100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Biologie voor jou 4vwo en 5vwo $3.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Biologie voor jou 4vwo en 5vwo

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Level

samenvatting van thema 4 evolutie boek 4B en thema 4 DNA boek 5B. Uitgebreidere samenvatting dan in het boek, bevat alle essentiële informatie.

Preview 2 out of 7  pages

  • December 22, 2021
  • 7
  • 2021/2022
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
H4 Evolutie
B1 Ontwikkeling van het leven
De aarde bestaat ongeveer 4,6 miljard jaar. 3,8 miljard jaar geleden: eerste eencellige vormen van
leven. 670 miljoen jaar geleden: eerste meercelligen. 400 miljoen jaar geleden: eerste landplanten.
350 miljoen jaar geleden: eerste gewervelden. 65 miljoen jaar geleden: eerste zoogdieren en vogels.
Oudste fossielen met menselijke kenmerken zijn ongeveer 5 miljoen jaar oud.
Anorganische stoffen komen in organismen voor en in levenloze natuur, zijn kleine eenvoudig
gebouwde moleculen (koolstofdioxide, water zuurstof enz.)
Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of producten van organismen, zijn relatief grote,
ingewikkeld gebouwde moleculen. Bevatten één of meer atomen koolstof, waterstof en meestal
zuurstof. (koolhydraten, eiwitten, vetten)
Heterotrofe organismen kunnen geen organische stoffen maken uit anorganische stoffen en hebben
andere organismen nodig als voedsel. Nemen anorganische en organische stoffen op uit milieu.
Autotrofe organismen kunnen wel organische stoffen maken uit anorganische stoffen en hebben
geen andere organismen nodig als voedsel. Nemen anorganische stoffen op uit milieu.
Biogenese: ontstaan van leven uit levenloze materie. Chemische evolutie: oeratmosfeer bevatte
geen zuurstof, er ontstonden door oa bliksemontladingen en uv-straling kleine organische moleculen
(aminozuren, nucleotiden, koolhydraten, vetzuren) In de oerzeeën werd door indikking een
organische oersoep gevormd, waarin grotere moleculen en later cellen zijn ontstaan. De eerste
organismen waren heterotrofe, anaerobe bacteriën. Daarna autotrofe bacteriën. Ook ontstonden er
aerobe bacteriën toen de atmosfeer zuurstofrijk werd. Het Miller-Urey-experiment heeft dit
nagebootst. Zelforganisatie: vorming van cellen uit organische stoffen.
Endosymbiosetheorie: door instulping van het celmembraan zijn een celkern met kernmembraan en
het endoplasmatisch reticulum ontstaan. Cyanobacteriën hebben zich tot chloroplasten ontwikkeld.
Aerobe bacteriën hebben zich tot mitochondriën ontwikkeld.
Prokaryote organismen hebben geen celkern, zodat het DNA los in het cytoplasma ligt. Hebben geen
vacuolen, mitochondriën of endoplasmatisch reticulum.
Eukaryote organismen: hebben celkernen waarin zich DNA bevindt. Hebben vacuolen,
mitochondriën en endoplasmatisch reticulum.
Organismen worden ingedeeld in drie domeinen: bacteriën, archaea en eukaryoten. De rijken
schimmels, planten en dieren behoren tot de eukaryoten. Een rijk wordt ingedeeld in steeds kleinere
taxa: stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten. Een geslacht (genus) bestaat uit
soorten (species) die zich uit eenzelfde voorouder hebben ontwikkeld.
Binaire naamgeving: geslachtsnaam voorop met hoofdletter, soortaanduiding met kleine letter,
naam van de naamgever. Biodiversiteit: verscheidenheid aan organismen.

B2 Prokaryoten
Prokaryoten: bacteriën en archaea. Chromosomen los in cytoplasma, veel soorten één groot circulair
chromosoom, anderen kleine circulaire plasmiden. Bestaan beiden enkel uit DNA, bevatten geen
eiwitmoleculen. Archaea hebben een of meerdere flagellen (zweepstaart) voor voortbeweging.
Bacteriën planten zich voort door deling, hierbij zijn chromosomen vastgehecht aan het
celmembraan. Soms uitwisseling van genen: door opname van DNA-fragmenten van een gestorven
soortgenoot (transformatie) of door vorming van een holle buis naar soortgenoot (conjugatie) of
overbrenging door virussen (transductie)
Celwanden bestaan uit peptidoglycaan. Bacteriën kunnen voedsel bederven en ziekten veroorzaken.
Worden door de mens gebruikt bij productie van voedingsmiddelen (yoghurt, kaas, zuurkool),
productie van geneesmiddelen en hormonen, afvalwaterzuivering en productie

, afwasmiddelenzymen.
Genetische modificatie: het DNA van een organisme wordt veranderd door de mens.
Virussen zijn geen organismen, ze worden niet gezien als levend. Bacterie als gastheer: bacteriofaag.

B3 Eukaryoten
Schimmels zijn heterotroof, voeden zich met dode resten van organismen. Gisten zijn eencellige
schimmels en planten zich voort door knopvorming. Meercellige schimmels vormen een mycelium:
een netwerk van hyfen (schimmeldraden). Planten zich voort door haploïde sporen, ontstaan aan
het uiteinde van schimmeldraden die omhoog groeien of in paddenstoel (compacte massa hyfen).
Geslachtelijke voortplanting als hyfen van verschillende mycelia met elkaar in aanraking komen. Er
vindt dan bevruchting plaats, gevolgd door meiose waarbij haploïde sporen ontstaan. Celwanden
bevatten chitine. Schimmels kunnen ziekten veroorzaken bijv. zwemmerseczeem. Worden gebruikt
bij bereiding van voedingsmiddelen (kaas, brood, alcohol) en productie penicilline (antibiotica)
Planten zijn autotroof, ze hebben chloroplasten in hun cellen. De celwanden bevatten cellulose. Tot
het plantenrijk behoren de wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten. Sporenplanten
planten zich voort door sporen. Vaatplanten hebben houtvaten en bastvaten waardoor stoffen
worden vervoerd.
Dieren zijn heterotroof, hebben geen chlorofyl en hebben geen celwanden om hun cellen. Tot het
dierenrijk behoren de eencelligen, sponzen, holtedieren, platwormen, rondwormen, ringwormen,
weekdieren, geleedpotigen, stekelhuidigen en gewervelden.
Eencelligen bijv pantoffeldiertje, amoebe. Cilia (trilhaartjes) zorgen voor voortbeweging en transport
van voedsel naar celmond.
Geleedpotigen vormen meest soortenrijke stam van het dierenrijk. Bijv insecten. Hebben een
exoskelet dat chitine bevat, daardoor alleen groei tijdens vervellingen. Levenscyclus met
verschillende stadia: larve verandert door metamorfose in pop en imago (volwassen insect)

B4 De evolutietheorie
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en
verdwijnen. De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van genetische variatie (verscheidenheid
in genotypen), natuurlijke selectie (survival of the fittest) en soortvorming door reproductieve
isolatie. Door mutaties (veranderingen in de genen door foutjes) en recombinatie verschillen
individuen van één soort van elkaar in genotype en fenotype. Individuen met een betere adaptatie
aan het milieu hebben een grotere overlevingskans. Fitness: van individuen met een gunstig
genotype zullen meer nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. Soorten evolueren als
door natuurlijke selectie (selectiedruk) de mutanten blijven voortbestaan en de oorspronkelijke
individuen uitsterven. Door grote genetische variatie heeft een soort een grote overlevingskans.

B5 Onderzoek naar evolutie
Anatomie: bouw en functie van het organisme en de delen ervan.
Homologe organen hebben overeenkomstige vorm door verwantschap, functie kan verschillen.
Analoge organen hebben overeenkomstige vorm door overeenkomst in functie, niet door
verwantschap. Rudimentaire organen hebben hun functie verloren.
Clade: groep soorten bestaande uit een voorouder en alle nakomelingen.
Cladogram: schematische weergave van de verwantschap tussen de soorten van een clade. Elk
splitsingspunt is een gemeenschappelijke voorouder, boven splitsingspunt verschil in één
eigenschap. Deze onderzoeksmethode heet cladistiek. Monofyletisch: afkomstig van een
gemeenschappelijke voorouder.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmavanacker. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (0)
  Add to cart