Cognitieve psychologie
Hoofdstuk 1: The foundations of cognitieve psychologie
Geheugen belangrijk bij; rouw, een beeld vormen van wij jij als persoon bent, een complexere
situatie begrijpen, enz.
Cognitieve revolutie
1. De wetenschap van de psychologie kan de mentale wereld niet rechtstreeks bestuderen.
2. De psychologie moet de mentale wereld bestuderen als we gedrag willen begrijpen.
Introspectie vanuit binnen kijken, het observeren en opnemen van content van iemands mentale
leven en de reeks van iemand zijn ervaringen.
- Dit werd echter later niet meer ondersteund, omdat gedachten en gedragingen ook
gepaard gaan met onbewuste complexe stappen.
- Niet mogelijk om claims te testen, zijn op basis van persoonlijke ervaring.
- Geeft geen objectieve data, afhankelijk van iemand zijn kijk erop.
Behaviorisme het gedrag is observeerbaar op de juiste manier, wetenschappelijke psychologie
moet gedachten, doelen en wensen vermijden, aangezien deze niet meetbaar zijn.
- Geïnteresseerd in: hoe gedrag veranderd door blootstelling aan verschillende stimuli.
Intellectuele grondslagen van de cognitieve revolutie:
Transcendentale model Begint met observeerbare feiten en werkt dan terug naar de observaties.
- Psychologen hebben hierbij het voordeel dat zij situaties ongeveer gelijk kunnen laten
voordoen, om opnieuw te kijken naar mogelijke oorzaken.
Respons tijd (RT) hoelang het duurt voor een persoon ergens op reageert.
Cognitieve neurosience het begrijpen van de mentale functies van het menselijke brein, door
nauwkeurige studie naar het brein en zenuwstelsel.
Klinische neuropsychologie studie van het brein, voornamelijk op basis van case studies naar
personen met schade of ziekte aan het brein.
Hoofdstuk 3: Visual Perception
Licht kom door het cornea en de lens en raakt dan het retina (het licht sensitieve weefsel aan de
achterkant van het oog). De Fovea is het middelpunt van het retina.
Fovea is het punt waar veel meer kegeltjes dan staafjes zijn; waardoor je hier erg accuraat ziet.
Indien de oogzenuwen samentrekken focus op objecten dichtbij. Indien de oogzenuwen relaxen,
wordt de lens platter en kan men objecten ver weg beter zien.
Staafjes (rodes) gevoelig voor lage licht sterktes, belangrijk bij het zien in semi-donkere
omgevingen. Zijn ook kleurenblind; kunnen verschillende sterktes licht vaststellen, maar geen
kleuren uit elkaar halen.
Kegeltjes (cones) Meer licht nodig, kan wel kleuren onderscheiden. Ook kun je zo detail zien.
,Bipolaire cellen prikkelen ganglion cellen die verspreid over het gehele retina liggen, maar samen
komen bij het optic nerve, waarnaar het naar het lateral geniculate nucleus (LGN) in de thalamus
wordt gestuurd. Vanuit hier wordt het naar de primaire visuele cortex gestuurd in de occipital kwab.
Laterale inhibitie
Waarbij een cel visuele input ontvangt, waardoor het sterk gestimuleerd wordt. Maar niet alleen
deze specifieke cel, maar ook zijn buren zal hij sterk stimuleren. Omdat cellen aan beide kanten van
de cel ook gestimuleerd worden zullen deze de specifieke cel ook weer stimuleren waardoor inhibitie
ontstaat (remming). Alleen cellen aan de randen ontvangen sterkere stimulatie, omdat deze maar
één buurman hebben.
- Omdat laterale inhibitie voor een sterke afbakening zorgt, ontstaan scherpe randen (zicht).
Visuele codering
Cellen ‘vuren’ altijd met één bepaalde sterkte, maar kunnen wel variëren in hoevaak zij vuren.
Single-cell recording Procedure waarbij onderzoekers het patroon van elektrische ladingen binnen
één cel kunnen meten.
- Hierbij kunnen ze binnen de cel kijken wat ervoor zorgt dat zij meer of minder vuren.
Center-surround cellen Cellen waarbij indien licht precies in het centrum ervan valt heel vaak
vuren, terwijl als licht buiten dit centrum valt veel minder vaak vuren.
- Als zowel het centrum als de omgeving sterk gestimuleerd worden vuren ze niet vaker of
minder vaak dan normaal.
Cellen hebben verschillende voorkeuren (horizontaal, verticaal, bewegend, hoeken), waarbij ze
sterker reageren indien het meer bij hun voorkeur ligt, hoe verder het er vanaf komt hoe minder
sterk zij reageren.
Area V1 gebied van de occipitale kwab waar axonen van het LGN als eerste de cortex bereiken.
MT, occipitale kwab, neuronen die gevoelig zijn voor snelheid en beweging.
V4, occipitale kwab, input voor een bepaalde kleur en bepaalde vorm.
Het visuele veld maakt gebruikt van parallelle processing, waarbij veel verschillende gebieden
tegelijk actief zijn.
De optic nerve bevat twee typen cellen:
1. P-cellen; leveren de belangrijkste input voor de parvocellulaire cellen van het LGN en lijken
gespecialiseerd te zijn in ruimtelijke en gedetailleerde analyse van vorm.
2. M-cellen; belangrijkste input voor de magnocellulaire cellen van het LGN en zijn gespecialiseerd in
de detectie van beweging en perceptie van diepte.
‘Wat-systeem’ Occipitale kwab naar de temporale kwab, helpt bij het identificeren van visuele
objecten; verteld je wat een object is.
‘Waar-systeem’ Occipitale kwab naar de partiële kwab, helpt je te beseffen waar een object is
(boven/onder/naast/voor je).
, Drie elementen die deel om delen van een waarneming te binden:
1. Ruimtelijke positie; Je legt de ‘welke vormen waar zijn’ over de ‘welke kleuren waar zijn’ over
elkaar heen en komt zo tot een conclusie.
2. Ritmes; Indien het brein registreert dan twee type neuronen (bv. één voor verticale en één voor
omhoog gaande voorwerpen) tegelijk vuren, registreert hij deze als zijnde bij elkaar horen; neurale
synchronie.
3. Aandacht; doormiddel van aandacht worden afzonderlijke eigenschappen van een stimulus samen
gebonden.
- Conjunctie error; indien iemand zijn aandacht wordt overprikkeld, waardoor deze fouten
maakt in het samenvoegen van eigenschappen van een stimulus (bv. kleur en letter verwarren).
Vorm perceptie organiseren
Figuur/grond organisatie vaststelling van wat het figuur is en wat de bodem/grond is.
Gestalt principes perceptie wordt gestuurd door nabijheid en gelijkenis, indien dingen bij elkaar
staan of elementen elkaar vertegenwoordigen ga je er van uit dat het één geheel is.
Perceptuele constantheid
Wij zien de constante eigenschappen van voorwerpen in de wereld, ook al verandert de zintuiglijke
informatie die wij over deze eigenschappen ontvangen telkens wanneer onze kijk omstandigheden
veranderen.
- Size consistentie; ondanks dat je dichter of verder naar of van een object af gaat, verwar
je de grootte hiervan niet.
- Vorm consistentie; ondanks dat je het van verschillende kanten ziet, observeer je de vorm
gelijk.
- Helderheid consistentie; Ondanks of er veel/weinig licht op het object valt, observeer je
de helderheid van het object.
Grootte consistentie kan komen, doordat het kijkt naar niet veranderende relaties (bv. hoe groot de
hond is ten opzichte van de tafel). Maar ook door onbewuste Inferentie, waarbij wordt uitgegaan
dat het brein automatische calculaties maakt over de gemaakte afstand en het object. Zo komt het
uiteindelijk tot de perceptie dat het object gelijk blijft, ook al is deze verder weg of dichterbij.
- grootte object op het retina x de afstand tussen jou en het object
Om te weten hoe ver een object van iemand af is gebruikt men afstandsindicaties (distance cues):
1. Binoculaire ongelijkheid; het verschil in positie van beide ogen, wat belangrijke informatie
levert over afstandsverhoudingen in de wereld; diepte (objecten nog relatief dichtbij).
2. Monoculaire afstands signalen; de diepte die elk oog opzich kan zien (bv. met een dicht).
Ook de oogzenuwen geven hints (dichtbij is erg aangespannen, ver weg bijna niet
- Interpositie; Indien een voorwerp het zicht van een ander voorwerp blokkeert, zo weet
men dat het blokkerende voorwerp dichterbij staat.
- Lineaire perspectief; Waarbij lijnen dichter bij elkaar lijken te komen indien ze verder weg
zijn.
Motion parallax Waarbij indien je je hoofd beweegt objecten dichtbij meer over je retina
bewegen dan objecten verder weg.
Optic flow geeft ook informatie over diepte en speelt een rol bij coördinatie van lichamelijke
bewegingen, doordat het patroon van stimulatie van het gezichtsveld veranderd als je naar voor
beweegt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimberlyfaassen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.37. You're not tied to anything after your purchase.