100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Klinische psychologie II samenvatting $3.25   Add to cart

Summary

Klinische psychologie II samenvatting

 227 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Hier volgen de vragen van het tweede deel van het vak Klinische Psychologie. Deze vragen komen ook weer van blackboard en vormen zo een goed overzicht van de belangrijkste informatie voor het tentamen.

Preview 2 out of 15  pages

  • April 8, 2015
  • 15
  • 2014/2015
  • Summary
avatar-seller
Vragen Hoofdstuk 18


1. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen misbruik en verslaving? Is het
mogelijk beide diagnoses bij een cliënt te stellen?
Misbruik: als iemand door het gebruik niet meer kan voldoen aan bepaalde
verplichtingen, gevaarlijk handelt, met justitie in aanraking komt en/of problemen met
andere mensen veroorzaakt. Deze mensen zijn niet afhankelijk van het middel, maar
gaan door met het gebruiken ervan.
Verslaving: mensen met lichamelijke afhankelijkheid vertonen tolerantie en/of
onthoudingsverschijnselen. Kenmerkend van afhankelijkheid is het onvermogen om
het middelengebruik te beheersen of te staken.

Ik denk niet dat het mogelijk is om beide diagnoses bij een cliënt te stellen, gezien
iemand bij misbruik niet afhankelijk is en bij verslaving wel.

2. Hoe kan de diagnose ‘afhankelijkheid van een middel’ verder gespecificeerd
worden? Welke beloop kan volgens de DSM-IV beschreven worden?
De diagnose ‘afhankelijkheid van een middel’ kan verder gespecificeerd worden op
basis van het beloop. Dit hangt af van de tijd die verstreken is na het eindigen van de
afhankelijkheid (vroege vs. langdurige remissie) en van de aanwezigheid van de
afhankelijkheidscriteria (volledig vs. gedeeltelijke remissie)

Soorten beloop:
 Vroege volledige remissie
 Vroege gedeeltelijke remissie
 Langdurige volledige remissie
 Langdurige gedeeltelijke remissie
 Onder behandeling met agonisten
 Onder toezicht

3. Beschrijf in je eigen woorden wat er verstaan wordt met de begrippen a)
tolerantie en b) onthouding?
Tolerantie: Je lichaam raakt gewend aan de middelen en je hebt steeds meer van de
middelen nodig om hetzelfde effect te bereiken
Onthouding: Vervelende lichamelijke reacties op het verminderen of stoppen met de
middelen. Het kan ook sociaal of beroepsmatig disfunctioneren veroorzaken.

4. Anxiolytica worden vaak voorgeschreven bij angststoornissen. Tot welke
categorie middelen horen Anxiolytica, en welke werking hebben Anxiolytica
niet in vergelijking met andere middelen uit deze categorie?
Anxiolytica behoren tot de categorie ‘verdovende middelen’, zij hebben (in
tegenstelling tot de andere middelen uit de categorie) geen bewustzijnsverlagend
effect.

5. Wat zijn de specifieke symptomen die het gebruik van cocaïne teweeg brengt.
Wat wordt onder ‘cocaïnedysforie’ verstaan?
Bij het gebruik van cocaïne wordt de ademhaling sneller en oppervlakkiger. De
spierkracht en het uithoudingsvermogen nemen toe. Cocaïnedysforie kan ontstaan
door chronisch cocaïne gebruik en houdt in dat er een sombere stemming, angst,
achterdocht, concentratiestoornissen, moeheid en huilbuien ontstaan. Ook kan er
sprake zijn van gevoelenshallucinaties

, 6. Tot welke categorie middelen horen nicotine en cafeïne? Wanneer is er sprake
van een cafeïne-intoxicatie?

Nicotine en cafeïne behoren tot de stimulerende middelen. Er is sprake van een
cafeïne-intoxicatie wanneer iemand aanzienlijk lijdt onder het overmatig gebruik en/of
duidelijk minder goed functioneert op belangrijke levensgebieden

7. Noem enkele middelen die horen bij de categorie ‘bewustzijnsveranderde
middelen’. Wat is bekend over de onthoudingsverschijnselen van deze
middelen?
Cannabis, fencyclidine, hallucinogenen en vluchtige stoffen vallen onder de
bewustzijnsveranderende middelen en worden ook wel ‘tripmiddelen’ genoemd. Er
ontstaan bij deze middelen doorgaans geen onthoudingsverschijnselen. Wanneer
iemand zeer veel cannabis gebruikt, zouden er wel onthoudingsverschijnselen
kunnen optreden.

8. Welke twee fasen omvat het ‘syndroom van Wernicke’? Wat is symptomatisch
voor elke fase?
De acute fase is het syndroom van Wernicke. Hierbij is sprake van
bewegingsstoornissen, stoornissen in het kortetermijngeheugen en in de
tijdsbeleving, beschadigingen aan de ogen en confabulaties (gefantaseerde
herinneringen die worden verteld om ‘gaten’ in het geheugen op te vullen). Voor de
chronische fase (Korsakov) is er sprake van psychotische stoornissen,
stemmingsstoornissen, angststoornissen, seksuele disfuncties en/of
slaapstoornissen.

9. Er zijn genoeg voorbeelden van mensen die regelmatig (grote hoeveelheden)
alcohol drinken. Anders dan veel mensen geloven is de hoeveelheid echter
geen cruciale factor. Welke twee factoren zijn meer van belang? Wat wordt
aangeraden om de diagnose van een middelen gebonden stoornis betrouwbaar
te kunnen stellen?
Het is meer van belang of ze meer dan één substantie tegelijk gebruiken
(polydruggebruik) en of ze zichzelf tijdens de onthouding van het ene middel, een
ander middel toedienen. Er moet worden gekeken of het verschijnsel optreed nadat
het gebruik van een middel is gestopt, dan betreft het waarschijnlijk een symptoom
van onthouding

10. Welke drie vormen van comorbiditeit met ‘middelgebonden stoornis’ kunnen
voorkomen. Welke is volgens jou de in de praktijk meest voorkomende? Wat
zijn verder veel voorkomende comorbiditeiten met AS-I en AS-II?
Comorbiditeit met andere middelgebonden stoornissen – Deze komt vaak voor
Comorbiditeit met andere as-I-stoornissen (klinische syndromen): veelvoorkomend is
angststoornis en stemmingsstoornis
Comorbiditeit met andere as-II-stoornissen (persoonlijkheidsstoornissen):
veelvoorkomend zijn stoornissen uit het B-Cluster, met name antisociale en
borderline-persoonlijkheidsproblematiek.

11. Welke twee persoonlijkheidstypen worden in het boek onderscheiden? Wat
kenmerkt deze typen en wat is het verschil in het gebruik van middelen?
Het externaliserende type: vooral jongens. Druk, extravert en soms agressief. Ze
gebruiken middelen voor de kick, roes of het verdrijven van verveling.
Het internaliserende type: vooral vrouwen. Internaliseren problemen, wat samengaat
met anst- en stemmingsstoornissen maar ook met mildere varianten als
verlegenheid. Deze mensen gebruiken vaak alcohol of andere middelen om hun
problemen even te vergeten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tpDeventerstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.25  2x  sold
  • (0)
  Add to cart