'Alle hoofdstukken, powerpoints, noties van gastsprekers, extra documenten, de te kennen doelen' zijn terug te vinden in deze samenvatting van het vak Nederlands 2
Ieder mens heeft een aangeboren taalvermogen (aanleg om
taal te leren)
Theorie over taalverwerving = interactionistische theorie (kind
verwerft taal in interactie met zijn omgeving.
Taalontwikkeling gebeurt op jonge leeftijd (mondelinge
taalvaardigheid, niet lezen en schrijven)
aangeboren taalvermogen + Taalaanbod / interactie met de = Vanzelfsprekend de moedertaal leren,
omgeving zonder instructie
Taal is dus een middel, geen doel op zich. Anders gezegd: we moeten niet leren over taal, maar taal leren
gebruiken.
Brein van een pasgeboren baby = 350 gram (gehaktbrood)
Brein van een volwassen persoon = 1,200 kg
Aspecten van taalsystematiek:
Fonetiek ➔ kennis van klanken
Fonologie ➔ kennis van geluiden en klanken. Elke taal kent zijn eigen klankverschil die een
betekenisverschil uitdrukt. Baby’s leren na 6 maanden die klankverschillen in hun
moedertaal te herkennen.
Morfologie ➔ kennis van de bouw van woorden en van de regels om nieuwe woorden te maken
Syntaxis ➔ kennis van combinaties van woorden, woordgroepen en zinnen
Semantiek ➔ kennis van de betekenis van woorden en zinnen
Lexicon ➔ inventaris van woorden, woordenschat
Waarmee begint taal leren?
→ Met luisteren in de buik van de mama. Vanaf 5 maanden beginnen ze dingen echt te horen. Ze horen vooral het
ritme van de taal.
Wat doen we, als we met een baby praten?
→Trager spreken, gemakkelijkere woorden, dingen herhalen, wijzen, Child directed speech
Hoe komt het dat er verschillen zijn tussen kinderen?
→ Door wat de ouders zeggen in hun omgeving, genetische verschillen, …
1
,Waarom leren we taal op school?
1) Communiceren (situaties te kunnen aanpakken) = cultuurgebonden ontwikkeling (de ander)
2) Conceptualiseren (gedachten, gevoelens en ervaringen te kunnen verwoorden) = persoonsgebonden
ontwikkeling (ik)
2) Een chronologische kijk op taalverwerving
Taalverwervingsproces gebeurd chronologisch in 4 fasen.
1) prelinguale fase (van 0 jaar tot 1 jaar)
2) vroeglinguale fase (1 jaar tot 2 jaar en 6 maand)
3) differentiatiefase (2 jaar en 6 maand tot 5 jaar)
4) uitbreidingsfase of voltooiingsfase (5 jaar tot 9 jaar)
Tempoverschillen:
- aanleg
- taalaanbod
- karakter
3) Een prelinguale fase (van 0 jaar tot ongeveer 1 jaar) = betekenisloze klanken
Taalontwikkeling = hersenproces (hersenen ontwikkelen, er ontstaan verbindingen met andere hersencellen, er
vormt zich een taalgebied in de hersenen)
Eerste maanden = evolutie op vlak van fonologie (kennis van gebruik van klanken)
→ Kinderen gaan klanken en geluiden van elkaar onderscheiden
→ Kinderen gaan experimenteren met klanken
- Kinderen kunnen al luisteren van VOOR de geboorte
- Baby’s spreken met lichaamstaal (kijken, bewegen, voelen, luisteren)
Vanaf 3-4 maand = produceren klinkergeluiden (AAA, EEE)
→ later volgen de medeklinkers (GGG)
Vanaf 7 maand = brabbelen
→ Eerste = representatief brabbelen (herhalen van dezelfde combinaties)
→ Daarna = gevarieerd brabbelen (afwisselen van verschillende klinkercombinaties)
Tussen 9 en 12 maand = het imiteren van geluiden van volwassenen
→ Initiatieven tot een gesprek
→ Rond 12 maand gaat het brabbelen lijken op woordvorming
→ Klanknabootsingen krijgen een symboolwaarde = betekenis
Tweelingen imiteren elkaar
→ ze helpen en versterken elkaar
→ zij zeggen vaak eerst wij in plaats van ik
→ blijven langer in de brabbelfase
→ belangrijk om veel 1 op 1 interactie te doen
2
,Child directed speech (CDS) = taal van volwassenen in een 1-1-interactie met het kind (verzorgerstaal)
→ Anders dan gewone taal
→ Verandert mee met (en loopt voor op) de taalontwikkeling van het kind
→ betekenis geven aan klanken
→ dingen benoemen
→ vragen stellen
→ Belangrijkste motor van de ontluikende taalverwerving.
→ taalregister, stem verheffen, herhalen, verbloemen, hoger spreken, beter articuleren, makkelijkere
woorden, expressie, …
→ we passen onze taal aan, om het kind sneller taal aan te leren
4) De vroeglinguale fase (van 1 jaar tot 2 jaar en 6 maand) = ze gaan woorden zelf produceren,
betekenisvolle woorden
Vroeglinguale fase = peutertaal
→ fonologische ontwikkeling (kennis van gebruik van klanken)
→ semantiek (kennis van de betekenis van woorden en zinnen)
→ syntaxis (kennis van combinaties van woorden, woordgroepen en zinnen)
Semantiek ⇒ van brabbelen naar betekenisvol taalgebruik en naar het uiten van woorden
⇒ het kind kan de link leggen tussen taal en voorwerpen, handelingen of situaties
Woordgebruik ⇒ een peuter die herhaaldelijk dezelfde klankcombinaties gebruikt in dezelfde situatie en
gekoppeld aan dezelfde betekenis
1 jaar = eerste woordje (het begrijpen van woorden doen ze al eerder)
→ doorgaans mama of papa
Taalproductie ➔ Het zelf gebruiken van taal om te kunnen communiceren, contact te hebben met
elkaar, te spreken met elkaar.
Taalbegrip ➔ Dat betekent dat je kunt begrijpen wat er gezegd wordt
14 maanden = kinderen kennen al 100 woorden
2-jarigen = Kennen al 500 woorden
Ontwikkeling van woordenschat in fasen:
Fase 1 - Wijzen naar specifieke voorwerpen, dieren of personen
- Koppelen woorden aan concrete dingen uit de omgeving = labelen
- Aanwijsboekjes zijn zeer geschikt
Fase 2 - Woord verwijst niet alleen naar 1 specifiek object, maar naar een ruimer concept
- Je kan woorden ook in andere contexten gebruiken = categoriseren
Fase 3 - Eigenschappen die gemeenschappelijk zijn, gebruiken ze verkeerd = overextensie
Fase 4 - Van losse woorden naar combinaties van woorden of meerwoordzinnen = syntaxis
3
, Semantische en lexicale ontwikkeling:
- betekenisvol taalgebruik
- meer woordenschat
- labelen en categoriseren
- overextensie
5 maanden tussen dat een kind het woord begrijpt en ook effectief verteld
Vroeglinguale fase opsplitsen in 3 delen - syntactische ontwikkeling
De éénwoordfase - Van 1 jaar tot 18 maand (1,6 jaar)
- Kind spreekt in telegramstijl met losse naamwoorden en werkwoorden
- Context en intonatie nodig om te begrijpen
- Veel vervorming: reduplicatie, klanknabootsing, klanken vervangen of
nabootsen, weglaten
- bv: dada, tuuttuut, toek (ipv koek)
De tweewoordfase - Combinatie van 2 woorden
- Minder vervorming
- Veel vragen
- bv: taan (ipv gedaan), saap (ipv schaap)
De meerwoordfase - zinnen tot 5 woorden
- werkwoorden niet vervoegd
- bv: mama boekje kijken
Child directed speech (CDS)
→ verandert mee met de taalontwikkeling van een kind
- benoemen wat het kind doet
- vragen stellen
- eenvoudige, korte zinnen gebruiken en losse woorden aanvullen tot zinnen
- herhalen, corrigeren en uitbreiden
- eigennamen gebruiken in plaats van verwijswoorden
5) De differentiatiefase (van 2 jaar en 6 maanden tot 5 jaar) = betekenisvolle zinnen
Morfologische ontwikkeling:
- werkwoorden regelmatig vervoegen
- Naamwoorden verbuigen
- Meer woordsoorten, zoals verwijswoorden
- bv: gezwemd, ik was aan het sliepen, koeitjes, zakdoeks,...)
Werkwoorden vervoegen:
1. Eerste doen ze wat ze horen, ze imiteren (liep - 2 jaar)
2. Daarna hebben ze het systeem door van vervoegen ze werkwoorden maar ze kennen geen uitzonderingen
(loopte - 4 jaar)
3. Laatste hebben ze door dat er ook uitzonderingen zijn (liep - 6 jaar)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller inaravanongeval. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.59. You're not tied to anything after your purchase.