt het begrip Insistence of difference: door het te
benadrukken van de verschillen, krijgt het kind mogelijk het gevoel dat hij/zij niet
thuishoort binnen het gezin.
(Willems & Starre, 2006)
Een gulden middenweg lijkt: Een plek waarin het adoptiekind zijn eigen
voorgeschiedenis en dubbele stam een veilige plek krijgt.
“Samenhorig samen zijn in verschil”
(Pinderhughes & Brodzinsky, 2019)
o - Bowlby (1982): hij
ging verder op Erikson’s
idee. In zij
gehechtheidstheorie
stelde hij dat zowel
o vroegere als huidige
ervaringen een
belangrijke rol speelden.
o Longitudinale studies
zijn van belang om deze
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marieooms. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.09. You're not tied to anything after your purchase.