Good summary of nearly the entire book (H 8, 10, 13 and 16 missed). This summary consists of 45 pages and is written in Dutch with the concepts in English. There are some examples and charts are explained.
Public Finance
Harvey S. Rosen en Ted Gayer
Door Fleur Leijs
18-10-2012
Negende druk
ISBN 978-007-126788-5
1
, 1 – Introduction
Public finance = Het analyseren van overheidsbelastingheffing en uitgaven en de effecten
daarvan.
Er zijn twee benaderingen:
Organic view = De overheid is het hart van de samenleving waar het individu deel
van uit maakt. De samenleving past zich aan, aan wat de overheid afspreekt.
Mechanistic view = Het individu staat centraal, de overheid help alleen om te zorgen
dat individuen hun doelen kunnen bereiken.
Hoe meet je de omvang van de overheid?
Aantal werknemers, maar dit kan misleidend zijn omdat de publieke sector moeilijk te
definiëren is.
Uitgaven overheid, er zijn drie soorten:
o Aankopen goederen en diensten
o Overdracht van inkomen; de overheid neemt geld weg van hoge inkomens en
geeft het aan lage inkomens
o Rente
2
,2 – Tools of positive analysis
Economische modellen = Het zoveel mogelijk vereenvoudigen van een probleem zodat de
essentie zichtbaar wordt. Probleem is dat je de meeste effecten niet kan voorspellen op basis
van theoretische gronden.
Causaal verband = Een verband tussen beleid X enerzijds en de uitkomst Y anderzijds.
Er zijn drie voorwaarden:
o De oorzaak moet in tijd aan het effect vooraf gaan.
o De oorzaak en het effect zijn correlated (er is een wisselwerking), er is dus sprake van
een positief of een negatief verband.
o Andere factoren zijn niet aanwezig
Om dit te testen wordt een experiment opgezet met een treatment group (= de mensen die de
behandeling krijgen) en een control group.
Het probleem is dat de karakteristieken van de controle groep kunnen verschillen met de
karakteristieken van de treatment groep, we hebben dan te maken met een biased estimate
(een valse voorspelling). Om andere factoren uit te schakelen willen we het counterfactual
weten, dat is wat er zou gebeuren als de treatment groep de behandeling niet gekregen zou
hebben.
Er zijn verschillende manieren beleid te testen, die komen nu aan bod.
1 - Experimentele studie = Individuen worden random verdeeld over de treatment groep en
de controle groep. Hoe groter de groepen zijn, hoe betrouwbaarder het resultaat.
Valkuilen:
- Ethische overwegingen
- Technische problemen (men blijft niet in de juiste groep)
- Response bias
- Gedragsverandering
2 - Observatie studie = Een studie gebaseerd op data niet afkomstig uit een experiment, maar
door bijvoorbeeld surveys of historische data. Een economische techniek binnen deze studie is
de econometrie.
Econometrie = Een statistische taal om economische data te analyseren, we gebruiken de
regressie analyse.
Er is een positief
verband tussen het
loon en het
arbeidsaanbod
3
,Onafhankelijke variabele = oorzaak
Afhankelijke variabele = effect
De standard error duidt de betrouwbaarheid aan.
Er zijn verschillende manieren om data te verkrijgen:
Cross-sectional = Data over een groep of individu ergens in de tijd
Time-series = Bekijkt een enkele situatie op verschillende momenten in de tijd
Panel data = Je volgt individuen door de tijd
Valkuilen:
- Sommige variabelen zijn moeilijk te meten of te specificeren.
- De data is verzameld in een niet-experimentele setting.
3 – Quasi-experimentele studie = Het naspelen van een experiment waarbij variabelen
worden geselecteerd waarvan wordt verwacht dat ze tot een causaal verband leiden.
Benaderingen om het quasi-experiment succesvol te maken:
Difference-in-difference = Je kijkt naar de verandering (toename of afname) in plaats
van naar de basis.
Instrumental variables
Regression discontinuity
Valkuilen:
- Verdeling over treatment groep en controle groep is niet altijd random.
- Je kunt maar een bepaald aantal researchvragen gebruiken.
- Generalisatie van de resultaten naar andere situaties is moeilijk.
4
,3 – Tools of normative analysis
Welfare economy = De economische theorie die zich bezig houdt met het optimaal alloceren
van producten en diensten, zodat de welvaart maximaal is.
We beginnen met de simpelste economie, namelijk die met twee personen en twee producten.
Een edgeworth box laat de verdeling van goederen zien in een tweepersoons wereld:
Eva is blijer op E3 dan op E1. Adam is
blijer op A3 dan op A2.
Indifferentiecurve = Laat de behoefte naar appels en bladeren zien. Het maakt niet uit waar
op de curve je zit. Hoe hoger je curve is, hoe meer plezier en hoe hoger de welvaart.
De vraag is, kan de welvaart van de één toenemen (Adam), zonder dat die van de ander (Eva) afneemt?
Ja: Bij verplaatsen van punt G naar punt H neemt de welvaart van Adam toe en blijft die van Eva
gelijk. Als niemand beter kan worden zonder dat de ander slechter wordt noem je dat pareto efficiënt.
Pareto efficiënt is in dit geval punt P.
In één edgeworth box kunnen meerdere pareto efficiënte punten zijn. Als we al deze punten
met elkaar verbinden ontstaat de contract curve.
Marginal rate of substitution (MRS) = Geeft aan in hoeverre Adam een blad wil opgeven
voor een appel. In het punt P (pareto efficiënt) is de MRS van Adam en Eva gelijk.
> MRS Adam = MRS Eva
Tot nu toe gingen we ervan uit dat de productie van appels en bladeren vast lag.
5
,De production possibilities curve laat het maximaal aantal te produceren van goed één zien,
waarbij het aantal van goed twee vast ligt.
Marginal rate of transformation (MRT) = In hoeverre de economie een goed in een ander
goed kan omzetten.
MRT = MCA/MCF, de marginale extra kosten voor bladeren en appels.
De voorwaarde voor punt P (pareto efficiëntie) wordt dan: MRT = MRS Adam = MRS Eva
Marktfalen, een economie kan inefficiënt zijn door twee redenen:
Marktmacht = Als sommige bedrijven of individuen prijszetters in plaats van
prijsnemers zijn, kan de prijs hoger zijn dan de marginale kosten. Er zijn verschillende
vormen: monopolie, oligopolie en gedifferentieerde producten.
Non-existence of markets = Als markten niet ontstaan, omdat er geen prijs gevraagd
kan worden, dit kan drie redenen hebben:
o Asymmetrische informatie = De ene partij heeft meer informatie dan de
ander en het individu kan geen efficiënte keuze maken.
o Externe effecten = Iemands gedrag beïnvloed de welvaart van iemand anders
buiten de markten om. Dit is niet te initialiseren in de marktprijs, zoals roken.
o Publiek goed = Nonrival en nonexcludable. Je kunt er moeilijk een prijs aan
koppelen.
6
,4 – Public goods
Rival Nonrival
Excludable Pure private good Impure
Nonexcludable Impure Pure public good
Rival = Gebruik door de één, sluit het gebruik door de ander uit en de extra kosten zijn positief.
Nonrival = De extra kosten zijn nul als het goed eens is voorzien, zoals straatverlichting.
Excludable = Je kunt mensen uitsluiten van gebruik.
Nonexcludable = Mensen uitsluiten is erg duur of onmogelijk, zoals defensie.
Dus een publiek goed is nonrival en nonexcludable, een paar opmerkingen over deze definitie:
Ook al consumeert iedereen dezelfde hoeveelheid van een goed, het mag niet gelijk
gewaardeerd worden.
Ook de markt bepaalt of iets een publiek goed is, vaak spreekt men van een impure
public good.
Publiek – privaat vertelt niet in welke sector het goed voorziet, denk aan huisvesting,
dat is een publicly provided private good.
Voorbeelden van publieke goederen zijn wetenschappelijk onderzoek, dijkbewaking,
openbaar bestuur, defensie en straatverlichting.
Hoe vindt je het meest efficiënte aantal te leveren goederen?
Private sector; We kijken naar de marktvraag bij een gegeven prijs, dit is de horizontale
afstand tussen alle individuele vraagcurven bij elkaar opgeteld. Dit noem je horizontal
summation. Het evenwicht ligt op het punt waar vraag en aanbod elkaar kruisen, dit punt is
pareto efficiënt, MRS = MRT.
Publieke sector; We kijken naar hoeveel men bereidt is om te betalen voor een extra product
of dienst en tellen dit op. Als dit bedrag hoger is dan de marginale kosten is het nuttig om te
verschaffen. Vertical summation = De hoeveelheid staat vast en we tellen de prijzen die men
wil betalen bij elkaar op.
Probleem: Free-riders = Er is geen prikkel om eerlijk te zijn over hoeveel iets je waard is,
omdat publieke goederen nonexcludable zijn, kan je toch wel meegenieten zonder te betalen.
Oplossing: Perfect price discrimination = Als iedereen het maximale wat hij/zij wil betalen,
betaalt. Maar je kunt nooit iedereen zijn individuele vraagcurve weten.
7
, Discussie of goederen via de publieke of de private sector geleverd moeten worden,
overwegingen:
Loonkosten en materiaalkosten: lonen in de private sector liggen vaak hoger, maar
de productiviteit is ook vaak hoger.
Administratiekosten: Als deze over een grote groep verspreid zijn door de publieke
voorziening is dat efficiënter.
Smaakverschillen: Als dit aanwezig is, is privaat vaak efficiënter, niet iedereen hecht
bijvoorbeeld evenveel waarde aan scholing.
Distributie kwesties: Het idee dat sommige goederen voor iedereen beschikbaar
moeten zijn, zoals scholing.
Incomplete contracten: Het is niet altijd mogelijk om een contract op te stellen met
eisen aan de private sector, soms is dat publiek makkelijker.
Marktomgeving: Een privaat monopolie is bijvoorbeeld ook vaak inefficiënt.
Kortom: Publieke goederen kunnen privaat geproduceerd worden en andersom. Wat het meest
efficiënt is hangt van veel factoren af.
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FleurLeijs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.86. You're not tied to anything after your purchase.