Samenvatting Portaal Nederlands in de bovenbouw
Hoofdstuk 4 Mondelinge taalvaardigheid
4.1
Intrapersoonlijke communicatie = communiceren met jezelf
Interpersoonlijke communicatie = communiceren met anderen
Door mondelinge taalvaardigheid in staat nieuwe informatie en kennis op te doen en te
delen en om expressie te geven aan wat je denkt en voelt.
Kinderen zijn al ‘experts’ in mondelinge taal als ze naar de basisschool gaan. Dit is anders
dan bij schriftelijke taalvaardigheden. Jonge kinderen imiteren (luisteren/kijken) hun ouders.
Luisteren en spreken ontwikkelen zich al direct na de geboorte.
4.1.1 luisteren, spreken, gesprekken voeren
Luistervaardigheid = wanneer de luisteraar in staat is wat hij hoort te begrijpen, te
interpreteren en te integreren in de eigen kennis of om te zetten in handelingen.
Luisteren is een complexe vaardigheid, daarom leren we om te focussen, hoofdzaken en
bijzaken te onderscheiden, gericht te luisteren en tussen de regels door te luisteren. Al deze
aspecten maken deel uit van luistervaardigheid en worden daarom deelvaardigheden van
luisteren genoemd.
Actief luisteren = Luisteraar laat op actieve wijze merken dat hij luistert, bijvoorbeeld door
te knikken/hummen/aankijken/vragen stellen.
Passief luisteren = Luisteraar luistert en hoeft geen rekening te houden met de ander
(bijvoorbeeld toneel/publiek).
Spreken bestaat uit meerdere elementen:
- Juiste klank kunnen produceren. Spreektechniek: Goede uitspraak, duidelijke
articulatie en een begrijpelijke intonatie.
- Weten welke klankenreeks bij welke betekenis hoort. Je moet woorden kennen om
via spraak iets duidelijk te kunnen maken.
- Je moet de woorden in logische zinnen kunnen plaatsen.
Klankkleur, accent, woordkeus en non-verbale communicatie bepalen in belangrijke mate
hoe iemand beoordeeld wordt.
Een gesprek = voortdurende wisselwerking tussen spreken en luisteren.
Belangrijke factor in gespreksvaardigheid is de mate waarin de spreker non-verbale
communicatie gebruikt en de luisteraar die correct interpreteert. (tonen en kijken = non-
verbale communicatie).
Op school krijgen kinderen formele gesprekssituaties. Doel van het gesprek is diverser,
inhoud complexer en gespreksregels worden aan de orde gesteld.
Non-verbale vaardigheden minstens zo belangrijk als verbale vaardigheden.
,4.1.2 De rol van de school bij mondelinge taalontwikkeling
Onderwijs in mondelinge taalvaardigheid is gericht op uitbreiden, verfijnen en verbeteren
van de dagelijkse taalvaardigheid én op het verwerven van schoolse taalvaardigheden.
Cognitief Academisch Taalgebruik (CAT) = Formelere taal die op school wordt gesproken,
context is abstracter en kan zich buiten eigen leefomgeving van kind bevinden.
Dagelijks Algemeen Taalgebruik (DAT) = Taal die kinderen buiten school om spreken.
Wat de school kan doen om leerlingen te motiveren om goed te leren spreken en luisteren:
- Leerlingen ruimte geven om te communiceren;
- Bevorderen dat leerlingen zich veilig voelen binnen de groep en de school, zodat zij
geen angst hebben om te spreken.
- Aansluiten bij het niveau van de leerlingen en proberen hen steeds verder te brengen
in hun ontwikkeling door aandacht te besteden een onderwijs in spreken, luisteren
en gesprekken voeren.
4.2 Visies
Aandacht voor spreken en luisteren is van cruciaal belang voor het onderwijssucces.
Leerkracht moet doelgericht aandacht besteden aan mondelinge taal.
Als leerkracht taal als middel gebruikt bewust zijn van betekenis voor de taalontwikkeling.
Leerkracht moet mondelinge taal betekenisvol en functioneel maken in een rijke,
sprankelende taalomgeving.
Door gerichte, constructieve feedback krijgen leerlingen de kans hun taal te ontwikkelen in
interactieve situaties waarin niet centraal staat wat zij nog niet kunnen, maar hoe ze hun
vaardigheden kunnen uitbreiden. Veilige omgeving is belangrijk!
4.3 Doelen en inhouden
4.3.1 Kerndoelen
Kerndoelen: welk aanbod scholen moeten leveren om het leerlingen mogelijk te maken een
goed niveau te bereiken.
3 kerndoelen over onderwijs in mondelinge taalvaardigheid. Ze gaan over luisteren, spreken,
gespreken voeren en strategieën.
4.3.2 Referentieniveaus
Referentieniveaus geven krachtige bouwstenen om het onderwijs in mondelinge
taalvaardigheid in te richten.
4.3.3 Leerlijnen
Tussendoelen mondelinge communicatie bestaan uit acht leerlijnen met elk verschillende
subdoelen voor onder- midden en bovenbouw.
- Deelname aan gesprekken - Interactief leren
- Mondeling taalgebruik - Woordenschat
- Begrijpend luisteren - Vertellen en presenteren
- Reflectie op communicatie - Reflectie op taal
, Leerlingen leren bij mondelinge taalvaardigheden:
- Omgaan met diverse mondelinge taaltaken gericht op communiceren,
conceptualiseren en expressie geven;
- Verschillende interactieve vaardigheden voor gespreksvoering;
- Verschillende monologische vaardigheden om te vertellen en te presenteren;
- Verschillende receptieve vaardigheden om doelgericht te luisteren en te kijken hoe
ze kunnen reflecteren op (het) communicatie(proces).
4.6 Praktijk: Het oudere kind
4.6.2 Didactiek
Mondelinge taal kan:
- Een middel zijn bij andere onderwijsactiviteit
- Het hoofddoel zijn van de onderwijsactiviteit
Belangrijke uitgangspunten voor didactiek van onderwijs in mondelinge taal:
- Zorg voor verbinding - Stimuleer alle leerlingen
- Neem alle leerlingen serieus - Stimuleer het taalgebruiksbewustzijn
- Streef heldere doelen na - Geef positieve feedback
- Zet de taalgroeimiddelen bewust in - Houd rekening met verschillen
- Gebruik spelsituaties om in gesprek te gaan met leerlingen
- Gebruik materialen - wees bewust van je rolmodel
- Evalueer systematisch.
Uitgangspunten voor oudere kinderen
Werk doelgericht aan de taaltaken en vaardigheden; 6 grote taaltaken.
Gebruik een duidelijke kapstop; gesprekssoorten/praatsoorten (presentatie,
telefoongesprek, verslag geven e.d.)
Hanteer een herkenbaar lesmodel;
Bied strategieën aan;
- Luister- en spreekproces opdelen in fasen en bij elke fase strategische hulp bieden;
- Leerlingen duidelijk maken wat ze gaan leren, hoe ze dat gaan doen en wat ze nodig
hebben en laten reflecteren;
- Leerlingen bewust maken van praatsoortspecifieke vaardigheden en bij elke
vaardigheid strategische hulp bieden in de vorm van didactische aanwijzingen.
Benoem de luister- en kijkdoelen; bijvoorbeeld zintuiglijk kijken (letterlijk
waarnemen), evaluatief kijken (conclusie) en interpretatief kijken (eigen invulling
geven).
Verrijk met coöperatieve werkvormen;
Gebruik metacommunicatie; een goede leerkracht kan feedback geven op de
spreektechniek en op taalgebruik in specifieke taalgebruikssituatie.
Reflecteer op bedoeling, proces en effect; Nagaan of ze het gewenste effect kunnen
sorteren bij gesprekspartners of publiek.
Evalueer systematisch;
Stimuleer taalgebruiksbewustzijn; reflecteren op eigen mondelinge taalgedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shemaravanderbijl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.31. You're not tied to anything after your purchase.