De bronnen van het strafrecht
- De wet
- Internationale verdragen
- Beleidsregels, richtlijnen en aanwijzingen.
Doel van het strafrecht
Het doel van het strafrecht is kort gezegd het door middel van sancties handhaven van normen die
uit strafrechtelijke bepalingen voortvloeien. Het strafrecht houdt zich uitsluitend bezig met
handhaving. Deze handhaving is gericht op het afdwingen van normconform dat in strijd is met
bepaalde rechtsnormen.
In onze maatschappij bestaan allerlei normen. Dergelijke normen zeggen iets over ons gedrag.
Daarom omschrijven we ze ook als gedragsnormen. Niet elke gedragsnorm is een in het recht
geldende norm. Door een gedragsnorm op te schrijven wordt zij een rechtsnorm.
Slechts gedragingen die in strijd zijn met rechtsnormen kunnen in beginsel tot strafbaar feit
verworden.
Doel van strafprocesrecht
Strafrecht betreft dus het opzettelijk leed toebrengen aan een ander door middel van straf, indien
deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Over de rechtvaardiging van het toevoegen van leed aan anderen bestaan verschillende theorieën:
- Vergeldingstheorie: het onrecht moet hersteld worden
- Preventietheorie: de gedachte is dus dat met het straffen van personen wordt voorkomen
dat andere strafbare feiten zullen plegen. De preventietheorie kan worden onderverdeeld in
generale en speciale preventie
Generale preventie: anderen zien wat er gebeurt als je een strafbaar feit pleegt
Speciale preventie: de dader ervan weerhouden in de toekomst misdaden te gaan
plegen.
Het strafrecht werkt bij speciale preventie op drie wijzen
1. Afschrikking voor de dader
2. Verbetering in het gedrag van de dader
3. De samenleving gaat erop vooruit nu de dader tijdelijk uit de samenleving is verwijderd.
De doelen van het strafprocesrecht zijn dus:
- Voorkomen van eigenrichting (art. 113 Sv)
- Bewaren van rust in de maatschappij als genoegdoening van het slachtoffer
- Generale preventie
- Speciale preventie
Ook heeft het strafrecht de ultimum remedium-gedachte. Dat wil zeggen dat het strafrecht vanuit
de gedachte dat het pas moet worden toegepast als er geen redelijke alternatieve oplossingen
kunnen worden toegepast. In Nederland is het verplicht om te proberen andere middelen in te
zetten tegen de burger. Daarbij dient men zich steeds af te vragen:
- Dient een bepaalde vorm van onrecht op strafrechtelijke wijze te worden afgehandeld,
omdat het handelen naar zijn aard als typische misdadig of crimineel moet worden
beoordeeld?
Daarbij moet men de grens tussen de handeling die al dan niet strafrechtelijk moet worden afgedaan
constant in de gaten houden.
,Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel heeft vijf nadere betekenissen.
- Geen strafbaar feit zonder wet: slecht gedragingen die wettelijke strafbaar zijn gesteld,
kunnen door de rechter worden bestraft.
- Geen straf zonder wet: een burger mag niet worden veroordeeld wanneer zijn gedrag niet
onder een bepaalde wettelijke strafbepaling valt. Ook houdt dit beginsel in dat de rechter
alleen maar die sancties op mag leggen die de wet aan het strafbaar feit verbindt.
- Geen terugwerkende kracht: gedragingen kunnen een burger nooit met terugwerkende
kracht strafrechtelijk worden verweten. Een burger kan slechts worden veroordeeld voor een
handeling die in strijd is met een wet die op dat moment (van handeling) al in werking is
getreden.
- Geen analogische redeneringen: het moet duidelijk zijn welke gedragingen strafbaar zijn en
wat de gedragingen proces inhouden. Als de gedraging zelf niet uitdrukkelijk wordt
gesanctioneerd in een wettelijke bepaling, dan mogen we gedraging niet “creatief” plaatsen
onder een andere straf.
- Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa ): als een bepaalde gedraging schriftelijk in de
wet strafbaar is gesteld, dan moet zij ook duidelijk genoeg worden omschreven. Omgekeerd
betekent dit dat een wettelijke strafbepaling niet te algemeen of te vaag mag worden
omschreven.
Opportuniteitsbeginsel
Art. 167 en art. 242 Sv. Op grond van deze bepalingen heeft de OvJ op twee momenten in het
strafproces de mogelijkheid om te bepalen een strafzaak tegen een verdachte al dan niet door te
zetten.
We kennen twee vormen van het opportuniteitsbeginsel:
- Negatieve opportuniteitsbeginsel: de OvJ is in beginsel gehouden een vervolging tegen een
verdachte in te stellen, tenzij er gronden bestaan om daarvan af te zien.
- Het positieve opportuniteitsbeginsel: de OvJ is in beginsel gehouden geen vervolging tegen een
verdachte in te stellen, tenzij er gronden bestaan om dat wel te doen.
In Nederland wordt de positieve vorm van het opportuniteitsbeginsel gehanteerd, hoewel de
formulering in de wet wel negatief is.
Het karakter van het strafprocesrecht
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van norm overschrijdend gedrag, is gericht op het
kunnen realiseren van materieel strafrecht en geeft regels, instrumenten en bevoegdheden die ertoe
moeten leiden dat het strafbaar gedrag kan worden aangepakt en kan uitmonden in een
veroordeling en een passende straf.
- Instrumentele functie (belang maatschappij); het verschaft instrumenten die ertoe moeten
leiden dat het strafbaar gedrag kan worden aangepakt en kan uitmonden in een mogelijke
veroordeling en passende straf.
- Rechtsbeschermende functie (belang verdachte); de wet geeft een grens voor de mate
waarin tijdens de opsporing inbreuk op de grondrechten mag worden gemaakt. (Het inbreuk
maken op grondrechten vereist een specifieke wettelijke basis.)
Vanuit het bevoegdheden perspectief geeft het strafprocesrecht instrumenten (instrumentele
functie) aan de met opsporing belaste autoriteiten. Deze instrumenten maken het mogelijk om
daadwerkelijk op te treden en de dader op te sporen.
Het belang van art. 3 politiewet, art. 141 Sv en art. 142 Sv voor de opsporing en het verband met
art. 1 Sv
- Art. 3 politiewet geeft aan wat de taak van de politie is.
, - Art. 141 Sv geeft aan wie er met de opsporing van strafbare feiten zijn belast.
- Art. 142 Sv geeft wie de buitengewoon opsporingsambtenaren zijn.
- Art. 1 Sv geeft aan dat alleen plaats is voor bevoegdheid hoe het in de wet is geregeld.
(Formele wetgeving)
Het verband met art 1 Sv is dat de bevoegdheid in de wet moet zijn geregeld. Art 3 politiewet geeft
de taken van de politie weer, art 141 Sv geeft aan wie opsporingsambtenaren zijn en art 142 geeft
aan wie de buitengewone opsporingsambtenaren zijn.
Het is van belang om te weten wat de taken van deze personen zijn om te controleren of dit volgens
de wet is geregeld.
Fasen in het strafproces
- Vooronderzoek: (art. 132 Sv) voordat de strafrechter in Nederland een strafzaak gaat
berechten, vindt er eerst een feitenonderzoek plaats voor zogenoemde
opsporingsambtenaren (dus ook de OvJ) of onderzoeksrechters. We noemen dit de fase van
het voorbereidend onderzoek. Het onderzoek dat aan de berechtiging voorafgaat. Het
opsporingsonderzoek valt hier ook onder (art 132 a Sv). Bij seponeren (niet vervolgen komen
we niet aan het onderzoek ter terechtzitting toe, dit geldt ook als de officieer van justitie de
zaak afdoet door een strafbeschikking.
Omvat met name opsporingsonderzoek (art. 132a Sv) onder leiding van OvJ met toezichthoudende
rol voor de Rechter-Commissaris.
Art. 181 Sv geeft aan dat de OvJ kan vorderen dat de Rechter-
Commissaris met het oog op een strafbaar feit
onderzoekshandelingen verricht.
Art 182 Sv geeft aan een verdachte onder bepaalde voorwaarden, de
mogelijkheid om een verzoek in te dienen om onderzoekshandelingen
te doen.
De Rechter-Commissaris is de rechter die optreedt in het vooronderzoek. Het vooronderzoek wordt
gedomineerd door het opsporingsonderzoek dat onder leiding staat van de OvJ. Soms is er in het
voor onderzoek een rol weg gelegd voor een rechter die dan de rol als Rechter-Commissaris
aanneemt.
- Beslissing tot verdere vervolging
- Het onderzoek ter terechtzitting: komt in beeld als de officier van justitie besluit de
verdachte te dagvaarden, dan start een nieuwe fase in het strafrechtelijk onderzoek (art. 268
Sv) Dit onderzoek betreft de openbare behandeling door de rechter waarbij de gegrondheid,
de juistheid van aan de verdachte in de tenlastelegging gemaakte fout wordt onderzocht. Als
de rechter denkt dat het onderzoek volledig is zal hij het onderzoek ter terechtzitting sluiten.
De rechter gaat na denken over besluit
- Beraadslaging en uitspraak (art. 345 Sv): de rechter buigt zich over de materiele en formele
vragen (art 348 en 350 Sv). Als de formele vragen geen problemen opleveren dan onderzoekt
de rechter de inhoud.
Accusatoire procesvoering
Een accusatoir proces kenmerkt zich door de strijd tussen twee gelijkwaardige partijen ten overstaan
van een rechter die zich passief opstelt: hij luistert naar de partijen, maar gaat niet zelf op zoek naar
bewijsmiddelen en verweren.
Bij het Nederlands strafproces gebruiken we de term gematigd accusatoir.
Inquisitoir proces
, Een inquisitoir proces kenmerkt zich door een rechter die zich actief bezighoudt met
waarheidsvinding, bijvoorbeeld door vragen aan de verdachte of de getuige te stellen. Hier zijn de
partijen nadrukkelijk minder gelijkwaardig, nu er een beschuldigde en een vervolgende instantie ten
tonele verschijnen.
Voorbereidend onderzoek (art. 132 Sv)
Voordat de rechter in Nederland een strafzaak gaat berecht vindt er eerst een feitenonderzoek plaats
door de zogenoemde opsporingsambtenaren (ook door de OvJ). Of onderzoekdsrechters.
Onderzoek door de rechter-commissaris
Indien daar aanleiding toe bestaat, kan de OvJ vorderen dat onderzoek wordt verricht door een
rechter-commissaris (art. 181 Sv). Dit onderzoek kan door de OvJ worden gevorderd, maar dat hoeft
niet. Ook de verdachte kan een rechter-commissaris verzoeken onderzoek te verrichten. In elk
voorbereidend onderzoek worden dus handelingen verricht door een OvJ, maar niet altijd door een
rechter-commissaris.
De reden dat een OvJ een onderzoekshandeling vordert, is gelegen in het feit dat de rechter-
commissaris in sommige gevallen meer bevoegdheid heeft tot het doen van bepaald onderzoek dan
de OvJ. Van groot belang is dat beide onderzoeken aan de berechting voorafgaan. De handelingen
moeten worden verricht met het oog op de opsporing van het strafbaar feit.
De rechter-commissaris houdt ook toezicht op het goed verloop van het onderzoek en de
voortvarendheid daarvan/ In het geval hij dat noodzakelijk acht, roept hij de verdachte en de OvJ op
te verschijnen ten einde de stand van zaken te bespreken (art. 185 Sv) hij kan daarbij desgewenst
termijn stellen voor het verrichten van bepaalde handelingen of het indienen van verordeningen dan
wel tot de onderbouwing daarvan.
Wat zijn onderzoekshandelingen?
- Het horen van getuigen. (Kan na vooronderzoek worden gevraagd getuigen opnieuw te horen)
- Bijzondere getuigen horen (art. 226a Sv, art. 226g Sv)
- Inverzekeringstelling toetsen (art. 95a Sv)
- Beslist over eventuele vrijheidsbeneming van gedachte na de fase van de inverzekeringstelling
(art. 63 Sv)
- Incidentele betrokkenheid opsporingsonderzoek: waarborg/ toezicht (art. 172 lid 2 Sv)
- Waken voor voortgang opsporingsonderzoek (art. 180 lid 1 Sv)
Opsporing
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de
OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen (art. 132a Sv. In het geval dat wordt
vermoed dat wordt vermoed dat personen zich in een zekere fase voorafgaand aan het
daadwerkelijk begaan van een ernstig misdrijf bevinden, kan opsporing zelfs voor het plegen van een
strafbaar feit plaatsvinden.
Het moet gaan om een onderzoek onder gezag van de OvJ. Hij is de “baas” over het onderzoek. De
OvJ moet uiteindelijk de beslissing nemen over wel of niet vervolgen (opportuniteitsbeginsel).
Hoe kan een opsporingsonderzoek starten?
De opsporing begint normaal gesproken naar aanleiding van het redelijk vermoeden van een
strafbaar feit (art. 27 Sv). Deze vorm van opsporing wordt wel het reactief rechercheren genoemd,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Isez. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.