Week 1
Twee bestaansredenen voor ipr:
1. Internationale rechtsverhoudingen die zich niets aantrekken van
landsgrenzen.
2. Rechtsverscheidenheid.
Drie hoofdonderdelen van ipr:
1. Rechtsmacht wat is de internationaal bevoegde rechter?
a. Brussel I: EU-Verordening die de internationale bevoegdheid van de
rechters van de lidstaten regelt voor vrijwel alle privaatrechtelijke
geschillen.
b. Haags Forumkeuzeverdrag.
c. Verdrag van Legano: vrijwel gelijk aan Brussel I, maar dan voor landen
die geen lidstaat van de EU zijn maar er wel nauw mee geassocieerd
zijn wegens de Europese Economische Ruimte en de Europese Vrije
Handelsorganisatie.
d. Art. 1-14 Rv: regels als er geen internationale regelingen van
toepassing zijn.
2. Conflictenrecht. Het type regel dat het toepasselijke recht aanwijst wordt de
conflictregel/verwijzingsregel genoemd.
a. Rome I.
b. Rome II.
c. Boek 10 BW.
3. Erkenning en tenuitvoerlegging. Uitgangspunt: tenzij er sprake is van een
verordening of verdrag, erkennen wij buitenlandse rechterlijke beslissingen
niet voor tenuitvoerlegging.
a. Brussel I.
b. Jurisprudentie. Verkapte exequaturprocedure: als je als schuldeiser in
het buitenland een veroordelend vonnis hebt gekregen dat niet onder
het Haags Forumkeuzeverdrag valt, moet je in NL bij wijze van
dagvaarding een nieuwe procedure aanhankelijk maken.
Basisvoorwaarden:
i. De buitenlandse rechter heeft zich op redelijke wijze bevoegd
geacht.
ii. In de buitenlandse procedure worden de basisbeginselen van
een goede procesorde gevolgd.
iii. Het vonnis mag niet in strijd zijn met de openbare orde.
iv. De buitenlandse procedure mag niet in strijd zijn met een
Nederlandse rechterlijke beslissing of een rechterlijke beslissing
die wel rechtstreeks voor erkenning en tenuitvoerlegging in NL in
aanmerking komt.
Bronnen van ipr:
1. Verdragen: Haags Vertegenwoordigingsverdrag, Haags Trustverdrag, Haags
Verkeersongevallenverdrag.
2. EU-recht: Rome I, Rome II, Brussel I, Insolventieverordening, toetsing aan
vrijheid van vestiging en economische vrijheden.
, 3. Nationaal recht: boek 10 BW en bepalingen zoals art. 6:247 lid 4 BW.
Verwijzingsregel
Functie van de verwijzingsregel is het vinden van het toepasselijke/nauwst
verbonden recht. Zie ook art. 10:8 lid 1 BW. De verwijzingsregel geeft aan welk
stelsel van nationaal recht van toepassing is.
Uitzonderingen:
- Openbare orde: als volgens een in NL geldende verwijzingsregel recht X van
toepassing is, moet de Nederlandse rechter dit recht toepassen. Dit hoeft niet
als de toepassing leidt tot strijd met de Nederlandse openbare orde, dit is het
geval als het buitenlandse recht een inbreuk maakt op fundamentele waarden
en normen van de Nederlandse rechtsorde. Vb: discriminerend of excessief
hoge schadevergoedingen.
- Voorrangsregels: sommige regels zijn zo belangrijk dat zij ongeacht het recht
dat volgens de verwijzingsregel van toepassing is worden toegepast.
- Beschermingsbeginsel: sommige verwijzingsregels beogen op het niveau van
de verwijzingsregel zelf een bepaalde partij te beschermen. Vb: art. 6 en 8
Rome I (consumenten en werknemers). Ongeacht het toepasselijke recht
kunnen deze zwakkere partijen zich toch beroepen op regels die gunstiger
voor hen zijn. De regels zijn alleen van toepassing als zij gunstiger uitvallen.
- Begunstigingsbeginsel: beogen een bepaald materieelrechtelijk resultaat te
begunstigen. Vb: alimentatie; hier kijk je eerst of het rechtsstelsel van de
echtgenote alimentatie toekent; als dat niet zo is kijk je naar het recht van de
gemeenschappelijke woonplaats, en anders naar het Nederlandse recht. Het
is een conflictenrechtelijke herkansing.
Zie ook art. 10:12 BW en art. 11 Rome I.
Kenmerken verwijzingsregel:
1. Indirect. De verwijzingsregel regelt de rechtsverhouding niet zelf, maar verwijst
naar het passende recht. Uitzondering: art. 10 lid 2 Rome I, EPR (eenvormig
privaatrecht; regels die direct de rechtsgevolgen van een internationale
rechtsverhouding regelen).
2. Meerzijdig. Het geeft aan wanneer eigen recht of buitenlands recht van
toepassing is. Uitzonderingen van enkelzijdige verwijzingsregels:
a. Art. 6 (oud) Wet AB.
b. Art. 6:247 lid 4 BW. Dit is een scope rule; het geeft voor specifieke
wettelijke bepalingen aan wat hun internationale reikwijdte is.
3. Neutraal. Buitenlands en Nederlands recht worden gelijkwaardig behandeld.
Uitzondering:
a. Openbare orde (art. 10:6 BW).
b. Voorrangsregels (art. 10:7 BW).
4. Abstract. Het materieelrechtelijke resultaat is, op enkele uitzonderingen na,
irrelevant.
Het ipr kent verschillende verwijzingscategorieën: personen- en familierecht,
rechtspersonen, goederenrecht, overeenkomsten, onrechtmatige daad, etc.
Om te bepalen welke verwijzingsregel gebruikt moet worden kijk je naar de
aanknopingsfactor die is opgenomen in de verwijzingsregel die voor de
desbetreffende verwijzingscategorie geldt. Vb:
- Overeenkomst: het door de partijen gekozen recht.
, - Goederenrecht: situs/plaats waar de zaak zich bevindt.
Soms treden er kwalificatieproblemen op.
1. Op het eerste niveau: het is onduidelijk bij welke verwijzingscategorie de
rechtsverhouding thuishoort. Vb: derdenwerking van exoneratieclausules,
verjaring, bruidsschatten, een rechtsfiguur dat de nationale rechter niet kent.
2. Op het niveau van de verwijzing zelf: er moet bijvoorbeeld Frans recht worden
toegepast, en naar Nederlands recht gaat de casus om overeenkomstenrecht
maar naar Frans recht om faillissementsrecht. Vb: Vleeschmeesters.
Primaire kwalificatie: (een onderdeel van) de rechtsverhouding wordt gekwalificeerd,
doordat men concludeert dat de rechtsvragen waartoe deze rechtsverhouding
aanleiding geeft door een in een bepaalde verwijzingsregel gehanteerd
systeembegrip wordt bestreken. In abstracto – d.m.v. rechtsvragen – wordt
vastgesteld welk type voorschriften door de verwijzingsregel wordt bestreken.
Secundaire kwalificatie: heeft een materieelrechtelijke regel van de lex causae de
eigenschappen van de materieelrechtelijke regels waarnaar de verwijzingsregel
beoogt te verwijzen? In concreto – voor het voorschrift in kwestie – wordt vastgesteld
of de verwijzingsregel naar dit voorschrift verwijst.
Week 2
Elementen van het verwijzingsprocedé:
1. Het onderbrengen van de rechtsverhouding bij een verwijzingscategorie
d.m.v. kwalificatie.
2. De aanknopingsfactor/verwijzingsfactor. Vb: nationaliteit, statutaire zetel, situs,
schade, etc.
a. Meestal enkelvoudig (bv. art. 10:127 lid 1 BW).
b. Alternatief (bv. art. 11 Rome I).
c. Subsidiair (bv. alimentatie).
d. Cumulatief (bv. art. 16 insolventieverordening).
e. Distributief (bv. art. 10:128 BW).
3. Verwijzing/aanknoping (rechtsgevolg). Het toepasselijke recht wordt
toegepast.
In het ipr doen we op enkele uitzonderingen na niet aan herverwijzing (renvoi). Vb:
art. 10:5 BW, art. 20 Rome I, art. 5 lid 1 Haags Vertegenwoordigingsverdrag.
Kwalificatieprobleem: de meeste rechtsstelsel kennen min of meer dezelfde indeling,
maar niet alles wordt op dezelfde plaats geregeld. Er zijn drie mogelijkheden om te
beoordelen welk systeembegrip/welke indeling bepalend is:
1. Lex fori: een rechtsverhouding wordt ondergebracht bij de verwijzings-
categorie die overeenkomst met de systematiek van ons eigen recht.
2. Lex causae: het recht toepasselijk op de rechtshandeling.
3. Autonoom: er wordt gekwalificeerd op een wijze die recht doet aan het
internationale karakter van de rechtsverhouding of aan het streven naar
uniformiteit van een internationale regeling. De autonome kwalificatie is
dwingend.
Bij het recht in ipr-verdragen, EU-verordeningen of richtlijnen moeten we sowieso
autonoom kwalificeren.
, In NL gaan we verder uit van de verruimde lex fori opvatting. Dit brengt mee dat de
systematiek van het Nederlandse BW niet zonder meer doorslaggevend is voor de
kwalificatie in het kader van verwijzingsregels uit boek 10.
Primaire kwalificatie: het hoogste niveau, als we een rechtsverhouding onderbrengen
bij een verwijzingscategorie.
Secundaire kwalificatie: het onderste niveau, we weten dat het recht van land X van
toepassing is, maar moeten bepalen welke bepalingen daarvan.
Overeenkomsten
Verwijzingsregels voor overeenkomsten staan meestal in Rome I (vanaf 17
september 2009), voor eerder gesloten contracten kijk je naar EVO.
Verschil: het EVO is een verdrag gesloten door lidstaten van de EU, en maakt dus
geen deel uit van EU-recht. Rome I is een verordening en maakt wel deel uit van EU-
wetgeving. Het HvJ-EU gebruikt het EVO en de toelichting hierop regelmatig bij de
uitleg van Rome I.
Toepassingsgebied Rome I
1. Materieel: art. 1 Rome I. Er worden kwesties van overeenkomstenrecht
geregeld. Verschillende onderwerpen worden uitgesloten. Vb:
a. Vertegenwoordiging krachtens volmacht: Haags
Vertegenwoordigingsverdrag.
b. Contractuele onderhandelingen (= precontractueel). Art. 12 Rome II; zij
worden beheerst door het recht dat op de overeenkomst die daarna
gesloten wordt of zou zijn gesloten van toepassing zou zijn geweest.
Als dit niet bepaald kan worden kiest men voor het recht van het land
waar schade door het afbreken van de onderhandelingen wordt
geleden.
Art. 10:154 BW: bepalingen uit Rome I zijn overeenkomstig van toepassing.
2. Formeel: art. 2 Rome I. Rome I is altijd van toepassing als een rechter van
een lidstaat moet oordelen over een overeenkomst die in het materiële
toepassingsgebied van Rome I valt, ook al is geen van beide partijen in een
lidstaat gevestigd en ook al zou het recht van een niet-lidstaat van toepassing
zijn.
3. Temporeel: art. 28 Rome I. Rome I is van toepassing op overeenkomsten die
op of na 17 december 2009 zijn gesloten.
Belangrijke bepalingen:
- Art. 3: bij een overeenkomst kunnen partijen zelf het toepasselijke recht
kiezen.
- Art. 4: objectieve aanknoping/verwijzing. Als partijen niet zelf het recht hebben
gekozen zal de rechter a.d.h.v. aanknopingsfactoren moeten bepalen door
welk recht de overeenkomst wordt beheerst.
- Art. 6 en 8: beschermingsbeginsel; consumenten en werknemers.
- Art. 9: voorrangsregels. Er worden openbare belangen mee nagestreefd. De
regels zijn vaak van publiekrechtelijke aard, maar hebben ook gevolgen voor
privaatrechtelijke rechtsverhoudingen omdat ze daar tot nietigheid leiden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stuviauni. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.