Inleiding pedagogiek – literatuur voorbereiding
4) Opvoeding en psychologie
Malschaert, H., & Traas, M. (2015). Basisboek opvoeding. Theorie en prakti jk (6e druk). Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff .
Hoofdstuk 3: Pedagogiek en psychologie
Wisselwerking tussen de pedagogiek en de psychologie
3.1 Inleiding: Psychologische stromingen en pedagogiek
Psychologie houdt zich bezig met het gedrag vd mens, de ontw. hiervan, de drijfveren, de condities en de stoornissen
beschrijvende wetenschap
gegevens en inzichten bruikbaar voor het pedagogisch handelen; psychische ontwikkeling vh kind en de invloeden
daarop uitgeoefend, de effecten van die invloeden en de probs die in die ontw. kunnen optreden
inzicht in wat taalontwikkeling, motoriek, leren en disciplineren eigenlijk is, wat erbij komt kijken en waardoor deze
verschijnselen beïnvloed worden
Pedagogiek houdt zich bezig met het opvoedend handelen, de motieven hierdoor, de methoden erbij en de effecten ervan
heeft altijd een normatief aspect, want handelingswetenschap en handelen heeft naast objectieve kanten, altijd te
maken met keuzen (die meestal verwijzen naar normen en waarden)
Doordat ouders zo bezig zijn met de ontwikkeling van het kind en wanneer het kind bepaalde handelingen dient te kunnen
uitvoeren heeft de psychologie hier veel inzichten in kunnen bieden. Voorbeelden hiervan zijn het leren van het kind, de
taalontwikkeling, de motoriek en hoe een kind te disciplineren. Er zijn verschillende stromingen in de psychologie (W.E.
Glassman) die er een eigen invulling aan geven.
Glassman en Van der Molen (2007): psychologische benaderingen
Kritische psychologie wordt niet benoemd door Glassman
Ongeveer allemaal tegelijk ontstaan (1890 – 1920), vooral de eerste drie als poging om psychologie los te maken vd
theologie en de filosofie waarin deze voorheen lagen ingebed.
Eerste twee zijn met elkaar verwant en aan te duiden met ‘empirisch’, want menselijk gedrag proberen te objectiveren en
waarneembare verschijnselen vast te stellen
Deze stromingen zijn er omdat het gedrag van de mens moeilijk uit te leggen is. Het is niet per definitie vast te stellen
wat de reden is van het handelen van de mens.
3.3 Gedragspsychologie of behaviorisme
De gedragspsychologie kenmerkt zich door het 'stimulus en respons'-aspect ervan. Dit houdt in dat een wezen op een
bepaalde stimulus reageert met een bepaalde respons. Dit geeft inzicht in het menselijk gedrag omdat dit principe te
meten is. De gedragspsychologie gaat ervan uit dat men alleen de aspecten van het menselijk gedrag kan observeren die
objectief waar te nemen zijn. In 1913 gegrondvest door Am. psycholoog J.B. Watson. De gedragspsychologie wordt ook
wel het behaviorisme genoemd, wat staat voor het gedrag van de mens.
Klassieke conditionering: Door een vooraf bepaalde stimulus het oproepen van een bepaalde respons. (principe
van stimulus-respons (S-R)) geconditioneerde kwijlreflex bij honden – Ivan Pavlov (19e E)
Operante conditionering: Door een vooraf bepaalde stimulus het oproepen van een bepaalde respons en het
effect die deze heeft. Dit effect kan dan versterkt worden door een beloning. – Thorndike en Skinner
Tov relatie tss S en R:
o Stimulusgeneralisatie: Het generaliseren van een bepaalde stimulus naar een andere stimuli. Voor een
positieve reactie op de stimuli.
vb: voorwerpen fungeren als speelgoed en zijn prettig om vast te pakken
, o Stimulusdiscriminatie: Dit houdt in dat het kind gaandeweg leert wat prettig voelt om aan te raken of
niet. Hierdoor krijgt het kind ook inzicht in wat wel of geen pijn doet.
vb: strafwerk, geen koekje (geen beloning krijgen = vorm van straf!)
Gedrag dat een kind vertoont, kan een beloning of straf als gevolg hebben. Hoewel je ervan uitgaat dat positief gedrag een
positieve beloning betekent is dit niet altijd het geval. Het verschilt per kind wat voor gedrag er tegenover een beloning
of straf staat.
Beloning of straf vinden behavioristen onnauwkeurige termen
Bekrachtiger: Hiermee wordt een conditie of gebeurtenis bedoeld die het gedrag versterkt (positief) of juist afzwakt
(negatief). Dit zou je ook als belonen en straffen kunnen zien maar de behavioristen zijn hier niet van gediend.
Volgens Albert Bandura die de theorie verder heeft uitgebreid met de term sociaal leren, ontstaat gedrag niet alleen door
stimuli en respons maar ook door het imiteren van de omgeving. Dit is volgens Bandura een aangeboren karaktertrek van
de mens. Hierbij is het ook zo dat hoe meer invloed de omgeving of specifieke persoon heeft op iemand, hoe meer men
geneigd is deze te imiteren.
Het behaviorisme wordt veelvuldig toegepast in de opvoeding door het simpele karakter ervan. Het positieve wordt
bekrachtigd en het negatieve uitgedoofd. Als de ouders dit op een consequente manier toepassen zal het kind leren wat
wel of niet mag en zich op een acceptabele manier volgens de normen van de maatschappij gedragen. Hierdoor zal het kind
zelfrespect ontwikkelen, wat heel belangrijk is om zich in de maatschappij te kunnen redden op latere leeftijd. Hoewel het
allemaal heel simpel klinkt, is het toch wel wat ingewikkelder dan men denkt, het behaviorisme. Men denkt er makkelijk
over maar als je er verder over nadenkt kom je wel een kink in de kabel tegen. Een voorbeeld hiervan is dat ieder persoon
positief gedrag op een andere manier ervaart. Wat de één goed vindt kan de ander juist negatief opvatten. Dus kan het zijn
dat het kind bepaald gedrag zien dat in de ene omgeving als positief wordt ervaren maar in de andere juist als negatief
wordt ervaren. Zo is er geen duidelijkheid voor het kind. Een ander voorbeeld is dat een kind door een tekort aan aandacht
bepaald gedrag kan gaan vertonen om aandacht te krijgen. Door dit gedrag te tonen krijgt het aandacht wat neerkomt op
een negatieve beloning. Het wordt beloond voor zijn negatieve gedrag in de vorm van aandacht. Aan de andere kant kan
het ook zijn dat het zich positief gedraagt maar hier geen beloning voor krijgt omdat daar geen aandacht aan wordt besteed
en dit als negatief ervaart omdat hij geen beloning krijgt voor zijn goede gedrag.
De gedragspsychologie wordt niet alleen bij kinderen zonder stoornissen gebruikt. Ze heeft ook positieve effecten op
kinderen met een gedragsstoornis. Deze zogenoemde trainingsprogramma’s gaan in op het gedrag van het kind en laten de
gevoelens buiten beschouwing. Ze focussen op het aanleren van positief gedrag. Hierdoor komt het kind uit de vicieuze
cirkel waarin het verkeert. Door de positieve gedragingen die het kind door de training gaat tonen krijgt het een betere
relatie met de omgeving en bevordert dit het zelfbeeld van het kind. De gedragspsychologie gaat niet alleen om het leren
van bepaalde gedragingen, het leert het kind ook bepaald gedrag af dat in het verleden is aangeleerd. Een voorbeeld
hiervan is agressief reageren op volwassenen omdat het kind eerder door een volwassene is mishandeld. Het gaat niet
alleen om mishandeling van kinderen en agressief gedrag afleren, het gaat ook om het afleren van andere negatieve
gedragingen zoals liegen of stelen. Men gaat niet in op het gedrag maar leert dit simpelweg af. Deze methode is ook met
succes ingevoerd bij mensen met een ernstige verstandelijke beperking die bijvoorbeeld niet kunnen praten. Men leert hen
negatief gedrag af en zet dit om in positief gedrag.
3.4 Cognitieve benadering
De cognitieve benadering heeft als overeenkomst met de gedragspsychologie dat de cognitieve benadering ook in de eerste
plaats kijkt naar het te onderzoeken gedrag. De cognitieve benadering kijkt niet alleen naar het te onderzoeken gedrag
maar stelt ook de vraag waarom iemand zich zo gedraagt.
Gestaltpsychologie: Deze gaat ervan uit dat alle indrukken en opgedane ervaringen van de mens opgenomen worden in
een totaalbeeld van de werkelijkheid die men ervaart. – Wolfgang Köhler: een aap ontwikkelt een beeld vd werkelijkheid
dat onafh. is vd concrete stimuli en de respons op toekomstige stimuli mede bepaalt S-O-R (organisme = Black Box;
complex met allerlei psychologische processen)
Purposive behaviour: Hiermee wordt bedoeld dat gedrag niet alleen bepaald wordt door de stimuli en de bekrachtigers,
maar ook door een men-taal patroon dat plaatsvindt binnen de persoon om wie het gaat. – Edward Tolman
Belangrijkste begrippen waarop cognitieve onderzoeken op zijn gebaseerd:
1. Geheugen: Alles wat men meemaakt wordt opgeslagen hierin. Er is onderscheid tussen het kortetermijngeheugen
en het langetermijngeheugen. Dit laatste slaat de informatie niet alleen op maar zet het ook goed weg in vakjes.
Een voorbeeld hiervan is het onthouden van ezelbruggetjes om bepaalde zaken uit het geheugen terug te halen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisajansen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.