Samenvatting van deel 1 van het boek Woorden en Daden, voor de cursus Ethiek CB2302 van de bachelor Algemene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit
Introductie
Ethiek
- Is het filosofisch vakgebied dat de morele componenten en de morele context van ons
handelen centraal stelt.
- Het heeft van oudsher een belangrijke plaats in de filosofie.
- Wordt ook wel aangeduid als praktische filosofie.
- Iedere cultuur of tijdperk kan verschillende opvattingen hebben over wat juist of
rechtvaardig is, of over wat het goede leven inhoudt.
Het woord ethiek is afgeleid van het Griekse woord ‘ethos’, wat gewoonte, zede, of
gezindheid betekend. De Latijnse vertaling ervan was mos, waarvan ‘moraal’ is afgeleid.
Moraal en ethiek betekenden vroeger dus precies hetzelfde.
Tegenwoordig:
- Moraal= geheel van door individuen, groepen of culturen geaccepteerde gedragsregels
Wordt in het boek opgevat over het geheel van waarden en daarvan afgeleide normen.
i) Waarden = abstracte, nastrevenswaardige voorstellingen van het goede, die door
een groep of cultuur worden gedragen. Ze zijn veranderlijk en soms ongrijpbaar.
ii) Normen = concrete afbeeldingen van waarden, gedragsregels, richtlijnen of
ordeningsprincipes die binnen een groep of cultuur gelden. Leggen ons impliciet
of expliciet verplichtingen op.
- Ethiek = het nadenken over moraal
Het is een systematische reflectie op wat ons moreel beweegt en op ons handelen.
- Descriptieve ethiek = zich bezighouden met de beschrijving van gewoonten, zeden,
normen en waarden, opvattingen van goed en kwaad, in een historische
maatschappelijke context zonder hier waardeoordelen over te geven.
- Normatieve ethiek = probeert te bepalen wat in een concreet geval de juiste beslissing
is, wat belangrijk is wel of niet te doen. Zoekt naar de rechtvaardiging en het
formuleren van waarden en normen. Deze ethiek is prescriptief.
- Meta-ethiek = een ethiek over de ethiek. Wil reflecteren op de aard van de normatieve
argumentatie.
Vooral de normatieve ethiek is belangrijk in dit boek.
De normatieve ethiek als wijsgerige discipline kent verschillende theorieën. Ethische
theorieën leggen de dieper liggende ideeën achter onze normen en waarden uit. Ze laten zien
dat waarden een intrinsiek belang hebben omdat zij als zodanig waardevol gevonden worden.
Ethische theorieën zijn gebonden aan tijd en plaats.
De normatieve ethiek kent verschillende tradities op grond waarvan handelingen worden
beoordeeld:
- Teleologische ethiek/ consequentialistische ethiek = in termen van doel,
respectievelijk de gevolgen van de handeling.
- Deontologische ethiek = op zichzelf aan de hand van de vraag of de handeling juist is
of verplicht, onafhankelijk van het doel en de gevolgen.
- Utilistische ethiek = kijkt vanuit het nut of onnut van de handeling naar de
consequenties ervan.
Opbouw
1. Hoofdstuk 1 : teleologische traditie. Aristoteles. Deugdethiek.
2. Hoofdstuk 2 : deontologische traditie. Nadruk op Kant, maar ook Rawls aan bod.
3. Hoofdstuk 3 : utilistische traditie. Mill.
, 4. Hoofdstuk 4 : metafysische traditie. Levinas.
Van iedere filosoof:
- De ethische positie systematisch gepresenteerd.
- De actualiteitswaarde van hun theorieën wordt besproken.
- Aandacht voor zowel de historische context als de hedendaagse verwerking van de
traditie.
- Reconstructie van de gedachtegang van de betreffende filosofen.
- Huidige relevantie van hun positie binnen de ethiek wordt geschetst.
5. Hoofdstuk 5: hoofdlijnen van de ethische theorievorming nog eens samengevat en
schematische gepresenteerd. Gaat om de typen van ethiek waarvan de vijf filosofen de
paradigmatische vertegenwoordigers zijn.
I De teleologische traditie: Aristoteles
Plaatsing van Aristoteles binnen de context van zijn tijd
Aristoteles (384-322 v.Chr) leefde aan het eind van de klassieke periode van het oude
Griekenland. In die tijd bloeien handel, wetenschap en cultuur in een groot gebied. Deze
tijd bevindt zich tussen de archaïsche periode en het tijdperk van het hellenisme.
Aristoteles idealiseerde de stadstaat als de meest geëigende context voor een moreel leven.
In tijden van gebrek aan duidelijkheid en stabiliteit kan men vroeger gaan idealiseren, maar er
kan ook een situatie ontstaan waarin de vraag naar wat termen als deugdzaam en rechtvaardig
betekenen. Die vragen worden sterker wanneer men ontdekt dat de vragen verschillend
beantwoord worden, afhankelijk van tijd en plaats. mensen gaan vragen stellen aan
‘kenners’. In deze tijd waren dat de sofisten, niet relativisten waren.
Socrates en Plato redden de ethische vragen van het relativisme.
Net als zijn leraar Plato, gaf ook Aristoteles niet-relativistische antwoorden op vragen over
wat een leven echt goed maakt. Maar hij neemt ook op bepaalde punten afstand van Plato.
De Ethica Nichomachea is Aristoteles’ belangrijkste boek over ethiek. Hierin geeft hij zijn
kritiek op Plato’s ‘idee van het goede’.
Aristoteles stelt dat we voor de ethiek niets hebben aan een metafysische verdediging
van het idee van het goede (al twijfelt hij eraan die überhaupt gegeven kan worden),
aangezien we in de ethiek zoeken naar het goede dat we in de praktijk van het leven
kunnen verwerkelijken. door kennis van ‘het goed op zich’ worden we geen beter
mens.
Karakteristiek en belangrijk in deze kritiek is dat Aristoteles’ nuchterheid en praktische
werkelijkheidszin doorschijnt; hij wil voor normale (ontwikkelde en gevormde) mensen
spreken. Ook blijkt hieruit dat de ethiek voor Aristoteles een aparte discipline geworden is.
Plaatsing van zijn ethiek binnen het oeuvre van Aristoteles
Kenmerken van het oeuvre van Aristoteles:
- Bij Aristoteles zijn, meer dan bij Plato, afzonderlijke disciplines al aanwezig.
- Er is grote aandacht voor empirisch onderzoek; ook in zijn praktische filosofie speelt
ervaring een belangrijke rol.
Naast ethiek komen ook enkele andere disciplines kort aan bod in dit hoofdstuk:
1. Fysica en metafysica; zijn van belang voor het teleologische kader van zijn ethiek.
2. Antropologie; geïmpliceerd bij de bepaling van het doel van de levenspraxis en de
wijze om dit doel te realiseren.
3. Retoriek; van belang voor de wijze waarop hij argumenteert in de praktische filosofie.
,Aristoteles noemt zijn Ethiek ook wel politieke wetenschap; het gaat voor hem namelijk meer
om de gemeenschap dan om het individu. Want als een gemeenschap het hoogste doel van het
menselijke leven bereikt is dat beter dan als enkel een individu dat bereikt. Daarnaast is het
die wetenschap (ethiek) die bepaald wie wat moet doen, en dus is de politieke wetenschap het
juiste domein voor wetenschap van het hoogste goed. En na de theorie moet de praktijk van
het goede leven volgen, dit is een kwestie van opvoeding, wat gebeurt in een gemeenschap
door middel van wetten.
De twee belangrijkste boeken over ethiek van Aristoteles zij de Ethica Nichomachea en de
Ethica Eudemia. Die eerste is de uitwerking van wat nog schetsmatig te lezen is in de tweede.
Methode van de aristotelische ethiek
Ondanks dat Aristoteles spreekt over een ‘wetenschap’ is het belangrijk te onthouden dat in
de ethiek niet te veel exactheid verwacht moet worden; het goede is niet voor iedereen op elk
moment hetzelfde. Ook gaat het in de ethiek niet om de kennis maar om het handelen; we
zoeken kennis in dienst van een verbetering van het leven.
Hierom is de ethiek qua methode aangewezen op een retorische bewijsvoering.
Twee noodzakelijke condities voor een retorisch verantwoord betoog volgens
Aristoteles: ethos van de spreker (zijn betrouwbaarheid) en pathos van de toehoorders
(hun ontvankelijkheid). wie niet als voldoende gevormd is kan niet succesvol de
lessen over ethiek volgen. Ethische kennis gaat uit van principes die ons al bekend
zijn.
De normatieve ethiek doet een onvermijdelijk beroep op een moreel voor-weten.
Uiteenzetting van de ethiek van Aristoteles
Doel
De ethiek van Aristoteles is een deugdethiek, ingekaderd in een leer over het geluk als doel
van het menselijk leven.
Aristoteles ethiek is een teleologische ethiek; dat betekent dat het de logica van het doel volgt.
Teleologische ethiek is bij Aristoteles ingebed in een teleologische metafysica (metafysica
geeft aan dat het om de gehele werkelijkheid gaat). dit begrijpt alle werkelijkheid
(metafysica) in relatie tot een doel (teleologie) dat daarin nagestreefd word.
Alle zijnden zijn in beweging naar de verwerkelijking van wat ze in aanleg zijn (het doel), die
aanleg bestaat tegelijk als vermogen tot en dynamiek naar de verwerkelijking van het doel.
Ook bestaat die aanleg vanuit het doel want hij wordt ertoe aangetrokken. dingen hebben
hun doel in zichzelf: het doel is als het ware de oorzaak van wat de dingen zijn.
Dit alles kan volgens Aristoteles niet aan een bedoeling van een menselijke maker of
goddelijke schepper toegeschreven worden, maar is aan de dingen immanent.
Al die doelen die op weg zijn naar hun verwerkelijking zijn onderling hiërarchisch geordend;
door deze ordening vormt de werkelijkheid een kosmos.
Volgens Aristoteles light het doel van menselijk handelen niet in de verwerkelijking van wat
de mens zichzelf ten doel stelt maar in de verwerkelijking van wat zijn wezenlijke
bestemming is.
Alles wat mensen doen, doen ze omwille van iets, van een goed of doel. Het goede kan zelfs
gedefinieerd worden als een doel. Er bestaan verschillende soorten doelen; het ene doel is een
middel om een ander doel te bereiken.
Uiteindelijk moet er een laatste doel / hoogste goed zijn dat omwille van zichzelf
wordt nagestreefd. zonder zo’n einddoel zou al onze activiteit vergeefs zijn en dat
acht Aristoteles ondenkbaar in een als geheel goed geordende werkelijkheid. Dat
, einddoel is het doel van menselijk leven. Het beste leven is dan ook het leven waarin
dat doel perfect gerealiseerd wordt.
Poièsis en praxis
Poièsis: hetgeen we kunnen vertalen met ‘maken’, doelen die je bereikt in het product van je
activiteit.
Praxis: hierin gaat het om een doel dat wordt bereikt in de activiteit zelf, wanneer die op de
beste manier wordt voltrokken. Doelen die je alleen bereikt in het voltrekken van een
bepaalde activiteit. Het gaat hierin niet om het resultaat
In zijn ethiek spreek Aristoteles over het menselijk leven als praxis. Het gaat niet om
een product maar om de optimale voltrekking van het leven zelf. Het goede leven is
geen eindpunt, het is geen product dat wordt gemaakt.
De vraag naar het hoogste doel beantwoordt Aristoteles langs drie wegen; eudaimonia, arète,
hèdonè.
Eudaimonia of geluk
Het gaat in de praktische filosofie om een goed van de praxis. Dit moet een goed zijn omwille
waarvan we doen wat we doen. Het moet iets ‘van ons’ zijn; iets wat we niet op
bovennatuurlijke wijzen krijgen, maar wat we zelf realiseren. Daarnaast moet het als hoogste
doel iets zijn wat niet weer zelf middel is voor iets anders.
Het gezochte hoogste goed is geluk; eudaimonia.
Aristoteles definieert eudaimonia op basis van meningen omtrent het geluk;
1. Degenen die geluk opvatten als plezier. Zij zijn het talrijkst
2. Degenen die geluk opvatten als eer. Zij zijn de politiek actieven
3. Diegenen die geluk opvatten als inzicht.
Alle drie zijn problematisch.
Voor zijn eigen onderzoek naar wat geluk is grijp Aristoteles terug op het goed voor de mens,
het hoogste doel van menselijk leven. binnen een teleologisch kader is het goed voor X
datgene waarin X zijn doel of bestemming bereikt.
Het doel bestaat in de uitvoering van de functie; de mens moet om zijn doel te bereikt zijn
functie of taak uitvoeren. De uiteindelijk definitie van geluk van Aristoteles is een zo goed
mogelijke verwerkelijking van het eigen ergon van de mens; optimale zelfverwerkelijking.
De activiteit waarin het geluk bestaat moet een leven lang duren.
Arète of deugd
(schema pagina 40) dit schema geeft de antropologie die de achtergrond vormt voor de
aristotelische ethiek weer.
Opvallend is dat de delen van de ziel met en zonder logos elkaar raken in het logistikon of
oréktikon. Onze vertaling van logos (rede of rationaliteit) is problematisch, we moeten
eigenlijk spreken van het menselijk vermogen om tot verstaan, denken en spreken. In de mens
is de logos in staat om het verlangen te vormen, en is dat verlangen geschikt om door de logos
geleid te worden orèktikon en logistikon zijn eigenlijk twee kanten van hetzelfde.
Binnen de eigenlijke functie van de mens (het in praktijk brengen van logos) blijft de
tweedeling van e=denken en verlangen bestaan. Daarom de het geluk van de mens bestaan in
de verwerkelijking van die beide manieren waarip zijn logos zich manifesteert. Wanneer de
optimale verwerkelijking wordt uitgewerkt in termen van deugden, zullen er dus twee soorten
deugde onderscheiden moeten worden:
- Intellectuele deugden (a in het schema)
- Ethische deugden (b in het schema), later aangeduid als karakterdeugden.
Hierin zien we twee van identificatie van het geluk die Aristoteles in mensen aantrof terug:
namelijk nummer 2 en 3.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rafkehendrikx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.