Sancties zijn reacties op ongeoorloofd gedrag, meestal van overheidswege. Straffen en
maatregelen zijn twee soorten strafrechtelijke sancties. Strafrechtelijke sancties kunnen
worden opgelegd door een rechter die heeft geconstateerd dat de verdachte een strafbaar
feit heeft begaan en soms ook door de officier van justitie of een opsporingsambtenaar,
wanneer een strafbeschikking is uitgevaardigd.
Het verschil tussen straffen en maatregelen is gelegen in het doel dat ermee wordt beoogd:
- Het doel van een straf is vergelding. Deze wordt gerealiseerd door een veroordeelde
te treffen in het belang dat hem dierbaar is. Ook heeft de straf preventie tot doel.
Voorbeeld: een taxichauffeur die zonder vergunning taxiritten verzorgt, krijgt een
geldboete. Dit is de vergelding. Daarbij wordt de taxichauffeur afgeschrikt om
hetzelfde feit nogmaals te plegen (speciale preventie). Anderen die hiervan hebben
gehoord, worden zo weerhouden om illegale taxiritten te verzorgen (generale
preventie).
- Het doel van maatregelen is de samenleving te beveiligen of rechtsherstel te
bewerkstelligen. Voorbeelden van maatregelen zijn: TBS en een schadevergoeding.
Voorbeeld: TBS is een maatregel waarbij getracht wordt de kans op herhaling te
minimaliseren.
Het stellen van een sanctie op ongeoorloofd gedrag wordt ‘strafbedreiging’ genoemd.
Wanneer een verdachte is gedagvaard, zal de rechter oordelen of dit wel of niet wordt
opgelegd (straftoemeting). Als er een straf wordt opgelegd bepaalt de rechter welke straf
(strafsoort) en hoe zwaar die straf moet zijn (strafmaat).
Strafbedreiging
Art. 1 Sr bepaalt dat feiten slechts strafbaar kunnen zijn in de door de wet aangegeven
gevallen. Het strekt zich uit tot het verboden verklaren van een bepaald gedrag en het stellen
van een straf op dat gedrag. Art. 350 Sv maakt ook duidelijk dat de rechter beraadslaagt
over de oplegging van de straf of maatregelen en dat de wet bepaald welke soort strafbaar
feit is toegelaten voor een specifiek strafbaar feit en hoe hoog die straf maximaal mag zijn.
Dit zou anders wellicht kunnen leiden tot rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid.
De wet onderscheidt in art. 9 Sr hoofdstraffen en bijkomende straffen. De hoofdstraffen zijn
gevangenisstraf, hechtenisstraf, taakstraf en geldboete. De bijkomende straffen zijn
ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring en openbaarmaking van de rechterlijke
uitspraak. Bijkomende straffen kunnen afzonderlijk van de hoofdstraf worden opgelegd (art. 9
lid 5 Sr).
De hoofdstraffen zijn in het Wetboek van Strafrecht, met uitzondering van de taakstraf, te
vinden in de delictsomschrijving. De bijkomende straffen zijn in het commune strafrecht, met
uitzondering van de verbeurdverklaring, te vinden in de afsluitende bepaling/artikel van de
titel. De toepassing van maatregelen, taakstraffen en verbeurdverklaring worden geregeld in
1
, Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht (art. 36a-38z Sr). In bijzondere wetten is de
strafbedreiging te vinden aan het einde van de wet. Een paar strafbepalingen geven op die
plaats de strafbedreiging van alle delicten uit die wet.
De wet geeft aan wat de maximaal op te leggen straf is en de algemene strafminima. Het
wettelijke strafmaximum moet in redelijke verhouding staan tot het delict. Ten slotte moet er
rekening gehouden worden met strafverzwarende en strafverlichtende omstandigheden.
Hoofdstraffen
De hoofdstraffen zijn gevangenis, hechtenis, taakstraf en een geldboete.
Gevangenisstraf en hechtenis
Het sanctiestelsel kent twee vrijheidsbenemende straffen: gevangenisstraf en hechtenis.
Alleen misdrijven worden met een gevangenisstraf bedreigd en hechtenis is een
vrijheidsbenemende straf voor overtredingen en enkele misdrijven. Het algemene
strafminimum bedraagt een dag (art. 10 lid 2 en art. 18 lid 1 Sr). Het maximale strafmaximum
is te vinden in de delictsomschrijving van het desbetreffende delict. Gevangenisstraf kan
tijdelijk of levenslang zijn. De tijdelijke gevangenisstraf bedraagt maximaal 30 jaar (art. 10 lid
4 Sr) en de hechtenis mag maximaal voor een jaar worden opgelegd (art. 18 lid 1 Sr). De
wijze van tenuitvoerlegging is tegenwoordig gelijk voor beide straffen. Alle
vrijheidsbenemende straffen worden in een gevangenis ten uitvoer gelegd (art. 10
Penitentiaire beginselenwet). Voorlopige hechtenis wordt in een huis van bewaring
ondergaan (art. 9 lid 2 sub a Penitentiaire beginselenwet). Penitentiaire inrichtingen kunnen
worden aangewezen als gevangenis of als huis van bewaring. In huizen van bewaring geldt
een beperkt regime en in gevangenissen is er een meer open regime, onder meer ter
bevordering van resocialisatie.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
De regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling is van belang wanneer de
veroordeelde op een eerder tijdstip in vrijheid wordt gesteld. Wie tot een vrijheidsstraf
(gevangenisstraf of hechtenis) van meer dan een jaar is veroordeeld, wordt in de regel in
vrijheid gesteld wanneer hij nog niet zijn hele straf heeft uitgezeten. Het is niet vereist dat de
veroordeelde zich voorbeeldig heeft gedragen, maar het kan wel achterwege blijven als de
veroordeelde zich ernstig heeft misdragen, dat kan overigens ook in andere situaties (art.
6:2:12 Sv). De huidige regeling bepaalt dat de verdachte die in vrijheid worden gesteld zich
gedurende een vastgestelde periode (proeftijd) moeten houden aan bepaalde voorwaarden
(art. 6:2:11 Sv). Deze proeftijd duurt minimaal een jaar. Een algemene voorwaarde (geldt
voor alle gevallen van voorwaardelijke invrijheidsstelling) is dat de veroordeelde zich
gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit. Daarnaast kunnen
door de officier van justitie bijzondere voorwaarden worden gesteld die betrekking hebben op
het gedrag van de veroordeelde, zoals een contactverbod. Art. 6:1:18 lid 2 Sv geeft aan
hoelang de proeftijd is, deze is in beginsel gelijk aan de duur van het niet ten uitvoer gelegde
deel van de vrijheidsstraf, maar moet minstens een jaar duren.
Als de veroordeelde zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden kan de voorwaardelijk
invrijheidstelling worden herroepen, dit betekent dat hij het resterende deel nog moet uitzitten
(art. 6:2:13 Sv). De officier van justitie moet een herroeping indienen bij de rechtbank (art.
6:6:1 Sv).
Of en op welk tijdstip de veroordeelde in voorwaardelijk vrijheid wordt gesteld is afhankelijk
van de duur van de straf. Als de vrijheidsstraf meer dan een jaar maar korter dan twee jaar
duurt is art. 6:2:10 lid 1 Sv van toepassing en moet de verdachte 1 jaar uitzitten en van het
resterende deel een derde. Als de straf langer dan een twee jaar duurt, moet twee derde ten
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tessathuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.