Regulering Van Vorm En Functie Van Dieren (5502RVFD8Y)
All documents for this subject (28)
2
reviews
By: trichalarampersad • 8 months ago
By: LiliaWillems • 2 year ago
Seller
Follow
melanievandeelen
Reviews received
Content preview
Blok 4
Samenvatting regulering van vorm en functie van dieren
Ronald Wilders
Aantekeningen Ronald Wilders fysiologie ademhaling
Ademhaling in mens en dier:
● Aanvoer van O2 uit de omgeving (water of lucht)
● Afvoer van CO2 naar omgeving (water of lucht)
● Altijd via diffusie
-Bij ademhaling geen actief transport van O2 of CO2
● Diffusiesnelheid Q bepaald door:
-Diffusiecoëfficiënt D -> medium, temperatuur
-Verschil in (partiële) gasdruk ΔP
-Diffusieafstand L
-Diffusieoppervlak A
● Wet van Fick -> Q=D x A x ΔP / L
Optimale diffusie door L minimaal te maken en A maximaal te maken
In het water vinden we vooral uitwendige kieuwen en inwendige kieuwen. Op het land zijn dit
longen en tracheeën (ademhalingsbuisjes).
Ademhaling bij de mens:
-Aanvoer van O2
-Afvoer van CO2
-Handhaving pH: CO2 + H2O ⇄ H+ + HCO3-
-Bescherming tegen ongewenste stoffen : reiniging van buitenlucht
-Geluid : luchtstroming langs de stembanden
-Geen (effectieve) ademhaling zonder circulatie: het circulerende bloed transporteert O2 en
CO2
Anatomie longen:
1
,Ademhalingsspieren:
1. Inademing (inspiration)
-Spieren van nek en borstbeen
-Externe tussenribspieren
-Diafragma
2. Uitademing (expiratie)
-Interne tussenribspieren
-Buikspieren
Bij een rustige ademhaling is de inademing actief (voornamelijk diafragma) en de uitademing
is passief (terugveren van de longen).
De alveoli en capillairen zijn nauw verweven met elkaar.
Een kleine alveolus (met een kleine straal) wil van nature liever leeglopen dan eentje met
een grotere straal. De kracht naar het midden is groter bij een kleinere straal.
Surfactant:
-Surfactant = ‘surface active agent’
-Zeepachtige substantie
-Wordt afgescheiden door de type-II-pneumocyten
-Verlaagt de oppervlaktespanning in de alveoli: maar relatief meer in kleine alveoli.
-Surfactant doet twee dingen:
1. Verhoogt de compliantie (opblaasbaarheid) van de alveoli (alveoli bieden minder
weerstand)
2. Voorkomt dat kleine alveoli leeglopen in grote
Overgang van structuren:
In het figuur is de overgang te
zien van bronchus naar
bronchioles naar alveolus.
Bij de rode pijl is de pleuraholte te zien, deze is gevuld met vocht
en biedt ondersteuning voor de long. Het zorgt ervoor dat de long
kan bewegen. Bij de groene pijl is de pleura visceralis te zien, dit
is de buitenbekleding van de long. Bij de blauwe pijl is de pleura
parietalis te zien, dit is de binnenbekleding van de thorax. Bij een
klaplong gaat het vlies kapot waardoor de druk wegvalt en de
long inklapt.
2
,Klaplong (pneumothorax):
Door een klaplong weten we dat de long van nature wil samenvallen en dat de thorax van
nature wil uitzetten. In rust bestaat er dus een evenwicht in het ademrust niveau. De long
wilt net zo hard naar binnen als de thorax naar buiten.
Inademing -> onderdruk in thorax verhogen
Uitademing -> passief (longen terug laten veren)
Spirogram:
O2 laat lis van Hb bij de O2-arme weefsels. O2 bindt niet alleen aan hemoglobine. O2 bindt
ook aan myoglobine in spiercellen.
Neurale aansturing:
-De ‘pacemaker’ voor ademhaling bevindt zich in de medulla oblongata
-Modulatie van de ademhaling geschiedt vanuit de pons
-Informatie komt van:
1. Centrale chemoreceptoren
2. Perifere chemoreceptoren
Perifere chemoreceptoren:
● Reageren op veranderingen in de:
-Arteriële PO2 -> lage PO2 stimuleert de ademhaling
-Arteriële pH -> lage pH stimuleert de ademhaling
-Arteriële PCO2 -> hoge PCO2 stimuleert de ademhaling
● Perifere chemoreceptoren zijn van minder belang dan de centrale chemoreceptoren
3
, Centrale chemoreceptoren en CO2:
● Reageren op veranderingen in de PCO2 van de extracellulaire vloeistof in de medulla
-CO2 passeert de bloed-hersenbarrière gemakkelijk (in tegenstelling tot H+)
● De reactie op de PCO2 is indirect
-De receptoren zijn niet gevoelig voor CO2 , maar voor H+
-Maar [CO2] en [H+] zijn aan elkaar gekoppeld via CO2 + H2O ⇄ H+ + HCO3-
● Hoge PCO2 vormt de belangrijkste stimulus voor de ademhaling
Aantekeningen van het hoorcollege zelf (het gesproken woord)
D en ΔP liggen vast.
Ademhaling heeft circulatie nodig en circulatie heeft ademhaling nodig.
In de keelholte komt de lucht voorbij. Dit moet niet de slokdarm in maar de trachea in. Het
strotklepje zorgt voor de juiste keuze, slokdarm of luchtpijp.
Extern voor de inspiratie
Intern voor de expiratie
Spieren trekken de ribben mee en deze spieren zorgen ervoor dat de longinhoud groter
wordt.
Trachea splitst in de bronchiën. Deze splitsen nog meer dat noemen we bronchiolen. Er is
kraakbeen om de luchtpijp, dit is om alles open te houden, om de diameter te houden. Bij de
alveoli vindt pas echt de ademhaling plaats. Om de alveoli zitten capillairen. De longader is
zuurstof rijk.
Minder dan een millimeter doorsnede van een alveoli. Over de wand van een capillair en de
wand van de alveolus vindt de uitwisseling plaats. Deze twee membranen heten samen
alveolocapillaire membraan. Er is nog een vochtig laagje waar het zuurstof overheen moet.
In dit vochtige laagje zit dat type II pneumocyten, surfactant. Surfactant vergemakkelijkt de
ademhaling.
Er is geen evenwicht tussen de longblaasjes. Klein longblaasje loopt leeg in een groter
longblaasje. Er staat meer spanning op een kleiner blaasje. De bolling is groter bij een
kleinere alveolus.
De surfactant werkt beter bij kleinere alveolus. De surfactant zit dichter bij elkaar bij kleinere
alveolus. Law of LaPlace: P = 2T/r (p=pressure, t= surface tension, r=radius).
De surfactant zorgt ervoor dat de druk gelijk is en voorkomt dus dat de kleine leeglopen in
de grote alveoli. De grotere hebben een minder grote druk door de bolling, de kleinere krijgt
minder druk door de surfactant omdat dat beter werkt bij de kleinere.
223 buisjes, omdat er 23 keer gesplitst wordt. Vanaf splitsing 17 ongeveer vindt al
ademhaling plaats. Ongeveer 480000000 alveoli.
Je gaat van conductief naar respiratoir. Bij rook van sigaretten worden de cilia aangetast
waardoor het slijm minder makkelijk weg kan en je veel moet hoesten.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melanievandeelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.84. You're not tied to anything after your purchase.