12.1 context: Prinsjesdag
Prinsjesdag is een politiek instituut= complex van min of meer
geformaliseerde regels die het gedrag van en mensen en hun onderlinge relaties
rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren.
Politieke partijen zijn ook een instituut en hebben macht= het vermogen om
hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en
handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten. Partijen
debatteren vanuit hun eigen ideologie= een samenhangend geheel van
beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest
wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen. Uit deze debatten
worden compromissen gesloten volgens het poldermodel= conflicten moeten
worden opgelost door het sluiten van compromissen.
Mensen verwerven hun idealen via politieke socialisatie= het proces van
overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groepen en
samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding,
opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
De cultuurdimensies van Hofstede onderscheidden verschillende culturen van
elkaar;
1. Grote machtsafstand versus kleine machtsafstand.
De mate waarin mindere machtige actoren verwachten dat de macht
ongelijk verdeeld is.
2. Individualistisch versus collectivistisch
Streeft de cultuur meer naar het eigen belang of het collectief belang
3. Lage onzekerheidsvermijding versus hoge onzekerheidsvermijding
Mate waarin dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onbekende
situaties
4. Langetermijngerichtheid versus kortetermijngerichtheid
Streven naar beloning in de toekomst of naar tradities
5. Masculien versus feminien
Zijn de sekserollen overduidelijk van elkaar gescheiden of overlappen ze
elkaar
Kritiek= model simplificeert de werkelijkheid en maakt het statisch en
stigmatiserend
Dominante cultuur= overheersende cultuur in een land
subcultuur= kleinere cultuur in een land
Socialisatie= het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de
groepen en de samenleving waar mensen toe behoren, het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Acculturatie= het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
dan die waarin iemand is opgegroeid.
Enculturatie= aanleren en verwerven van de cultuur waarin iemand geboren is.
, Doormiddel van socialisatie worden er 3 soorten kapitaal overgedragen;
1. Cultureel kapitaal= kennis, houdingen, smaak en opvattingen
2. Economisch kapitaal= financieel bezit en inkomen
3. Sociaal kapitaal= netwerken, connecties, eer en respect
Paradigma’s over politiek socialisatie:
- Functionalisme= socialisatie is het middel om de politieke cultuur over te
dragen en voort te laten bestaan, het heeft dus een functie in de
samenleving. Het zorgt ervoor dat de dominante normen en waarden
blijven bestaan.
- Conflict= socialisatie heeft effect op de ongelijke verdeling van
maatschappelijke posities naar sociale klasse, gender, religie, etniciteit of
leeftijd.
- Sociaal-constructivisme= je krijgt aangeleerd hoe je je moet gedragen
en wat goed of fout is.
- Rationele-actor= wordt niet veel onderzoek naar gedaan vanuit dit
paradigma.
Legitiem politiek systeem= regering wordt geaccepteerd door de bevolking. De
legitimiteit kan verbeterd worden door een goede binding tussen volk en
regering.
6 vereisten democratie;
1. Gekozen volksvertegenwoordigers
2. Vrije verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Vrije pers
5. Vrijheid van vereniging
6. Iedereen heeft dezelfde rechten
Representatie modellen;
- Afspiegelingsmodel= de volksvertegenwoordiging moet zoveel mogelijk
lijken op het volk zelf, vergelijkbaar op gebied van opvattingen en
achtergrondkenmerken.
- Rolmodel= de standpunten van de volksvertegenwoordiging lijken op die
van het volk.
- Partijenmodel= mensen stemmen op een bepaalde partij en die partij
moet zich houden aan haar standpunten.
Het verschillen tussen een organisatie en een institutie is; een organisatie heeft
een adres en een institutie is een begrip.
Samenwerking= het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties
vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk
doel.
12.2 ideologie: politics
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eekmalies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.