1.1 Inleiding
De sociale zekerheid wordt veelal in drie onderdelen verdeeld, namelijk:
- werknemersverzekeringen;
- volksverzekeringen;
- sociale voorzieningen.
Een belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is collectiviteit en solidariteit;
het gezamenlijk dragen van de individuele sociale risico’s.
De sociale zekerheid begon in 1854 met de Armenwet (de huidige Bijstandswet)
en werd in 1901 uitgebreid met de Ongevallenwet, bedoeld voor mensen die een
bedrijfsongeval hadden gehad. Dit was een sociale verzekering waarvoor alle
werkgevers een premie betaalden. Daarna kwamen in 1929 de Ziektewet
(huidige WW) en in 1939 de Kinderbijslagwet. Het begin van de verzorgingsstaat
was er.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van de sociale zekerheid in
een stroomversnelling, aan de ene kant door verschillende internationale
verdragen zoals het EVRM, en het feit dat mensen zich steeds meer erkenden
dat de overheid de plicht had om de bestaanszekerheid van de burger te
garanderen.
Het belangrijkste onderdeel van het sociale zekerheidsrecht is
inkomenszekerheid voor de burgers. Hiervoor zijn verschillende regelingen,
zoals:
- De Werkloosheidswet (WW) voor werkloosheid;
- De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) bij
arbeidsongeschiktheid;
- De Algemene OuderdomsWet (AOW) bij ouderdom;
- De Kinderbijslagwet voor de kosten die gemaakt worden bij kinderen;
- De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij verschillende noodzakelijke
gezondheidsvoorzieningen.
De ondergrens van de sociale zekerheid heet het sociale minimum. Dit houdt in
dat iedereen, rekening houdend met de gezinssituatie in kwestie, een bepaalde
hoogte van inkomen moet hebben, ook als dit aangevuld moet worden vanuit de
overheid. Deze eventuele aanvulling heet aanvullende bijstand.
Het sociale minimum is gekoppeld aan het minimumloon. Als het minimumloon
stijgt, stijgt het sociale minimum dus ook. Dit heet de koppeling en is beschreven
in de Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid.
Het sociale minimum is van het minimumloon afgeleid, en wel als volgt:
- Het sociale minimum voor een gezin is 100% van het wettelijk minimumloon.
- Het sociale minimum voor een alleenstaande ouder is 90% van het wettelijk
minimumloon.
- Het sociale minimum voor een alleenstaande is 70% van het minimumloon.
[1]
,[2]
, Het stelsel van de sociale zekerheid wordt in stand gehouden door het innen van
premies uit het loon van werknemers. De financiering van de
werknemersverzekeringen (bijvoorbeeld de WW) wordt dan ook opgebracht uit
premies van werknemers en werkgever. De financiering van de
volksverzekeringen (bijvoorbeeld de AOW) wordt opgebracht door alle inwoners
in de vorm van premies. De sociale voorzieningen (bijvoorbeeld de bijstand)
worden gefinancierd uit de belastingopbrengst.
De re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers is pas laat op gang
gekomen, omdat eerst de focus heel erg lag op inkomenszekerheid en niet op re-
integratie van uitkeringsgerechtigden.
Hierdoor is in 1990 de Wet verbetering poortwachter (Wvp) in werking getreden
om zieke werknemers zo snel mogelijk te re-integreren op de arbeidsmarkt.
Sinds deze wet is het aantal langdurig arbeidsongeschikten die een WIA-uitkering
ontvangt bijna gehalveerd.
Door bezuinigingen is in de jaren tachtig de hoogte van veel uitkeringen gedaald.
Ook trok de overheid zich steeds meer terug en liet meer over aan private
partijen. Dit was bijvoorbeeld te zien aan het feit dat vanaf 1996 niet de
overheid, maar de werkgever een zieke werknemer moest doorbetalen.
Daarnaast werden veel overheidstaken uitbesteed aan private bedrijven.
Een andere grote verandering vond plaats in 2006 toen de ziektefondsen
overgingen in zorgverzekeringen. Deze nieuwe verzekeringsmaatschappijen
moeten “vechten” om verzekerden, en hebben dus in tegenstelling tot de
ziektefondsen veel meer een winstoogmerk. Echter is er veel kritiek op deze
marktwerking in de zorg.
De zogenoemde “sociale partners” (de werkgevers- en werknemersorganisaties)
hadden tot voor kort veel te zeggen in de uitvoering van de sociale zekerheid.
Echter hebben zij hier sinds 2012 niets meer over te zeggen.
Echter wordt dit vanaf dit jaar (2015) weer anders. Werkgevers en
vakbondsbestuurders gaan afspraken maken met Werkbedrijven om zoveel
mogelijk mensen aan een baan te helpen. Dit heeft dus indirect een effect op de
sociale zekerheid.
Het beroep dat de overheid doet op de eigen verantwoordelijkheid van de burger
is groter dan ooit. Met de komst van de Participatiewet (2015) en de nieuwe
Wmo vinden veel mensen dat er een einde is gekomen aan de verzorgingsstaat
en de vele sociale zekerheid. Ook gaat eigen verantwoordelijkheid een veel
grotere rol spelen bij het UWV. Een werkzoekende kan nu gebruikmaken van een
online dienstverlening, maar van persoonlijke begeleiding is nog nauwelijks
sprake. Ook moeten mensen die zorg nodig hebben, dit eerst proberen te vinden
in de eigen omgeving, onder de noemer “participatiemaatschappij”. Ook wordt
steeds meer verwacht dat een uitkeringsgerechtigde iets terugdoet voor de
maatschappij, zoals een tegenprestatie, zoals omschreven in de Participatiewet.
In de uitvoering van de sociale zekerheid is decentralisatie een belangrijk begrip;
steeds meer verantwoordelijkheden komen bij de gemeenten te liggen. De
landelijke overheid stelt de hoofdlijnen van de regelgeving vast, en op decentraal
niveau worden deze wetten uitgewerkt in gemeentelijke verordeningen en
uitgevoerd. Kritiek op deze constructie is dat er op deze manier grote verschillen
kunnen ontstaan over dezelfde voorzieningen in verschillende gemeenten.
Daarnaast moeten gemeenten streng optreden bij fraudegevallen, waar ook veel
[3]
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anne93. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.