De student kan uitleggen welke functies het recht heeft in de samenleving:
Het recht heeft als functie om de maatschappij en menselijk gedrag te ordenen en te uniformeren (gelijk maken aan
elkaar) door middel van het stellen van regels (om daarmee een rechtvaardige samenleving te bereiken). Het recht
biedt daarnaast een mechanisme om geschillen op te lossen.
Recht voorziet in een menselijke behoefte om in een geordende samenleving te leven. Een samenleving die erop
gericht is om de eerlijkheid te bevorderen en oneerlijk nadeel te voorkomen om te zorgen dat iedereen krijgt waar
diegene recht op heeft en zo min mogelijk mensen oneerlijk benadeeld worden.
De student kan beschrijven wat het begrip ‘staat’ inhoudt, aan de hand van de kenmerken van een staat:
Kenmerken van een staat:
Je spreekt van een staat wanneer er aan drie elementen wordt voldaan:
Grondgebied: Territorium. (De grenzen zullen altijd vastgelegd zijn, ongeacht de grootte);
Gemeenschap: Er is een groep burgers die leven op het grondgebied. (Zij hebben een onderliggende
verbondenheid zoals een gezamenlijke nationaliteit, burgerschap, cultuur, etc.);
Overheidsgezag: Gezag over de overige twee kenmerken. (Er moet één instituut zijn dat het hoogste gezag heeft
en daarmee de gemeenschap zijn wil kan opleggen.)
De student kan de verschillen tussen de gecentraliseerde eenheidsstaat, gedecentraliseerde eenheidsstaat,
federatie en confederatie beschrijven:
Gecentraliseerde eenheidsstaat: Er is één centraal gezag
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: Er is een centraal gezag maar daarnaast worden er taken overgeplaatst naar
Decentrale overheden verplaatst (gemeente, provincie etc.)
Federatie: Deelstaten hebben de bevoegdheid en hebben een eigen grondwet daarnaast geven deelstaten taken over
aan het rijk. Dit kan niet andersom.
Confederatie (geen staatsvorm): Een organisatie die bestaat uit de voormalig lidstaten van kolonies (EU, VN etc.)
De student kan beschrijven hoe het Koninkrijk der Nederlanden is georganiseerd:
Op grond van het statuut kun je dit leerdoel beschrijven. (publiekrecht)
De student kan omschrijven wat met de termen ‘recht’ en ‘staat’ wordt bedoeld en de verschillende staatsvormen
omschrijven;
De student kan uitleggen wat met het begrip ‘rechtsstaat’ en haar afzonderlijke onderdelen wordt bedoeld en deze
herkennen in een casus;
De student kan de totstandkoming en samenstelling van wetgeving uitleggen;
De student kan de decentralisatie van overheidsmacht in Nederland beschrijven;
De student kan de samenstelling en werking van grondrechten in Nederland beschrijven en uitleggen.
De student kan uitleggen wat de begrippen ‘directe’ en ‘indirecte democratie’ inhouden;
Indirecte democratie: De volksvertegenwoordigers worden gekozen door de burgers. Op die manier verkrijgen de
gekozenen mandaat om de stem van het volk te vertegenwoordigen.
, Directe democratie: Burgers oefenen zelf direct invloed uit op het wervingsproces. (leden van de bevolking nemen zelf
politieke besluiten)
De student kan uitleggen wat het verschil is tussen het meerderheidsstelsel met kiesdistricten en het stelsel van
evenredige vertegenwoordiging;
Meerderheidsstelsel: Het land wordt in districten verdeeld. Er is één afgevaardigde die wint namens die staat.
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging: De stem van iedereen telt mee.
De student kan uitleggen wat een rechtsstaat is aan de hand van de beginselen van de rechtsstaat;
Scheiding der machten
Legaliteitsbeginsel
Grondrechten
Onafhankelijke rechtspraak
Ter bescherming van de burger is er aan de hand van de bovenstaande begrippen de rechtstaat ontstaan.
De student kan in een casus de beginselen van de ‘rechtsstaat’ herkennen;
Scheiding der machten
Legaliteitsbeginsel (alles wat de overheid doet moet op een wet gebaseerd zijn)
Grondrechten
Onafhankelijke rechtspraak
In een casus moet je kunnen uitleggen waarom er geen sprake is van een rechtstaat in dit geval
De student kan uitleggen hoe het parlementaire stelsel in Nederland vorm heeft gekregen.
De trias politica vereist scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. In Nederland heeft het
parlement, samen met de regering, wetgevende macht. Er is wel sprake van een dualistisch stelsel, want ministers en
staatssecretarissen mogen geen lid van het parlement zijn.
Monistisch stelsel: Leden kunt tegelijkertijd in de regering en in het parlement zitten
Dualisme: er is een duidelijke scheiding tussen de regering en het parlement
Kabinet: Ministers en de staatssecretarissen (staat niet in de wet)
Ministerraad: Alle ministers samen (Art. 45 Gw )
Regering: Koning en ministers ( Art. 42 Gw )
De student kan analyseren hoe een wet in formele zin tot stand komt;
Formele wetten: Een wet gemaakt door de regering en de staten en generaal samen. Ze zijn na de grondwet de
belangrijkste wetten in Nederland. Je herkent ze aan het woord wet
Materiele wetten: Een wet in materiele zin bevat een algemeen verbindend voorschrift. Het gaat om de inhoud.
Er zijn formele wetten die ook materieel zijn. De lagere wetgevers (gemeente, regering, provincie etc.)
De student kan beschrijven hoe een wijziging van de Grondwet verloopt;
Art. 137 Gw volledig uitgeschreven
1. De regering of 1 of meer leden van de Tweede Kamer dienen een voorstel tot grondwetswijziging in;
2. De Eerste en Tweede Kamer nemen dit wetsvoorstel in 1 e lezing aan met gewone meerderheid;
3. Tweede kamer wordt ontbonden en er worden verkiezingen gehouden;
4. Het in 1e lezing aangenomen voorstel wordt ingediend bij de nieuwe Tweede Kamer;
5. De Eerste en Tweede Kamer nemen het wetsvoorstel in de 2 e lezing aan met een twee-derde meerderheid;
6. Het ondertekenen van het wetsvoorstel door de koning en één of meer ministers of staatssecretarissen;
7. Publicatie van de wijziging in het Staatsblad. De wijziging treedt daarna direct in werking.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hhajvos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.