100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
SAMENVATTING: Minor echografie. Verloskunde jaar 3, Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). $7.01   Add to cart

Summary

SAMENVATTING: Minor echografie. Verloskunde jaar 3, Verloskunde Academie Rotterdam (VAR).

 54 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle stof geleerd tijdens de minor echografie aan de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). Deze samenvatting bevat voornamelijk delen uit het boek 'Echoscopie in de verloskunde en gynaecologie' van Vught (2013). En is aangevuld met: - Praktische verloskunde. Prins (2019). - Hoor...

[Show more]

Preview 8 out of 47  pages

  • December 22, 2021
  • 47
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Saskia Ensel


COMPLETE SAMENVATTING MINOR ECHOGRAFIE 2021-2022




Leidend is de samenvatting van Vugt (2013) Echoscopie in de verloskunde en gynaecologie.
Aangevuld met aantekeningen van hoorcolleges, e-learnings en Prins (2019) Praktische verloskunde.

Samengevat:

• Vugt, J. M. G. (Ed.). (2013). Echoscopie in de verloskunde en gynaecologie. Bohn Stafleu van
Loghum.
o H1.2 t/m H1.8
o H7
o H8.2 & 8.7
o H10
o H14.2 & H14.5
o H15.1.1
o H16.1 t/m H16.8
o H17

Aangevuld met

• Prins, M. (2019). Praktische verloskunde. Bohn Stafleur van Loghum.
o H3.6 & H3.7
o H4.3.2 (echoscopische herkenning van de jonge zwangerschap).
o H4.5.1 (zwangerschapsduur, termijnbepaling en echoscopische termijnbepaling)
o H8.1 t/m H8.3 geel betekent dat het er niet in zit maar wel als voorbereiding stond.
• Hoorcolleges minor echografie 2021-2022 Hogeschool Rotterdam.
• NVOG: structureel echoscopisch onderzoek (SEO) uit 2019.
• NVOG: protocol foetale biometrie. Versie 2.0 uit 2018.
• http://www.rivm.nl/Onderwerpen/P/down_edwards_patau_en_SEO/Structureel_echoscopisch_ond
erzoek_SEO
• Aantekeningen van de e-learning van https://echocursus.net/
o Module 1: basisprincipes, beeldoptimalisatie en artefacten.

,Saskia Ensel


Inhoud
1. Basisprincipes van het ultrageluidonderzoek.................................................................................. 3
2. Soorten probes ............................................................................................................................... 5
3. Hoogtechnologische beeldoptimalisatie ......................................................................................... 5
4. Artefacten ....................................................................................................................................... 6
5. Uitvoering van het onderzoek ......................................................................................................... 7
6. De jonge zwangerschap ................................................................................................................. 8
7. Indicaties voor echoscopische onderzoek in het eerste trimester................................................. 10
8. Miskraam ...................................................................................................................................... 10
9. De mola zwangerschap ................................................................................................................ 11
10. De extra-uteriene graviditeit (EUG) .......................................................................................... 11
11. Ligging van de foetus................................................................................................................ 12
12. Veiligheid .................................................................................................................................. 13
13. Gemelli zwangerschappen ....................................................................................................... 14
14. Foetale biometrie ...................................................................................................................... 14
15. Afwijkingen in de groei .............................................................................................................. 16
16. Gewicht..................................................................................................................................... 16
17. Placenta.................................................................................................................................... 16
18. Afwijkingen aan de placenta ................................................................................................. 17
19. Navelstreng .............................................................................................................................. 18
20. Afwijkingen navelstreng ........................................................................................................ 19
21. Vruchtwater .............................................................................................................................. 20
22. Afwijkingen vruchtwater ........................................................................................................ 20
23. Het geslacht.............................................................................................................................. 20
24. Het tractus digestivus ............................................................................................................... 21
25. Afwijkingen aan het tractus digestivus .................................................................................. 22
26. Het skelet.................................................................................................................................. 22
27. Afwijkingen aan het skelet .................................................................................................... 24
28. Wervelkolom ............................................................................................................................. 25
29. Afwijkingen aan de wervelkolom ........................................................................................... 26
30. Het hart ..................................................................................................................................... 27
31. Afwijkingen aan het hart ....................................................................................................... 30
32. Nieren en urinewegen............................................................................................................... 36
33. Afwijkingen aan nieren en de urinewegen ............................................................................ 37
34. Het structureel echoscopisch onderzoek (SEO) ....................................................................... 39
35. Eerste trimester SEO (ETSEO) ................................................................................................ 43
36. Doppler onderzoek ................................................................................................................... 45
37. 3D echo’s.................................................................................................................................. 46
38. Verwijzen naar de prenatale diagnostiek (PND) ....................................................................... 46

,Saskia Ensel


1. Basisprincipes van het ultrageluidonderzoek
Bij de beeldvorming in de verloskunde wordt er gebruikgemaakt van de reflecties van geluid.

Geluid = trillingen in een medium. De voortplantingssnelheid is afhankelijk van het medium. De lengte
van de geluidsgolf is afhankelijk van de frequentie. Hoe hoger de frequentie hoe korter de golflengte.
Frequentie = aantal trillingen per seconde, eenheid is Hertz. In de verloskunde worden probes
gebruikt met een frequentie van 2,5-8 MHz. Bij medische
beeldvormingen 2-20 MHz.

Ultrageluid = > 20.000 Hz.
Intensiteit = wordt bepaald door het verschil in samenstelling
van de weefsels.

Het geluid wordt door de piëzo-elektrische kristallen in de
transducer gegenereerd. Zij genereren een trilling, die
ultrageluid veroorzaakt wanneer er een elektrische puls
doorheen gaat.

Echodens = een anatomische structuur weerkaatst veel geluid terug. Het wordt wit afgebeeld. Ookwel
hyperechogeen of echorijk.
Echolucent = een anatomische structuur laat al het geluid door, er wordt niets teruggekaatst. Je ziet
het zwart op het echobeeld. Ookwel an-echogeen of echovrij.
Echogeen = waterige gebieden worden gespikkeld grijs afgebeeld. Denk aan organen zoals de lever
of longen. Ookwel iso/hypogeen of echoarm.

Egale reflectie = homogeen beeldaspect
Wisselende reflectie = heterogeen beeldaspect.

Akoestische impendantie = echodensiteit. Ieder weefsel heeft een andere dichtheid (of akoestische
impendantie). Door deze verschillen in dichtheid geeft het echobeeld andere grijswaarden. Door de
akoestische impendantie is het mogelijk verschillende structuren te onderscheiden.

De kwaliteit voor het echobeeld wordt bepaald door de
resolutie (= het vermogen om twee objecten afzonderlijk
van elkaar waar te nemen):

• Axiale resolutie → de mate waarin een
echosysteem twee achter elkaar gelegen
reflectoren kan afbeelden (de Z-as). Deze is
afhankelijk van de frequentie en apparatuur.
• Laterale resolutie → de mate waarin een
echosysteem twee naast elkaar gelegen
reflectoren kan afbeelden (de X-as). De laterale
resolutie is afhankelijk van de sectorbreedte,
focus, line density en frequentie.
• Temporele resolutie → de mate waarin een
echosysteem reflectoren die bewegen op
achtereenvolgende beelden op de verschillende
posities kan afbeelden.

Hoe hoger de frequentie, des te beter de resolutie van
het echobeeld. Maar een lagere frequentie hoe beter de
penetratie van het ultrageluid in het weefsel. Er is minder
sprake van verstrooiing van het geluid. Je komt dus dieper maar de details zijn minder te
onderscheiden. Optimale beeldkwaliteit krijg je door een balans te zoeken tussen de penetratie en de
resolutie.
Kies voor een lagere frequentie bij → maternale obesitas, vergevorderde zwangerschapsduur
of grote myomen. Druk op de knop: penetratie, derde trimester of adipositas. Voor een hogere
frequentie druk je op: eerste trimester of resolutie.

,Saskia Ensel


Per onderzoek is het mogelijk om het beeld aan te passen, namelijk

Depth
Je bepaalt de tijdsduur gedurende welke het systeem wacht op terugontvangen geluid. Zo bepaal je
de maximale diepte waarop iets wordt weergegeven. Het teruggekaatste geluid van reflectoren die
dieper liggen doen er langer over om waargenomen te worden. Er is meer beeldvulling.




Focus
Het instellen van het brandpunt van de lens (de transducer). De transducer
zendt geluidssignalen uit. Deze waaieren als het ware weg. Weefsels na
het waaieren zie je minder goed dan vóór de waaiering is begonnen. Met
de focus stel je in op welk punt de transducer mag waaieren. Je zet dit op
het deel van het beeld waar je de meeste interesse in hebt.

Zoom
Er worden vergrotingen gemaakt van het beeld. Het geeft optimale resolutie omdat de piëzo-kristallen
zich op een kleiner deel moeten focussen.

Gain
Het terugontvangen geluid is door absorptie en verstrooiing verzwakt. Gain houdt de mate waarin het
terugontvangen geluid versterkt wordt in. Je wilt waterig vocht volledig zwart (echolucent) hebben en
bot wit (echodens). De TGC is hetzelfde als de gain maar dan op een specifiek stuk op je beeld. Je
kan deze aanpassen aan de hand van schuifknoppen. In moderne systemen wordt de TGC (time gain
compensation) automatisch aangepast.




Frame rate (Hz)
Dit is het aantal beeldjes per seconden. Belangrijk bij bewegende structuren (temporele resolutie).
Hoe hoger deze staat hoe meer informatie je ontvangt, het geeft op een klein gebied een hogere
resolutie. Er is geen knop voor de frame rate, je past deze aan door beeldoptimalisaties. Je hebt ten
minste 25 beelden per seconde nodig.

Dynamic range
Dit is de functie om de hoeveelheid weergegeven grijstinten te variëren. Een zwaksignaal
wordt donkergrijs afgebeeld, een intens signaal wit. Voor afbeeldingen van zachte weefsel is
een dynamic range met veel grijstinten het beste. Bij bewegende structuren wordt een
contrastrijk (lage dynamic range) beeld gebruikt.

Bundelbreedte/sectorbreedte.
Je kunt ook nog je bundelbreedte aanpassen. Er worden dan minder kristallen gebruikt. Er is
minder tijd nodig om het beeld te schrijven want er worden minder geluidsgolven uit
gezonden.

,Saskia Ensel




2. Soorten probes
De convex probe geeft een bundel die breed start en in divergeert
tot een nog bredere bundel. Geschikt voor lage frequenties.

De lineaire probe geeft een parallele bundel. Deze bundel heeft
een bepaalde breedte en deze blijft in de hele bundel gelijk.
Geschikt voor een hoge frequentie, hoge resolutie en groot
oppervlakte.

De sector probe start vanuit één punt en waaiert breed uit. Hij laat
een klein oppervlak zien met een smal nabij veld.

3. Hoogtechnologische beeldoptimalisatie
Harmonic imaging
Het ultrageluid dat teruggekaatst wordt door een reflector wordt niet alleen in zijn uitgezonden
frequentie teruggekaatst, maar ook in hogere harmonische frequenties. Dit zijn frequenties die
twee/vier/acht/enzovoort keer de frequentie van de uitgezonden frequentie zijn. Er worden dus
tegelijk meerdere frequenties tegelijk verstuurd. Wanneer hierop gefocust wordt ontstaat een veel
betere resolutie. Dit gaat wel ten koste van de penetratie waardoor de axiale resolutie afneemt.
De harmnoic imaging wordt uitgezet bij de nekplooimeting.

Speckle reduction
Speckles zijn artefactsignalen die veroorzaakt worden door
interferentie van het ultrageluid. Interferentie ontstaat door
verstrooiing van het ultrageluid door reflectoren die te klein zijn
om genoeg ultrageluid terug te kaatsen. Je ziet witte stippen
op het beeld. Dit kan hinderlijk zijn. Je kunt ze minder maken
door te werken met een hogere emissiefrequentie, ze worden
daardoor kleiner.

Persistance
Dit is een techniek die opeenvolgende beelden met elkaar correleert. De structuur van speckles wordt
fijner. Dit gaat wel ten koste van de temporele resolutie. Ook zorgt dit voor een langzamere frame rate,
het beeld lijkt soms vertraagd.




Compound imaging
Reflectoren die onder een hoek liggen t.o.v. de transducer kaatsen slechts
een deel van het ultrageluid terug. Verticale structuren worden niet
zichtbaar. Compound imaging probeert dit probleem te ondervangen. Er
worden meer lijnen uitgezonden dan alleen een rechte lijn naar beneden.
Dit gaat echter wel ten koste van de frame rate.

,Saskia Ensel



Er is minder kans op de volgende artefacten (zie volgende pagina): anisotropie, breking en edge-
artefacten). Ook worden convexe structuren beter afgebeeld.

4. Artefacten
=een weergave in het beeld die niet overeenkomt met de werkelijke anatomie. Wanneer je twijfelt of
de weergave in het beeld overeenkomt met de werkelijkheid, probeer dan de structuur vanuit een
andere hoek te bekijken.

Soorten artefacten:
Akoestische schaduw/schaduw artefact
Dit is een hypo-echogeen (=gespikkeld grijs) gebied achter een sterk
absorberende/reflecterende structuur. Bijvoorbeeld de femur. Er ontstaat een
echoloze zone achter het bot. Dit is het sterkst wanneer het ultrageluid een
structuur loodrecht treft.

Drop-out artefact
Dit artefact berust op onvoldoende penetratie. Het ultrageluid penetreert door
absorptie in het weefsel dat dichter bij de transducer ligt en er blijft onvoldoende
ultrageluid over om de structuren op de gewenste diepte af te beelden.

Side-lobe artefact
Op je beeld zie je een structuur die eigenlijk buiten de geluidbundel ligt. Er zijn onbedoeld
bundels ultrageluid uitgewaaierd. Je krijgt een reflectie waarbij het lijkt of deze recht onder
de transducer ligt.

Reverberaties
Reflecties die ontstaan doordat het geluid heen en weer terugkaatst tussen twee sterk reflecterende
oppervlakken. Eén van de oppervlakken is de transducer zelf. Je ziet een beeld op twee maal de
werkelijke afstand omdat het geluid er twee keer zolang over doet om terug te komen bij
de transducer. Wanneer dit door heen en terugkaatsen van geluid tussen reflecterende
oppervlaktes een tweede afbeelding van een structuur maakt wordt dit een mirror image
genoemd.

Het plaatje zie je een gele pijl. Hier wordt ‘normale’ verplaatsing van geluid in weefsel
weergegeven. De rode pijl weergeeft de geluidsbundel die wordt weerkaatst door de
transducer zelf. De blauwe pijl laat de afstand zien tot het weefsel die hierdoor ontstaat.
Dit is niet de werkelijke afstand.

Versterkingsartefact
Het effect dat wanneer het ultrageluid door weefsel met weinig absorptie gaat (water) de
structuren die hierachter liggen met meer intensiteit worden afgebeeld. Bijvoorbeeld achter
een volle blaas of vruchtwater. De zone achter deze structuur is beter zichtbaar. Dit komt
omdat er meer ultrageluid ‘over’ is. Het is het tegenovergestelde van het
schaduwartefact.

Spiegeling
Treedt op door reflectie in een andere richting dan de bundel. Je ziet twee structuren
waar er één is door een weerspiegeling. Dit artefact komt weinig voor in de
verloskunde.

Anisotropie
De eigenschappen zijn niet in iedere richting hetzelfde. Dit ontstaat door
verschillen in materiaaleigenschap. Wanneer de materiaal eigenschappen niet van de
richting afhangen wordt het materiaal isotroop genoemd. Je kunt anisotropie voorkomen
door loodrecht te scannen.

,Saskia Ensel


Breking of refractie
Structuren in horizontale richting worden verplaatst.




Edge artefact
Lijkt op het schaduw artefact. Er ontstaat slagschaduw aan beide randen van een ronde structuur. Het
ontstaat bij het aanscannen van een convexe of ronde structuur zoals een cyste of een bloedvat.




5. Uitvoering van het onderzoek
Bij het echo scan je methodisch. Op deze manier kan iedereen hetzelfde protocol volgen en in
dezelfde taal spreken.
Methodisch scannen

1. Je stelt de apparatuur in en informeert de zwangere over het onderzoek.
2. Je bepaalt hartactie en laat deze aan ouders zien.
3. Je scant de gehele uterus door, in twee richtingen.
4. Bekijken of het een eenling of meerling graviditeit hebt.
5. Controleert op abnormaliteiten, kijk naar het vruchtwater en naar de placenta.
6. Bepaal de ligging van de foetus. Dit kan alleen door de probe recht op de buik te houden.
7. Controleer het hartpunt en maag op de linkerzijde van de foetus.

Elke transducer is aan één zijde gemerkt door een markeringspunt. Deze correspondeert met een stip
o.i.d. op het beeldscherm. Zorg dat deze correleren zodat je niet in spiegelbeeld werkt.
Begin met je probe longitudinaal. Je splitst je zwangere in links in rechts (een
lengtedoorsnede). En, als het kind in een lengteligging ligt, ook het kind. Hierna vervolg je
transversaal met de echo (dwarsdoorsnede).

, Saskia Ensel


Longitudinaal
Het markeringspunt wijst naar de craniale zijde van de moeder. Een beweging
naar boven is een beweging naar links. Een beweging naar beneden is naar
rechts op het scherm.

Transversaal
Het markeringspunt wijst naar de onderzoeker toe. Wanneer je met je probe van
de onderzoeker af beweegt is dat een beweging naar recht op het beeldscherm.
Een beweging naar de onderzoeker toe is op het scherm een beweging naar links.




6. De jonge zwangerschap
De embryonale periode wordt gerekend vanaf conceptie tot 8-10 weken, afhankelijk of je rekent vanaf
de EDLM of conceptie. Het embryo is een foetus bij foetale hartactie en/of een CRL ≥10 mm.

Embryologie

• 4 dagen post-ovulatie: het embryo bereikt het cavum uteri als blastocyte. Het endometrium is
5mm dik.
• Dag 7-12: implantatie.
• Dag 13: Implantatie compleet. Chorionvlokken gaan zich ontwikkelen. Er ontstaat een embryonale
schijf, de amnionholte en de primitieve dooierzak.
• Dag 16 (4 weken zw): Diameter vruchtzak 3-5 mm en zichtbaar op de echo. De
zwangerschapsring is waarneembaar = een echogene zone van chorionvlokken die de
chorionholte met extra-embryonaal coeloom en de amnionholte begrenst.




• Dag 20 (5 weken zw): dooierzak heeft een diameter van 2 mm. De dooierzak speelt een belangrijk
rol bij de voeding van het embryo. Het is het eerste teken van embryonale ontwikkeling en het
bewijs van een intra-uteriene graviditeit. De dooierzak neemt toe tot ongeveer 6 mm bij 11 weken.
• Dag 21: Hartactie. Embryo heeft een lengte van 2 mm.
• Dag 24: transvaginaal is hartactie zichtbaar. De frequentie is ongeveer 70 sl/min. Hij is zeker
waarneembaar als de CRL 5 mm (5+3 weken) is.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01  5x  sold
  • (0)
  Add to cart