4 Componenten van taal
Klankleer (phonology) = de verschillende geluiden die een taal heeft. Phoneem = een
verzameling klanken die alle dezelfde betekenis onderscheidende functie hebben. In citroen
is de ‘s’ klank geschreven met een c, maar het wordt uitgesproken als een ‘s’. Klanken die
hetzelfde klinken zijn dezelfde fonemen.
Betekenisleer (semantics) = het begrijpen wat een woord betekent en hoe we het gebruiken
in een zin.
Grammatica = de structuur van een taal. Bestaat uit morfologie en syntaxis.
Morfologie = vormen van woorden d.m.v. fonemen.
Free morphemes = zelfstandig woord. Bijv. fiets
Bound morphemes = woord met extra iets om de betekenis te veranderen. Bijv.
fietsen
Syntaxis = alles wat met de opbouw en structuur van zinsdelen en zinnen te maken
heeft.
Pragmatiek = de regels voor taalgebruik in bepaalde contexten. Hierbij hoort sociolinguistic
knowledge = cultureel gespecifieerde regels over hoe taal gebruikt dient te worden in
bepaalde situaties.
Categorical speech perception (/phoneme boundary effect) = het waarnemen van een
reeks verschillende geluiden die tot dezelfde klankengroep (phonemic class) behoren.
Theorieën van de ontwikkeling bij taal
- Empirist perspective / Learning view = Verschillende ideeën.
Via versterking: het kind praat de verzorgers na en wanneer de ouders enthousiast
reageren wordt het kind aangemoedigd. Skinner geloofde in reinforcement.
Via imitatie: het kind herhaalt wat die hoort en leert zo de taal. Bandura geloofde in
modelling.
Door generalisatie weet een kind wanneer die woorden wel en niet kan gebruiken.
Tabula rasa = ongeschreven blad. Een kind kan vanaf de geboorte alles leren.
Kritiek: Er zou veel te veel versterking vanuit de ouders moeten komen om een kind een hele
taal te leren in zo’n korte tijd. Verder stimuleren ouders ook zinnen die grammaticaal niet
goed zijn, maar waarin de kinderen verder wel iets goeds zeggen. Studies hierover zijn dus in
contrast met de learning view. Door alleen te leren zouden we ook niet alle woorden van
een taal weten. Ook leren kinderen grammatica in dezelfde volgorde, wat niet aansluit op de
learning view en als laatste stelt de learning view het kind als passief op bij het leren van een
taal, terwijl het tegenovergestelde waar blijkt te zijn.
- Nativist view = stelt dat kinderen worden geboren met een LAD structuur (Language
Acquisition Device). Bedacht door Chomsky. Hiermee kunnen kinderen, nadat ze eenmaal
woorden kennen, woorden combineren om zo zinnen te maken en te begrijpen. Binnen het
LAD zou er een universeel grammatica zijn, wat gelijk is bij alle talen. Nativisten denken ook
dat een mens biologisch geprogrammeerd is om een taal te leren.
Voor deze theorie: in vele verschillende culturen kunnen kinderen relatief snel en goed een
taal leren. Mensen leren ook sneller en makkelijker een taal tijdens de periode van
biologische ontwikkelingen. Voor taal is dit van infancy tot pubertijd. Ook onderzoek op
dieren bevestigd deze theorie.
Kritiek: vele nativisten zijn het niet eens over de precieze aard van de grammaticale kennis
die kinderen hebben. Ook blijkt nu dat het leren van een taal langer duurt dan nativisten
dachten. De sociale invloeden binnen een taal worden buiten beschouwing gelaten.
, Slobin geloofde dat kinderen geen aangeboren kennis over taal hebben (zoals Chosmky),
maar wel een aangeboren language-making capacity (LMC) = Een set van cognitieve en
perceptuele vaardigheden die gespecialiseerd zijn in het leren van een taal, waardoor je
makkelijker een taal leert. Het bevat skills waardoor kinderen spraak kunnen analyseren en
fonologie, sematics enz kunnen vaststellen.
Support:
Het is linguistic universal = taalontwikkeling is chronologisch hetzelfde in verschillende
culturen.
Critical period = tijdens infancy wordt een taal makkelijker aangeleerd.
Uit onderzoek blijkt dat de LHH al vanaf de geboorte actief is, waar de Broca- en Wernicke
area zitten.
Pidgin = minimale/gebarentaal gemaakt door slaven en mensen die een andere taal met
elkaar spreken. (Niet op een andere manier kunnen communiceren dan dit).
Creools = wanneer een pidgin taal zich ontwikkelt tot een nieuwe taal.
- Interactionist view = denken dat je een taal leert door dat wat om je heen gesproken
wordt, maar ook dat mensen in een bepaalde manier biologisch aangelegd zijn om een taal
te leren. De kids die een taal leren hebben een actieve rol. Door Bates. (Biologische en
sociale kant).
Language acquisition support system (LASS) = mensen uit omgeving stimuleren de
ontwikkeling van taal.
Social interactionist theory = mensen willen graag anderen begrijpen en begrepen
worden, waardoor ze een actieve rol innemen in het leren van een taal.
Verschillende soorten woorden
Object and action words = object woorden worden meer gebruikt dan actie woorden. (?)
State words = tussen 2 – 2.5 jaar gaan kinderen woorden toevoegen om dingen te
omschrijven. Groot, stom, etc.
Aanleren van een taal
Gemiddeld spreken kinderen hun eerste woorden na 12 maanden.
Door non-verbale spelletjes te spelen, leert het kind om te geven en nemen in een
gesprek en uiteindelijk dat een conversatie heen en weer gaat.
Na 6 maanden beginnen kinderen woorden te begrijpen.
Infant-directed speach (/motherese) = in korte, makkelijke zinnen praten.
Belangrijke dingen worden vaak herhaald en er wordt duidelijk, harder en met een
hogere toon gepraat.
Expansion = iemand herhaalt de zin van het kind, maar voegt enkele woorden toe,
waardoor de zin grammaticaal correct wordt. Give mama vs give it to mama
Recast = de zin wordt herhaald, alleen het grammaticaal verkeerde woord wordt nu
aangepast, zodat de zin wel klopt. Kitty eat vs what is the kitty eating?
De interaction view stelt dat het belangrijk is om met anderen om te gaan om een
taal te leren. Mensen om je heen hebben.
Na 18 maanden is er een flinke stijging in het aantal geleerde woorden, aangezien
kinderen willen begrijpen waar een gesprek over gaat en begrepen worden.
Fast-mapping = het begrijpen van een nieuw woord na een enkele blootstelling. Door
herhaling wordt het woord onthouden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijn124. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.