Een samenvatting van het vak verdiepend formeel strafrecht, waarbij de hoofdstukken 9 t/m 18 zijn samengevat en waarbij ook de hoorcolleges zijn verwerkt in het document.
Inhoudsopgave
Onderwerp 1: bronnen van het strafprocesrecht............................................................................................ 3
Hoofdstuk 2 – Bronnen van het Nederlands strafprocesrecht.............................................................................3
Onderwerp 3: De opbouw van het strafprocesrecht (m.n. het voor- en eindonderzoek)................................20
Hoorcollege 3.....................................................................................................................................................20
Hoofdstuk 10 – Onderzoek door de rechter-commissaris..................................................................................26
Onderwerp 4: Procedurele rechten EU (EVRM).............................................................................................29
Hoorcollege 4.....................................................................................................................................................29
Hoofdstuk 2 – Bronnen van het Nederlands strafprocesrecht...........................................................................37
Onderwerp 6: Vervolgingsbeslissing............................................................................................................. 54
Hoorcollege 6.....................................................................................................................................................54
Hoofdstuk 13 – Beslissingen omtrent de vervolging en de voortzetting ervan..................................................55
Onderwerp 7: Dagvaarding en tenlastelegging.............................................................................................59
Hoorcollege 6.....................................................................................................................................................59
Hoofdstuk 14 – De dagvaarding........................................................................................................................59
Onderwerp 8: Onderzoek ter terechtzitting.................................................................................................. 63
Hoofdstuk 15 – Onderzoek ter terechtzitting.....................................................................................................63
Onderwerp 13: Modernisering Wetboek van Strafvordering.......................................................................105
Hoofdstuk 1 – Plaatsbepaling en doel strafproces(recht)................................................................................105
2
,Onderwerp 1: bronnen van het strafprocesrecht.
Bronnen:
1. Hoofdstuk 2 (m.u.v. p. 37-42).
Hoofdstuk 2 – Bronnen van het Nederlands strafprocesrecht.
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv).
Te onderscheiden van het materieelstrafrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 1 lid 1 Sr).
Grondslag: rechtszekerheid van de burger.
In art. 1 Sv wordt op een wet in formele zin (door de regering en Staten-Generaal
vastgestelde wet) gedoeld.
In art. 1 Sv ligt een kwaliteitsgarantie besloten (= alleen het resultaat van het, in het
openbaar gevoerd, overleg tussen regering en Staten-Generaal, gehoord door de
Raad van State, geldt).
Delegatie van strafvorderlijke wetgeving is toegestaan, art. 1 Sv verbiedt dit niet.
De met de codificatiebepaling (art. 107 GW) beoogde samenhang, stelselmatigheid,
overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de wetgeving wordt door verspreide regeling van
straf(proces)recht in allerlei bijzondere wetten eenvoudig ondermijnd.
Art. 1 Sv en art. 107 GW Eisen dat het strafprocesrecht zoveel mogelijk door de wetgever in
formele zin wordt bepaald. Met de door beide artikelen toegestane delegatiemogelijkheid
moet voorzichtig worden omgesprongen. De codificatiebepaling gebiedt de wetgever de
strafprocessuele wetgeving zoveel mogelijk te systematiseren in het Wetboek van
Strafvordering of, zo nodig, in stelselmatig opgezette wetten.
Strafvordering omvat o.a.: de wijze van procederen in strafzaken, de organisatie van de bij
de strafrechtspleging betrokken organen, ‘vroegsporing, opsporing…
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad legitimeren art. 3 Politiewet 2012 en art. 141
Sv tot geringe inbreuken op grondrechten.
Voor de inzet van lokmiddelen geldt dat de verdachte daardoor niet mag zijn gebracht tot
andere handelingen dan die waarop zin opzet al tevoren was gericht.
Art. 1 Sv staat niet in de weg aan het in het kader van de strafvordering ontplooien van
activiteiten waardoor geen zelfstandige inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van het
individu. Er is daarom tot op zekere hoogte ruimte voor het nader vormgeven van
onderzoeksmethoden en voor het scheppen van allerlei administratieve procedureregels.
Het is echter de vraag of de praktijk soms niet verder is gegaan of geen fenomenen zijn
opgekomen die eigenlijk in het wetboek zelf een plaats hadden moeten krijgen.
In het arrest Getuige-Piet-Geus is aangenomen dat, op gelijke voet als in art. 52 Sv m.b.t. de
verdachte is bepaald, de opsporingsambtenaar bevoegd is de getuige naar zijn naam,
voornamen en woon- of verblijfplaats te vragen en hem daartoe staande te houden.
3
, Hiermee heeft de Hoge Raad het bestaan van een buitenwettelijk dwangmiddel
erkend. Dit staat op gespannen voet met het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel. Met
dit arrest is erkend dat daarop inbreuk kan worden gemaakt zonder dat de wet
daartoe een grondslag biedt. Rechtvaardiging = de inbreuk op de bewegingsvrijheid
van de getuige is beperkt.
Tegenwoordig: Wet op de identificatieplicht.
Voeging ad informandum = het openbaar ministerie legt, naast het in de dagvaarding
vermelde strafbaar feit, ook nog een ander strafbaar feit ter afdoening aan de rechter voor.
Dit andere strafbare feit is niet vervat in een tenlastelegging en vormt derhalve ook geen
voorwerp van de bewezenverklaring. Er wordt, als de verdachte erkent dit te hebben
begaan, bij de sanctionering rekening mee gehouden.
Dit rechtsfiguur is ook buiten de wet om erkend door de Hoge Raad.
Impliciete wettelijke grondslag: art. 361 lid 2 en art. 36f lid 1 Sr.
In het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering wordt de ad informandum-
praktijk wel voorzien van een duidelijke grondslag in het wetboek (art. 4.1.1 lid 4 en
art. 4.3.24 lid 3).
Uitgangspunt is dat de wettelijke regeling van de strafvordering exclusief is, dat het systeem
van de strafvordering gesloten is.
Aan art. 1 Sv liggen de eisen van rechtszekerheid, nationale eenheid van strafrechtspleging
en behoorlijke kwaliteit van strafprocessuele wetgeving ten grondslag.
De belangrijkste formele rechtsbron van het Nederlandse strafprocesrecht is het Wetboek
van Strafvordering.
De beleidsregels worden onderscheiden in aanwijzingen, richtlijnen voor strafvordering,
handleidingen en instructies.
Aanwijzingen: dwingende, normatieve regels.
Richtlijnen: schrijven aan de leden van het OM voor welke straffen zij in bepaalde
categorieën van gevallen moeten eisen. De richtlijnen moet worden gelezen in
samenhang met de door het College van procureurs-generaal vastgestelde
Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen.
o Het toepassen van alle strafvorderingsrichtlijnen in een strafzaak moet
volgens deze aanwijzing in 2 stappen plaatsvinden. Stap 1: a.d.h.v. de
toepasselijke strafvorderingsrichtlijn wordt bepaald welke sanctie als landelijk
uitgangspunt geldt voor soortgelijke feiten. Stap 2: is het gevonden
uitgangspunt passend in de specifieke strafzaak?
o De richtlijnen benoemen ook strafverzwarende factoren en
strafverminderende omstandigheden.
Uitgangspunt van het overgangsrecht = art. 4 van de Wet algemene bepalingen.
Proceshanddelingen worden beheerst door het recht dat geldt ten tijde van die handelingen.
Hoorcollege 2.
Artikel 17 IVBPR:
1. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn
privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige
aantasting van zijn eer en goede naam.
2. Eenieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of
aantasting.
Artikel 8 EVRM:
1. Eenieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn
woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit
recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving
noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of
het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de
bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
EHRM Wettelijke basis vereist voor inbreuk privacy. Slechts bij zeer geringe inbreuk lijkt
het ontbreken van een wettelijke basis geen consequenties te hebben.
Artikel 10 lid 1 Grondwet: Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
In het Zwolsman-arrest (HR 19 december 1995, LJN ZD0328) geeft de Hoge Raad het
criterium voor de niet-ontvankelijkheid van het OM in het kader van de onrechtmatige
opsporing. Later heeft de Hoge Raad dit criterium herhaald in het standaardarrest van (HR
30 maart 2004, LJN AM2533, r.o. 3.6.5; Afvoerpijp) “Voorts kan niet worden uitgesloten
dat onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren onder omstandigheden een zodanig
ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert dat zulks — ook
in een geval waarin overigens voldoende op rechtmatige wijze verkregen bewijsmateriaal
voorhanden is — tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie dient te leiden.
Een zo vergaande sanctie kan in dat geval echter slechts volgen indien sprake is van ernstige
inbreuken op die beginselen, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de
belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is
tekortgedaan. Van geval tot geval zal dit moeten worden beoordeeld, zodat een algemene
regel daarvoor bezwaarlijk kan worden gegeven.”
De Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (oftewel: wet BOB). Met deze wet kregen
opsporingsmethoden die risicovol zijn voor de integriteit en de beheersbaarheid van de
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mandy13. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.