100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Management en Organisatie $4.87   Add to cart

Summary

Samenvatting Management en Organisatie

1 review
 13 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van het boek 'Management en Organisatie' van Fred Rorink en Burcu Öztürk. Het boek bevat bijna alle hoofdstukken, op hoofdstuk 8 en 9 na. Dit komt overeen met de tentamenstof voor de opleiding Commerciële Economie aan Hogeschool Zuyd.

Preview 3 out of 17  pages

  • No
  • Alle hoofdstukken behalve hoofdstuk 8 en 9
  • December 17, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: dt43dt • 1 year ago

avatar-seller
Samenvatting Management en Organisatie - Fred Rorink en Burcu Öztürk

Hoofdstuk 1 Introductie
Model van management en organisatie: Strategie, management, structuur, cultuur, processen en
medewerkers.

M&O = Organisatiekunde = gedrag van en in organisaties en de wijze waarop organisaties bestuurd
kunnen worden. Organiseren = managen = optimaal laten samenwerken van mensen en middelen in
een organisatie om een bepaald doel te bereiken.

Organisatie > Samenwerkingsverband van meerdere mensen die bepaald doel willen bereiken.
Bedrijf > Organisatie die goederen/diensten produceert en daarmee voorziet in een
maatschappelijke behoefte. Onderneming > Bedrijf met als belangrijkste doel winst maken.

Rechtsvormen voor natuurlijke personen:
- Eenmanszaak: 1 eigenaar
- Maatschap: 2 of meer personen eigenaar
- Vennootschap onder firma (vof): 2 of meer personen onder gemeenschappelijke bedrijfsnaam
- Commanditaire vennootschap (cv): onderverdeeld in beherende en stille vennoten

Privaatrechtelijke rechtspersonen (bedrijven):
- Naamloze vennootschap (nv): kapitaal verdeeld in aandelen die vrij overdraagbaar zijn
- Besloten vennootschap (bv): kapitaal verdeeld in aandelen die niet vrij overdraagbaar zijn (aandelen

staan dus op naam).
- Coöperatie: samenwerking om economische macht te vergroten of schaalvoordelen.
- Vereniging: 2 of meer personen samenwerken volgens vastgestelde regels voor bepaald doel.
- Stichting: organisatie die gericht is om bepaald doel (sociaal/ideëel) te verwezenlijken.

Hoofdstuk 2 Strategie
2.1 + 2.2
Strategie > langetermijndoelen van organisatie en inzet van middelen/activiteiten om ze te bereiken.

Concurrentiestrategie volgens Porter > combi van ondernemingsdoelen en beleid, activiteiten en
middelen om doelen te bereiken. Moet duidelijk onderscheidend zijn van concurrenten. Niet
hetzelfde als operationele effectiviteit = organisatie zo doeltreffend mogelijk laten functioneren.
Porter neemt dus de markt als uitgangspunt.

Effectiviteit = doeltreffendheid (doelen halen). Efficiëntie = doelmatigheid (zo min mogelijk kosten).

Kerncompetenties en -bekwaamheden van Hamel en Prahalad > unieke en voor de markt relevante
bekwaamheden die de essentie vormen van concurrentievoordeel. Ze zijn moeilijke te imiteren door
anderen, ze verschaffen voordeel aan de koper en zijn waardevol en ze kunnen in verschillende
markten en producten worden toegepast. Gaat er dus om waar je goed in bent als bedrijf.

Strategie volgens Mintzberg > 5 definities (5 p’s) > Plan (vooruitkijken: beoogede stratgie), patroon
(terugkijken: gerealiseerde strategie) , positie (extern: positionering), perspectief (intern: visie en
doelen) en plot (spel tussen concurrenten). Strategie ontwikkelt zich o.a. door spontane acties.

2.3


1

,Strategisch management > Vaststellen van organisatiedoelen, ontwikkelen van beleid om doelen te
bereiken en verwerven van middel en kernbekwaamheden om beleid uit te voeren.
Fasen in strategisch proces: Huidige situatie (missie, visie en ambitie > doelstellingen), externe
analyse, interne analyse, SWOT, strategievorming en strategie uitvoeren/evalueren.

KSF = kritische succesfactoren = factoren die van wezenlijk belang zijn voor succes en continuïteit.
Deze worden geformuleerd om goed in te spelen op kansen en bedreigingen in de omgeving.

2.4
Open organisaties houden rekening met de omgeving, gesloten organisaties niet. Algemene
omgeving is nauwelijks/niet beïnvloedbaar = contextuele omg (destep). Directe omg zijn partijen
waarmee het bedrijf contact onderhoudt en zijn dus enigszins beïnvloedbaar = transactionele omg.

2.5
Externe analyse = algemene omgeving = macro-omgeving (destep). Strategische fit = aansluiting van
organisatie op omgeving (behoeften/verwachtingen). Is belangrijk voor open organisaties.

Demografische druk = verhouding tussen werkende (20-64) en niet-werkende bevolking (65+ en 0-
19). Consumentenvertrouwen bestaat uit economisch klimaat en koopbereidheid. Koopkracht is
afhankelijk van besteedbaar inkomen en prijzen van producten/diensten.

Sociaal-maatschappelijke factoren op organisatie > Bijv cultuur, waarden, normen, opleiding, religie,
etniciteit, leefstijl en consumentengedrag. Belangrijkste prikkel voor technologische innovatie is
toenemende concurrentie. Info- en communicatietechnologie > technisch ondersteunende
communicatie (via smartphone, computer e.d.). M-commerce = mobile-commerce. Voor
productinnovatie is nauwe samenwerking met partners belangrijk (producenten, reclamebureaus…).

Elementen MVO: planet (bescherming leefomgeving), people (sociale verantwoordelijkheid voor
medewerkers, consumenten en samenleving) en profit (continue inkomsten). Drie dimensies:
Normen en waarden van organisatie (gedragscode), maatschappelijke verantwoordelijkheid (voor
activiteiten) en maatschappelijke betrokkenheid (iets teruggeven aan de samenleving).

Richtlijnen vd EU zorgen voor harmonisatie tussen nationale wetgevingen.

Ontwikkelingen in directe omgeving van organisaties: belangrijke eisen werden steeds meer, vanaf
1960-2005: Efficiëntie > Kwaliteit > Flexibiliteit > Onderscheid > Interactie. Er is een constante
wisselwerking tussen directe omgeving (meso) en organisatie > input en output van organisatie.

Stakeholders = belanghebbenden in organisatie > wederzijdse beïnvloeding. Interne stakeholders >
grote invloed, dus medewerkers, management en soms aandeelhouders. Externe stakeholder >
kleinere invloed, zoals banken, Consumentenbond, overheden, media, leveranciers, klanten en
concurrenten. Door stakeholders de analyseren kan organisatie haar identiteit beter laten zien.

Bedrijfstak > Gelijksoortige functie. Branche > Zelfde producten/diensten.

5 concurrentiekrachten van Porter die aantrekkelijkheid van branche of marktsegment bepalen:
concurrenten, dreiging van toetreders en substituten, onderhandelingsmacht van afnemers en
leveranciers. Onderhandelingsmacht, dreiging en concurrentie moet klein/gering zijn.

2.6
Interne analyse > middelen en bekwaamheden van organisatie > worden ingezet om
producten/diensten te ontwikkelen, produceren en leveren om waarde voor de markt te leveren.
2

, Productportfolio = samenstellingen productassortiment. Producten moeten steeds vernieuwd
worden > productinnovaties. Portfoliomatrix (BCG-matrix) kan gebruikt worden om productportfolio
te analyseren voor PMC (product-/marktcombinatie of SBU. Drie kenmerken bepalend voor succes
productportfolio: marktgroei, relatief marktaandeel en geldstromen (cashflow > cirkels in de matrix).

4 kwadranten in de BCG-matrix: Star (veel inkomsten en uitgaven), cash cow (positieve cashflow >
investeren in question marks), question mark (negatieve cashflow) en dog (beperkte cashflow).
Bedrijven beginnen vaak als question mark, dan star en dan cash cow. Aan het einde evt. dog.

Nadelen: wordt alleen naar grootste concurrent gekeken, groot marktaandeel betekent niet
automatisch winst, samenhang tussen producten wordt niet meegenomen en gegevens over
marktgroei en marktaandeel zijn lastig te achterhalen.

2.7
Offensieve strategieën > Inspelen op kansen > groeien/ontwikkelen in sterkte of
verbeteren/versterken van zwakte. Defensieve strategieën > Inspelen op bedreigingen >
Beheersen/consolideren van sterkte of afbouwen/stoppen van zwakte.

Beoordeling van strategische opties: geschiktheid, haalbaarheid en acceptatie.

Concurrentiestrategieën van Porter > strategisch voordeel gebaseerd op onderscheidende
eigenschappen of productiekosten en gericht op hele markt of specifiek segment. Drie daaruit
voortkomende strategieën: differentiatie (onderscheidend gericht op hele markt), kostenleiderschap
(lage kosten gericht op hele markt) en focus (gericht op specifiek segment > niches).

Redenen voor organisaties om te groeien: financiële middelen aantrekken, substitutie afweren,
kwalitatief goed personeel aantrekken en een aantrekkelijke partner zijn. Groeistrategieën van
Ansoff: keuze tussen bestaande/nieuwe markt en bestaand/nieuw product. 4 strategieën >
Marktpenetratie (2x bestaand, dus groter marktaandeel in huidige markt door meer verkopen of
klanten van concurrenten), productontwikkeling (nieuw/aangepast product, bestaande markt),
marktontwikkeling (bestaand product, nieuwe markt: geografisch nieuw of nieuwe doelgroep) en
diversificatie (2x nieuw). Het gaat erom dat het nieuw/bestaand is voor het bedrijf zelf.

Drie klantwaardestrategieën van Treacy en Wiersema: Operational excellence (proces centraal >
kostenleiderschap), product leadership (product centraal > innovatie en onderscheidend) en
customer intimicy (klant centraal > service). Klant is uitgangspunt van de strategieën.

Business Model Canvas > 9 bouwstenen, met onderlinge relaties, die invloed hebben op het creëren
van klantwaarde door het inzetten van bekwaamheden en partners van organisatie (p.57).

Balanced Scorecard (BSC) > Model om strategische doelstellingen te vertalen in daadwerkelijke
acties. Prestaties worden vanuit 4 perspectieven gemeten: financiën, klanten & markten, processen
en innovatie & leren. Kan op basis van prestatie-indicatoren (PI) > kwantitatief. Er wordt dan gekeken
of een doel of KSF behaald is. KSF > PI > normen > verbeteracties.

Hoofdstuk 3 Management
3.1 + 3.2
Management > initiatief nemen, middelen beschikbaar stellen en leidinggeven, oftewel
middelen/mensen optimaal laten samenwerken om bepaald doel te bereiken. Topmanagement
moet alle onderdelen van organiseren afstemmen op succesvol uitvoeren van strategie.


3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sennaramakers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77858 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.87  1x  sold
  • (1)
  Add to cart