LES 1: MARKTWERKING EN WELVAART
WAT VOORAFGING
Adam Smith: competitieve markten waarin iedereen zijn eigenbelang nastreeft, kunnen leiden tot de best mogelijke
toestand voor de maatschappij als geheel.
In een markteconomie is de toewijzing van middelen gedecentraliseerd, bepaald door de interacties van veel
geïnteresseerde kopers en verkopers. Is de toewijzing van de middelen door de markt in een markteconomie wenselijk
en efficiënt? Om dat te kunnen beantwoorden, gaan we het concept van consumenten en producentensurplus naar
voren brengen en koppelen aan het concept van pareto-efficiëntie.
CONSUMENTEN EN PRODUCENTENSURPLUS
CONSUMENTENSURPLUS
Vraagcurve geeft weer hoeveel de vragers bereid zijn af te nemen aan de verschillende prijzen, maar invers ook wat
de bereidheid is te betalen voor de afname van verschillende hoeveelheden. Bij een bepaalde hoeveelheid geeft de
prijs weer wat de bereidheid tot betalen is voor de afname van de bijkomende laatste (marginale) eenheid. BV. koper
kocht de laatste eenheid (de 14de), de voorgaande eenheden, daarvoor is een grotere bereidheid tot betalen maar die
14De hoeveelheid is nu 6 euro omdat die 14de eenheid enkel afgenomen gaat worden indien die prijs zo laag is. Er
ontstaat een verschil tussen wat de bereidheid was tot betalen voor 13 eenheden en dat die groter was dan 6. Er
ontstaat een verschil tussen de bereidheid tot betalen voor verschillende eenheden en wat er effectief betaald moet
worden, wordt bepaald door de bereidheid van betalen.
WILLINGNESS TO PAY (WTP)
De bereidheid tot betalen van een koper is het maximumbedrag dat de koper voor het goed zal betalen. WTP meet
hoeveel de koper het goed waardeert.
VOORBEELD: Kopers willen graag een IPod kopen, maar de bereidheid tot betalen van Anton is verschillend dan die
van Kristien, Mark en Jan.
- Wanneer de prijs 200$ bedraagt, dan gaat niet iedereen die IPod willen kopen. De grotere afname (vb. Q = 4),
wordt bepaald door de laatste koper die erbij koopt (nl. Jan)
- Alle kopers voor 125 euro hebben een surplus, want zij hadden een hogere bereidheid tot betalen maar zij
moeten 125 euro betalen, ze verwerven dus een surplus (= het verschil tussen wat ze bereid waren te betalen
en wat ze effectief betalen). De kopers betalen op de markt maar één prijs.
1
,Als er een hogere prijs wordt gevraagd, dan zal het consumentensurplus verlagen, twee redenen hiervoor:
- Er zijn kopers die de markt verlaten, waardoor het CS daalt
- De resterende kopers moeten een hogere prijs betalen
KOPER KOOPT MEERDERE EENHEDEN
Voor sommige producten worden er meerdere eenheden gekocht door één persoon. Bereidheid tot betalen daalt
naarmate een consument meer goederen verwerft, omdat elke bijkomende eenheid een kleinere grensnut oplevert
(heeft een kleiner bijkomend nut).
Voor de eerste eenheid heeft hij een grote bereidheid tot betalen, voor de bijkomende eenheden zal de bereidheid
tot betalen stelselmatig kleiner worden.
PRODUCENTENSURPLUS
De aanbodcurve worden bepaald door de kosten. De kosten zijn de prijs van alle inputs die de producent moet
opgeven om een goed te produceren (dwz oppurtiniteitskosten). Omvat de kosten van alle middelen die worden
gebruikt om het goed te produceren, inclusief de kost van de tijd van de verkoper.
Voor de aanbodcurve zijn de marginale kosten bepalend = de kost om een bijkomende eenheid te produceren
Producentensurplus = verschil tussen de marktprijs en de marginale kosten om die verschillende eenheden op de
markt aan te bieden. – Oppervlakte v. Gele driehoek
Als we de prijs verlagen, dan gaat het producentensurplus ook verlagen. Twee redenen voor daling van PS:
- Daling in PS als gevolg van minder verkopen
- We krijgen een lagere vergoeding voor de eenheden die men wel nog produceert
2
,TOTALE SURPLUS
CS meet de voordelen die kopers ontvangen van deelname aan de markt. PS meet de voordelen die verkopers
ontvangen van deelname aan de markt
Totale surplus = CS + PS à TS meet de totale baten uit deelname aan de markt
- Kan ook geschreven worden als: (waarde voor kopers) – (bedrag betaald door kopers) + (bedrag ontvangen
door verkopers) – (kosten voor verkopers) à (waarde voor kopers) – (kosten van verkopers)
UITKOMST MARKTEVENWICHT
Het totale surplus CS + PS wordt gemaximaliseerd. De goederen worden door de producenten geproduceerd met de
laagste koste. De goederen worden verbruikt door de kopers die ze het meest waarderen.
In het marktevenwicht is gelijk prijs aan 30 en 15 eenheden. Het totale surplus is het grootst mogelijk in dit punt. Vraag
is: is dit evenwicht efficiënt?
- Welke kopers: elke koper die een bereidheid tot betalen groter of gelijk aan 30 heeft. De andere kopers met
een bereidheid die lager is dan 30, die verwerven het niet.
- Welke verkopers: elke verkoper wiens marginale kosten kleiner of gelijk aan 30 zijn om het goed te
produceren.
PARETO EFFICIËNTIE
Pareto efficiënt: situatie waarbij het niet meer mogelijk is dat één partij zich zou verbeteren zonder dat dit ten koste
gaat van de andere partij.
Wanneer we niet in het marktevenwicht zouden zitten, maar in een punt waar de prijs hoger is, dan verwerven de
producenten een groter surplus maar dit gaat ten koste van de consument.
3
, LES 1.2: HOOFDSTUK 10: MARKTINGRIJPEN DOOR DE OVERHEID
OVERHEIDSINTERVENTIES
We zien dikwijls overheidstussenkomsten in de markt, dat heeft vaak te maken met vb. gezondheidszorg, waarbij de
overheid het gedrag probeert te beïnvloeden van bepaalde groepen van consumenten. We zien overheid ook
tussenkomen om aanbieders te steunen, wanneer de markt niet voldoende inkomen biedt. De overheid komt ook
tussen wanneer er externaliteiten zijn.
ACCIJNZEN
Accijns = vaste heffing per eenheid van het product dat verkocht wordt. Vb. bij sigaretten en alcohol. We kunnen het
zien als een verschuiving van het aanbod want de aanbieder zal een bijkomende kost hebben van 6 euro die hij moet
betalen aan de overheid. We krijgen het punt M als nieuw evenwicht, de hoeveelheid daalt met 2 eenheden van 6
naar 4. Wie gaat de last/kost van het accijns dragen? Consumenten betalen meer ten opzichte van vroeger (zij krijgen
een verhoging van 4 euro) maar ook de producent zien hun netto-prijs verminderen, waar ze vroeger 8 euro krijgen,
krijgen ze nu 6 euro netto. Die accijns gaat voor een deel naar de consument en voor een deel naar de producent
Formule om impact accijns te berekenen. Als de vraag naar het goed niet elastisch of minder elastisch is, en het aanbod
is vrij elastisch, dan gaat vooral de consument de impact ondervinden door een prijsstijging.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ellendv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.88. You're not tied to anything after your purchase.