Samenvatting van het boekje economische crisis uit de lesbrief LWEO.
Hoofdstuk 1: de grote recessie
Hoofdstuk 2: inkomen, hoe verdien je dat?
Hoofdstuk 3: Structuur en conjunctuur
Hoofdstuk 4: Overheid en economische groei
Krimpende economie minder goederen & diensten geproduceerd. Langer dan 6 maanden
= Recessie.
Bbp = totale productie in een jaar en ook totale inkomen in een jaar.
Nominaal = verdient inkomen in euro
Reëel: Rekening gehouden met inflatie (koopkracht)
Vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
Hier komt de rente tot stand.
Het niet-besteden van inkomen = sparen: gedwongen of vrijwillig.
Gedwongen: verplichte pensioenpremie
Vrijwillig: spaarrekening of beleggen. Beleggen = geld verdienen met sparen beleggen in
aandelen en obligaties.
Belegger biedt vermogen aan op vermogensmarkt.
Spaarquote: deel van het inkomen dat wordt gespaard. – toename- verklaring:
Groei van de welvaart & vergrijzing (pensioenfonds).
Pensioenvoorzieningen georganiseerd via:
Omslagstelsel: mensen die werken betalen het pensioen van de ouderen.
of
kapitaaldekkingsstelsel: Werknemer spaart zelf voor eigen pensioen later.
Vermogensmarkt:
Geldmarkt: kortlopend krediet met looptijd max 2 jaar.
Kapitaalmarkt: markten van onroerend goed (huizen, grond) & hypotheken, obligaties en
aandelen. minimaal 2 jaar.
Qa: marktpartijen met een geldoverschot (sparen)
Qv: marktpartijen met een geldtekort (lenen)
Een vennootschap kan winst uitkeren: Dividend. aandeelhouder heeft winst deel
Obligatie: langlopende schuldbekentenis van een langlopende lening.
Positiever tijdsvoorkeur: belegger wil nu zijn beloning. (Niet meer sparen.)
2 risico’s rente: (hoger met tijd)
- Wanbetaling/debiteurenrisico (geldgever ontvangt geen rente/aflossing.)
- Inflatierisico (rentes die geldgever ontvangt, verliest deel koopkracht.)
Looptijd: hoe hoger looptijd, hoe hoger het debiteurenrisico.
Prijsverandering woningmarkt vooral door: de vraag.
Rendement van een belegging: opbrengsten in procent van het belegde bedrag.
Mensen die geld niet op de juiste waarde schatten: geldillusie. (door inflatie)
Hypothecaire leningen: aflossingen per maand voor huis + rente.
Vraag huizen verwachte prijsontwikkeling. (Vragers handelen naar verwachting)
Selffulfilling prophecy: een voorspelling die uitkomt omdat mensen ernaar gedragen.
Mogelijk ontstaan zeepbel prijzen drukken niet langer werkelijke waarde uit.
, Hypotheek gelijk aan waarde van het huis 100% hypotheek.
Als waarde huis stijgt (waarde hoger dan hypotheek) Overwaarde: hypotheek kan stijgen.
Hypotheek hoger dan waarde van het huis Onderwaterhypotheek.
(Beurs)koers: prijs op de beurs op een bepaald moment.
Koersen reageren op winstverwachtingen.
Rendement het totaal van de opbrengsten in procenten van het belegde bedrag.
Risico-aversie bij aandelen en obligaties:
Risico bij aandelen hoog. vennootschap niet verplicht dividend uit te keren.
Obligatiehouders geen risico recht op rente.
Staatsobligaties = lager risico dan bedrijfsobligaties. (Maar niet 0% kans).
Hoe hoger het risico, hoe hoger het rendement.
Aandelenkoers: Waarde die je betaald voor aanschaffen aandeel van bedrijf.
Als de koers/winst verhouding te hoog wordt, is er sprake van een zeepbel.
Hefboomwerking: met geleend geld beleggen (bij lage rente). extra inkomsten =
hefboomeffect
beleggen met geleend geld kent grote risico’s.
Rendement hoger dan de rente over leningen positief hefboomeffect.
Rente stijgt of rendement daalt & rente hoger dan rendement negatief hefboomeffect.
Lage rente: voor bedrijver goedkoper om te lenen. Ze profiteren ervan. Risico schulden!
Leningen verslechtert solvabiliteit:
Solvabiliteit = mate waarin een onderneming in staat is haar schulden terug te betalen.
= Eigen vermogen/ Totale vermogen.
Liquiditeit = de mate waarin een bedrijf de kortlopende verplichtingen kan nakomen. (bank)
Kredietverlening: banken verlenen krediet zonder een toename van het eigen vermogen.
klant mag over een tegoed beschikken: rekening-couranttegoed.
Centrale bank! nationale instelling die regels kan opleggen aan financiële instellingen.
Toezicht op banken:
- Garantieregeling: (overheid garandeert banktegoeden)
- Liquiditeitstoezicht (Directie verplichtingen kunnen voldoen)
- Solvabiliteitstoezicht (Voldoende eigen vermogen t.o.v. schulden)
- Toezicht op het risicomanagement (Tegen hogere risico’s, hoger eigen vermogen)
- Toezicht op de beloningsstructuur (Variabele beloning niet groter dan vaste beloning)
Productiecapaciteit: trend
Feitelijke groei (bepaald door bestedingen) = hoger of lager dan de trend. Conjunctuur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller enise1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.