Samenvatting van de hoofstukken 6 t/m 10 van Jaarverslaggeving druk 9. Ik heb de samenvatting gemaakt voor het aankomende tentamen External Reporting 3 voor de studie Finance and Control aan de Haagse Hogeschool. In de samenvatting zijn ook de PowerPoints van de docent verwerkt.
Rubricering van de balans (statement of financial position) volgens IASB: het geeft een opsomming
van de posten die in ieder geval in de balans moeten worden opgenomen en voor sommige posten
word een nadere onderverdeling geëist.
Rubriceren van de balans volgens RJ: kent geen zelfstandige rubricering, maar steunt helemaal op de
Nederlandse wet.
Rubricering van de balans volgens de Nederlandse wet: het Besluit modellen jaarrekening geeft
modellen voor de indeling van de balans en de resultatenrekening van de nv en de bv: de modellen A
t/m D. Binnen deze modellen zijn er twee mogelijkheden voor presentatie:
1. De staffelvorm (A en C). Hier worden de kortlopende schulden van de vlottende activa
afgetrokken.
2. De scrontovorm (B en D).
De wet schrijft de volgende hoofdindeling van de balans voor:
De nv of bv moet kiezen uit model A en B, maar een kleine rechtspersoon mag uit alle modellen
kiezen. De modellen A en B vereisen verdergaande specificaties dan modellen C en D.
Activa:
Vaste activa – bestemd om de uitoefening van de werkzaamheden van de onderneming
duurzaam te dienen.
Vlottende activa – bestemd om de uitoefening van de werkzaamheden van de onderneming
niet duurzaam te dienen.
De IASB eist in de toelichting een mutatieoverzicht van de immateriële en materiële vaste activa. De
Nederlandse wet en de RJ eisen dit ook voor de financiële vaste activa.
De RJ eisen bij dit mutatieoverzicht nog de volgende informatie:
Het totaal van de per einde verslagjaar geboekte afschrijvingen en waardeverminderingen
(cumulatieve afschrijvingen/waardeverminderingen).
Het totaal van de per einde verslagjaar geboekte herwaarderingen van de nog aanwezige
activa (als er wordt gewaardeerd tegen actuele waarde).
6.2 Immateriële vaste activa
Voor de immateriële vaste activa gelden de algemene activeringscriteria zoals omschreven in het
Framework van de IASB en het Stramien:
Een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel,
waarover de onderneming de beschikkingsmacht heeft
en waaruit in de toekomst naar verwachting economische voordelen naar de onderneming
zullen vloeien.
Daarnaast moet er voldaan worden aan de aanvullende eis dat de kostprijs of de waarde van het
bedrijfsmiddel betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Bij materiële vaste activa zal activering in het algemeen geen punt van discussie zijn. Bij immateriële
activa ligt dit anders (matchingprincipe – voorzichtigheidsprincipe).
IASB en RJ: een immaterieel vast actief moet in de balans worden opgenomen, maar alleen wanneer
wordt voldaan aan de activeringscriteria. Er moet vervolgens stelselmatig worden afgeschreven op
basis van de geschatte economische levensduur.
Nederlandse wet: geeft geen algemene regel voor het al dan niet activeren van immateriële vaste
activa.
Impairment test: er wordt bekeken of de realiseerbare waarde van het activum lager is dan de
boekwaarde.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
IASB en RJ: onderscheid tussen de onderzoeksfase en de ontwikkelfase. Onderzoeksuitgaven
moeten direct ten laste van het resultaat worden gebracht. Ontwikkelkosten moeten worden
geactiveerd.
Nederlandse wet: onderzoeksuitgaven moeten direct ten laste van het resultaat worden
gebracht. Ontwikkelingsuitgaven mogen worden geactiveerd, maar mogen ook direct ten
lasten van het resultaat worden gebracht. Bij activering:
o Er geldt een afschrijvingstermijn afgestemd op de verwachte gebruiksduur.
o De kosten moeten worden toegelicht.
o Er moet een wettelijke reserve worden gevormd. Deze wordt gevormd uit de vrije
reserves (overige-, algemene- of agioreserve) of uit de winstverdeling. Bij
afschrijving valt de wettelijke reserve vrij ten gunste van de vrije reserves.
De wet eist in het bestuursverslag informatie over de werkzaamheden op het gebied van onderzoek
en ontwikkeling.
, Kosten van concessies, vergunningen en dergelijke
Tot deze groep immateriële activa behoren ook octrooien, uitgaverechten en rechten tot het voeren
van een merk.
IASB, RJ: deze activa moeten geactiveerd worden als ze van derden zijn gekocht (niet als ze
zelf zijn ontwikkeld).
Nederlandse wet: deze activa mogen geactiveerd worden als ze van derden zijn gekocht (niet
als ze zelf zijn ontwikkeld).
Kosten van goodwill
Gekochte goodwill: het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde van de
overgenomen onderneming. Deze wordt geactiveerd.
IASB, RJ en Nederlandse wet: zelf ontwikkelde goodwill mag niet worden geactiveerd.
Oprichtings- en emissiekosten (notariskosten, bankprovisie, advieskosten)
Nederlandse wet: oprichtings- en emissiekosten mogen worden geactiveerd. Bij activering:
o Ze moeten in maximaal 5 jaar worden afgeschreven.
o De kosten moeten worden toegelicht.
o Er moet een wettelijke reserve worden gevormd.
IASB: mogen niet worden geactiveerd want ze voldoen niet aan het criterium van de
economische voordelen.
RJ: beveelt aan de kosten niet te activeren. Emissiekosten moeten ten laste van het agio of
de overige reserves worden geboekt.
Voorbereidings- en aanloopkosten (kosten van uitval, introductiereclame en opzetten van een
distributiestructuur)
IASB en RJ: de kosten mogen niet worden geactiveerd.
Nederlandse wet: laat zich niet over activering uit.
Kosten van ‘human capital’
IASB en RJ: de kosten mogen niet worden geactiveerd. Dit geldt ook voor uitgaven voor
scholing van het personeel.
Nederlandse wet: laat zich niet over activering uit.
Een bezwaar tegen activering van de productiefactor arbeid: de onderneming heeft niet de
beschikkingsmacht over de productiefactor arbeid.
Het bovenstaande kan worden samengevat in de volgende tabel
Kosten IASB/RJ Wet
Activeren Afschrijven Activeren Afschrijven
Onderzoek Mag niet Economische Mag niet Verwachte
Ontwikkeling Moet (onder levensduur Mag* gebruiksduur
voorwaarden)
Concessies, Moet (zelf Economische Mag (zelf Geen regels
vergunningen en ontwikkeld mag levensduur ontwikkeld mag
dergelijke niet) niet)
Zelf ontwikkelde Mag niet Mag niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kvwieren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.