Begrip Betekenis
1. Inleiding
Farmacognosie De studie van natuurproducten gebruikt als
geneesmiddel, voor de productie van geneesmiddelen,
of voor de ontdekking van nieuwe geneesmiddelen.
“Farmacognosie” betekent “geneesmiddelen-kennis”.
Natuurproduct Een volledig organisme, een deel van een organisme
die geen enkele bewerking ondergaan heeft of een
bewerking ter bewaring van zijn bestanddeel heeft
ondergaan.
Fytochemie De studie naar de chemische bestanddelen van planten
en de manier waarop ze in de plant gevormd en
gemetaboliseerd worden.
Fytotherapie Het gebruik van plantenpreparaten omwille van hun
geneeskrachtige werking.
TCM Traditional Chinese Medicine
Ethnofarmacologie Kennis die gebruikt kan worden bij het onderzoek naar
nieuwe geneesmiddelen.
Monografie Een beschrijving over hoe het plantenmateriaal wordt
geïdentificeerd en hoe de kwaliteit en de zuiverheid
wordt bepaald.
Contaminatie Besmetting, verontreiniging, bederf…
Degradatie Afbraak.
Extractie-methoden Inhoudsstoffen extraheren met een solvent (water of
organisch solvent).
Maceratie Het laten trekken van plantenmateriaal met het solvent.
Percolatie Het solvent doorheen het plantenmateriaal laten lopen
(bv. koffie).
Infusie Kokend water op plantenmateriaal gieten (bv. thee).
Decoct Plantenmateriaal intensief laten opkoken in water.
Sproeidrogen Vernevelen met warme lucht.
Tinctuur Een specifieke vorm van een vloeibaar extract, waarbij
het oplosmiddel een mengsel van alcohol en water is.
DER Drug Extract Ratio.
Primair metabolisme De metabolieten (koolhydraten, vetten, eiwitten en
nucleïnezuren) die nodig zijn voor de groei en het
behoud van de cellulaire functie.
Secundair Metabolieten (stofwisselingsproducten) zijn hierbij niet
metabolisme nodig voor de groei en het behoud van de cellulaire
functies. Het zijn de eindproducten van het primaire
metabolisme.
2. Ontstaan en evolutie van het leven op aarde
VOB Vereniging voor onderwijs in de biologie.
Abiogenese Het ontstaan van het leven uit niet levende materie.
Prebiotische chemie DNA en RNA werden tijdens de wordingsgeschiedenis
van de aarde in een vroeger stadium gevormd.
Hydrosfeer Het geheel van water op, onder en boven het oppervlak
van een planeet.
TNA Een polynucleotide dat in tegenstelling tot RNA relatief
gemakkelijk te maken is en die bindt aan RNA-, DNA- of
, PNA-ketens.
PNA De ruggengraat van PNA bestaat uit moleculen die niet
geladen fosfaatgroepen en kan ook binden aan
complementaire RNA-, DNA- of PNA-ketens.
Ribosymen RNA-moleculen met een enzymatische werking.
Amfifielen Verbindingen die aan één kant hydrofiel en aan de
andere kant hydrofoob zijn.
Protocellen Een cel waar geen specifiek celkern of andere
organellen voorkomen.
Metabolism first Men gaat uit van de veronderstelling dat primitieve
moleculen worden opgenomen in miniholtes bedekt met
een membraan van FeS in de nabijheid van
hydrothermische uitlaten op de bodem van de oceaan.
Exogenese Men neemt aan dat het leven de aarde vanuit de ruimte
heeft bereikt, waarbij men geen informatie geeft hoe
verspreid het leven in de ruimte wel is.
Extremofielen Micro-organismen die kunnen overleven in zeer extreme
omstandigheden van temperatuur, druk, pH, straling…
Endosymbiose Het verschijnsel waarbij een organisme (endosymbiont)
symbiotisch leeft in de cellen of in het cellichaam van
een gastheerorganisme.
Secundaire De opname van een alg (fotoautotrofe eukaryoot) door
endoxymbiose een heterotrofe eukaryotische cel.
Fotosynthetiserende Autotrofe organismen maken gebruikt van de
eukaryoot aangemaakte glucose om zichzelf via celademhaling
van energie te voorzien. Organismen die energie
vastleggen door middel van fotosynthese worden
fototroof genoemd.
Cambriumexplosie Het aantal evolutielijnen binnen de eukaryoten kenden
500 miljoen jaar terug een enorme groei. Dit gebeurde
tijdens het cambrium, vandaar cambriumexplosie.
Pangea 200 miljoen jaar geleden dreven de landmassa’s samen
en dit werd het Pangea genoemd.
3. Basisbegrippen van de plantkunde
Peroxisomen Kleine, blaasvormige celorganellen, begrensd door een
membraan. Ze spelen een belangrijke rol in het
vetzuurmetabolisme en de omzetting van schadelijke
peroxiden.
Apicale meristemen Niet gedifferentieerde deelweefsels aan de toppen van
stengels en wortels.
Niet-vasculaire Kleine plantjes, zonder wortels en zonder intern
planten transportsysteem verstevigd met houtstof.
Rizoïden Celdraden die qua uitzicht wel wat aan worteltjes doen
denken.
Thallus Vegetatief lichaam van een plant, zonder differentiatie
in wortel, stengel en blad.
Sporofyt Sporen-producerende levensfase van een plant.
Epifyten Planten die op andere planten groeien.
Sori Sporen-hoopjes.
Pinnulae Deelblaadjes.
Monocotylen Planten met één zaadlob.
Eudicotylen Echte dicotylen zijn planten met twee zaadlobben.
Plasmodesma Een kanaal doorheen de celwand, dat het cytoplasma
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SchmidtDPM. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.