Histologie: de wetenschap die zich bezighoudt met de gedetailleerde opbouw van levende
organismen (planten en dieren).
Morfologie: de wetenschap van de vorm van weefsels en cellen.
Cytologie: de studie van cellen en cel onderdelen.
Naast de vorm wordt er ook naar de functies gekeken van cellen en weefsels.
Een organisme bestaat uit verschillende weefsels, die weer bestaan uit cellen. De cel is de kleinste
eenheid van een organisme die zich, onder bepaalde omstandigheden, afzonderlijk kan delen en
handhaven.
Hoofdstuk 2
Voordat een weefsel microscopisch bestudeerd kan worden, dient het een aantal behandelingen te
ondergaan.
Fixeren:
- Het weefsel (in morphologisch opzicht) zoveel mogelijk vast te leggen in een toestand, zoals
die in leven is.
- Het weefsel is te vrijwaren voor bacteriële aantasting.
- Het weefsel wat stevigheid te verschaffen, hetgeen dat de snijbaarheid ten goede komt.
Bij fixatie wordt er nogal eens gebruik gemaakt van 4% formaline-oplossing. Formaldehyde dringt het
weefsel binnen en legt structuren en chemische bestanddelen vast, zoals eiwitten.
Ontkalken:
Harde weefsels (botten of tanden) dienen een aparte behandeling te ondergaan. Om het gemakkelijk
snijdbaar te maken, dient het tand of bot eerst ontkalkt te worden. Het dient te worden
overgebracht in de oplossing van mierenzuur. Door het zuur worden de aanwezige calcium-zouten
verwijderd, terwijl de aanwezige organische materiaal ter plaatse blijft. Dit proces duurt ongeveer
een week.
Dehydreren:
Als men wil inbedden in paraffine moet het water eruit gehaald worden, omdat water en paraffine
niet met elkaar te mengen zijn. Het water wordt vervangen door het achtereenvolgens te plaatsen in
50%, 70%, 80%, 96% alcohol. Daarna wordt het alcohol vervangen door zuiver xyleen, totdat het
weefselstukje helemaal mee doordrenkt is. Als laatste wordt xyleen vervangen door paraffine.
Inbedden:
Bij inbedden wordt het weefselstukje in de gesmolten paraffine gedaan. Het oriënteren gebeurt door
de tand zo in de paraffine te leggen dat bij het snijden van coupes (dun plakje weefsel) in de
gewenste richting door het object ontstaan. Na de stolling van de paraffine is het weefselstukje niet
alleen omsloten door paraffine, maar ook geheel doordrongen. Waar in de levende tand water zat, is
nu paraffine.
Snijden:
Voor het snijden wordt het paraffine-blok in een microtoom geklemd. Plakjes paraffine met weefsel
(dikte 10 um), worden de opeenvolgende coupes aan elkaar plakken, als linten opgevangen.
Opplakken:
De gewenste coupes worden op objectglazen met een eiwitoplossing vastgeplakt. Na het opplakken
dienen de coupes te drogen.
Hydreren:
Aangezien de meeste kleurstoffen voor het kleuren van coupes in water opgelost worden, dient de
paraffine verwijderd te worden. Het objectglas met het weefsel wordt teruggevoerd in het water. Dit
gebeurt door het objectglas in cuvetten met achtereenvolgens xyleen en dan alcoholwater mengsels
met afnemende alcoholpercentages te laten doorlopen.
1
,Kleuren:
Het kleuren gebeurt door de coupe in een aantal cuvetten te laten doorlopen met kleurstof-
oplossingen.
Dehydreren:
Na het kleuren vindt het dehydreren weer plaats. De coupe gaat weer door verschillende
alcoholpercentages, xyleen en dan wordt het doordrenkt met een oplosmiddel van het insluitmiddel.
Insluiten:
Dit is de laatste stap voor het maken van een permanente preparaat. Vaak wordt het ingesloten met
canadabalsem. Het dekglaasje wordt eroverheen gelegd, ter bescherming van mechanische
invloeden.
Kleuring van weefsel kan op verschillende principes berusten.
Twee van deze principes zijn: - De ion binding (zuur/base, PH)
- De covalente binding van een kleurstof aan een substraat.
Haematoxyline – base – blauw
Eosine – zuur – rood
Naast de paraffine-techniek is de cryostaat-techniek een veel gebruikte methode om preparaten te
vervaardigen. Deze methode is in hoofdzaak geschikt voor zachte weefsels. Het weefselstukje wordt
snel ingevroren om daarna onmiddellijk gesneden te worden. De coupes worden op objectglaasjes
opgevangen en kunnen, na een kortdurende fixatie, onmiddellijk gekleurd worden. Hydreren vervalt,
het weefsel bevat al water. Na het kleuren en dehydreren kan het weefsel ingesloten worden. Een
nadeel van deze methode is, dat de kwaliteit van het weefselcoupe niet altijd even fraai is.
Ook bestaat het zaag-slijptechniek die wordt gebruikt bij het vervaardigen van coupes van tanden en
kiezen, omdat het glazuur van het element zichtbaar blijft. Bij deze methode wordt het element
ingebed in een bepaald soort plastic en worden er plakjes gezaagd. De dikte is nog te dik en wordt er
aan beide zijden geschuurd met een bevochtigd fijn schuurpapiertje. Daarna wordt het ontwaterd en
ingesloten.
Hoofdstuk 3 De Cel
Cel houdt in:
Eenheid van bouw → Alle levende organismen, zowel planten als dieren, zijn opgebouwd uit cellen.
Eenheid van functie → In de cel worden processen afgespeeld die er met elkaar voor zorgen dat de
cel blijft leven. De levende cellen zorgen er met elkaar voor dat het
organismen blijft leven.
Eenheid van groei → Doordat de cel zich deel (celdeling = mitose) vermeerdert het aantal cellen in
het organisme, waardoor het in staat is te groeien.
Eencellige planten en dieren → Protista
Alle levensverrichtingen, zoals voedselopname, uitscheiding, voortbeweging en celdeling zijn
verenigd in die ene cel → omnipotente cel, zoals voedselopname, uitscheiding.
Bij veelcellige organismen (mens) zijn niet alle cellen meer in staat tot alle levensverrichtingen (niet
meer omnipotent). Er zijn dan binnen het organisme bepaalde weefsels en organen tot ontwikkeling
gekomen, die zich gespecialiseerd hebben op bepaalde functies.
De vorm van zulke organen, weefsels en cellen is dan afgestemd op de te vervullen functie.
Uitzondering: de bevruchte eicel is wel een omnipotente cel, hieruit ontwikkelt zich het gehele
organisme.
2
,De cel bestaat uit:
1. Centriolen → Zorgt voor de vorm van de cel.
2. Celmembraan → Speelt een rol bij - Voedselopname
- Wateropname
- Uitscheiding van de cel.
3. Cytoplasma → o.a. eiwit bevattende waterige vloeistof, waarin zich de celorganellen,
insluitsels, het cytoskelet en de kern bevinden. Er zit ook een aantal enzymen opgelost, dat
de celprocessen katalyseert.
-- De volgende celorganellen liggen in het cytoplasma:
-Endoplasmatisch reticulum (ER) → Aantal platte zakjes, transporteren van eiwitten naar het
Golgi-apparaat. Aan de buitenkant zitten ribosomen, waar de eiwitsynthese plaatsvindt.
-Golgi-apparaat → Aantal platte zakjes, synthese van polysachariden en glycoproteïnen. Een
belangrijke taak is het sorteren en inpakken van celproducten in blaasjes die of in de cel
blijven of later worden uitgescheiden.
-Lysosomen → Opruimen van afvalproducten van de cel, maar ook van schadelijke
bestanddelen, die door de cel zijn opgenomen (bijv. bacteriën). In de lysosomen bevinden
zich veel enzymen, die voor de afbraak van eiwitten, vetten en koolhydraten zorgen.
-Mitochondriën → Langwerpige zakjes omgeven door een gladde buitenmembraan en een
geplooide binnen membraan. Ze vormen de krachtcentrales van de cel.
-Cytosol → Vloeistof waar alle organellen zich in bevinden, die alle organellen omgeeft.
4. Nucleus = kern → Hierin liggen de dragers van de erfelijke eigenschappen. De kern regelt het
functioneren van de cel. Bijna alle cellen hebben een kern (soms meerdere) en soms geen
(rode bloedcel).
De kern bestaat uit:
a. Kernmembraan → Dubbel vlies aan de buitenzijde (met poriën), ook weer slechts
zichtbaar met de elektronenmicroscoop.
b. Karyoplasma = kernplasma → Dit is weer een waterige vloeistof waarin liggen:
c. Nucleoclus = kernlichaampje → Het bestaat uit ribonucleïnezuur (RNA) en eiwit.
d. Chromatine → Dit is een driedimensionaal vlechtwerk van draden (chromosomen in de
interfase = rustfase) waarin de genen als dragers van de erfelijke eigenschappen zijn
gelokaliseerd. Deze bestaan uit DNA. Men kan er lichtere delen (euchromatine) en
donkere delen (heterochromatine) in onderscheiden.
- Euchromatine is dat deel van het chromosoom
waarvan RNA afgelezen wordt.
- Heterochromatine is het inactieve DNA.
Bovengenoemde zaken komen alleen in
plantaardige en dierlijke cellen voor.
Cellen hebben voor de opbouw van het eigen cellichaam en voor het goed uitvoeren van de
celprocessen voedsel nodig. Dit voedsel dient dan eerst verteerd te worden (darmen): de zeer grote
eiwit-, koolhydraat- en vetmoleculen moeten eerst afgebroken worden tot kleine oplosbare
moleculen die dan in de cel worden opgenomen. Zij passeren hierbij de celmembraan. Deze
voedselmoleculen worden gebruikt voor:
1. Energieproductie → Door dissimilatie komt energie vrij (verbranding van suikers afkomstig
uit koolhydraten). Cellen die veel energie verbruiken, bezitten altijd veel mitochondriën. Bij
verbranding ontstaan producten (koolzuur) die de cel weer kwijt moet: uitscheiding.
2. Bouwstofproductie (assimilatie) → Door biochemische processen worden in de cel
bijvoorbeeld eiwitten gesynthetiseerd, die ingebouwd worden in structuren
(structuureiwitten), bijvoorbeeld in membranen, eiwitten voor nieuwe cellen, etc. Het is voor
eigen gebruik.
3
, 3. Vervaardiging van het product dat typisch is voor de betreffende cel → Bijvoorbeeld
slijmstoffen door muceuze speekselkliercellen, eiwitten door serieuze speekselkliercellen
voor gebruik elders.
Een dierlijn organisme kan groeien door:
1. Celdeling = mitose → 1.kerndeling 2.eigenlijke celdeling
2. Toename cytoplasmamassa
3. Toename tussencelsubstantie
CELDELING
Interfase:
- G1 fase (groei).
- S fase (verdubbeling van het DNA, waarbij aan het eind van de S fase de chromosomen
bestaan uit twee chromatiden).
- G2 fase (groei).
Eenheid van bouw, functie en groei
M-Fase:
❖ Profase: - Kernmembraan verdwijnt
- Condensatie van chromosomen;
centraal lichaampjes gaan paarsgewijs naar de polen
❖ Metafase: - Spoelfiguur
- Rangschikken chromosomen
❖ Anafase: - Deling centromeren en chromatiden komen los van elkaar te liggen.
- Chromosoom naar de polen.
❖ Telofase: - Verdwijnen spoelfiguur
- Nieuw kernmembraan en verschijnen nucleolus.
De meeste menselijke cellen bevatten 46 (2n) chromosomen (23 paren (n=23)). Elke paar bestaat ui
gelijkvormige (homologe) chromosomen. Een zodanig cel heet een diploïde cel.
◼ Naast mitose bestaat de reductie-afdeling / meiose. →Dit treedt alleen op bij de vorming van
geslachtscellen (Bij de spermatozoïden en de eicellen).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MondzorgkundestudentHAN. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.81. You're not tied to anything after your purchase.