40 à 50% roman-en verhaalanalyse
- het gouden ei
- de consequenties
- andere primaire literatuur
25 à 35% poëzieanalyse
- uit bloemlezing (besproken of niet)
- mogelijk ook een onbekend gedicht
→ vooral belangrijk om technieken te kennen over analyse
oefenen door toe te passen op onbesproken gedichten
20 à 30% wereldliteratuur
50% open vragen - 50% gesloten vragen (geen giscorrectie)
1
, A. roman- en verhaalanalyse
1. primaire literatuur en wereldliteratuur
a. literatuurwetenschap
= historisch bepaald
NU:
- liever descriptief (beschrijvend) dan normatief (regelgevend)
- objectief > subjectief -> belang van eensgezindheid rond metataal
- niet vanzelfsprekend: ambiguïteit
-
tekstgerichte literatuurwetenschap
- gericht op één tekst
- literaire analyse:
- tekstintern: binnen de tekst (structuralisme)
- tekstextern: tekst in relatie tot buitenwereld
- onderscheid:
- primaire tekst = literaire tekst
- secundaire tekst = tekst over literaire tekst
- doel: van literaire analyse -> interpretatie (= synthese < vorm & inhoud)
- geen exacte wetenschap (vanwege ambiguïteit)
literatuurgerichte literatuurwetenschap
- gericht op meerdere teksten
- volgt historische ontwikkeling
- studie van poëtica (literatuuropvattingen)
- diachroon: doorheen de tijd
- synchroon: op een bepaald moment
- studie van literaire dynamiek (bv. gender en literatuur of receptie van literatuur)
b. Centrum vs marge
Nationaal: vb. Nederland: centrum van literatuur = Amsterdam (veel uitgevers)
Wereldliteratuur: ook een centrum dat de marge bepaalt en beïnvloedt
= dominant systeem: bepaalt regels
Sommige subsystemen (vb. Engelstalige literatuur) domineren wereldliteratuur
- Londen en NYC vormen centrum
- Vertalingen spelen hier een belangrijke rol
o Vaak in 1 richting: centrum naar marge: vertalingen Engels -> NL
o Zeldzamer: werken worden vertaald naar dominante taal (vb. NL naar ENG)
o Indien een werk uit de marge wél vertaald wordt naar dominante taal, kan dat
hierdoor veel bekender worden -> in het centrum belanden
Vroeger was dit anders: Franse literatuur veel dominanter
- Hoogtepunt 18de eeuw: wat hier opgenomen werd in canon: invloed tot heden
- Ook Griekse en Latijnse literatuur grote invloed op canon
2
,Dekolonisatie zorgt voor verschuiving van blik: niet alleen nog westerse werken in canon
- Meeste literaire innovatie in marge: hebben niet zoveel prestige druk als in centrum
b. Lay-out als aanwijzing structuur
⇒ helpt vaak om structuur v/e literaire tekst te herkennen: het bouwwerk & de
bouwstenen
verandering van: chronologie, verhaallijnen, vertelsituatie, inhoudelijk omslagpunt (volta)
lay-out van proza
- hoofdstuk -> paragraaf -> alinea -> zin -> zinsdeel -> woord
- na witregel: nieuwe paragraaf -> tijdsprong, ander perspectief, …
- verandering in lay-out = signaal aan de lezer
c. vertelsituatie
= belangrijk voor leeservaring
- Heeft effect op vb identificatie met personages, geloofwaardigheid van verhaal
- Je gaat je bijv gemakkelijker identificeren bij verhalen met personale vertelinstantie
o Bij alwetende verteller is dit moeilijker, aangezien ze van personage naar
personage gaan
- Autobiografische ik-verteller is dan weer veer geloofwaardiger, en geeft ook een
duidelijk ideologisch inzicht (mening van auteur)
Perspectief vs verteller
Perspectief: door wiens ogen zie je het verhaal, in wiens hoofd kijk je mee?
-> op basis van perspectief bepaal je verteller/vertelinstantie
- Is dat een persoon, met menselijke trekken, die je kan aanwijzen = verteller
- Is het een iets, dat niet zichtbaar is & buiten tekst staat = vertelinstantie
o Ik-perspectief = ik-verteller
o Personaal perspectief = personale vertelinstantie
! Personale verteller kan niet = alwetende verteller !
o Meervoudig personaal perspectief = alwetende vertelinstantie
o Alwetend perspectief = alwetende verteller/vertelinstantie
Dramatized author
Ik = geen personage uit het verhaal, maar presenteert zichzelf als de auteur. Heeft dus ook
toegang tot alles wat personages doen en zien, alwetend.
-> Auteur kan hiermee spelen: wijst niet per se echt op zichzelf
Idem als bij implied author: vertelinstantie nooit automatisch identificeren met auteur
d. chronologie: fabel en sujet
- fabel: de gebeurtenissen in logische volgorde
- sujet: de gebeurtenissen zoals ze zich aandienen in het verhaal
GEDICHT: ‘je had een potlood in je haar’ - Ingmar Heytze
fabel en sujet: omgekeerd, fabel begint op het einde
3
, verteltijd vertelde tijd
= leestijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal
- scene = verteltijd en vertelde tijd vallen samen
- vertraging = slow motion, verteltijd loopt op, vertelde tijd blijft idem
- pauze: vertelling tijdelijk onderbroken, ‘bevroren’
- versnelling: samenvatting van gebeurtenissen
- ellips: sprong in de tijd, niet beschreven
<-> pauze: korte onderbreking, gaat nadien weer verder
d. close reading vs. context
→ close reading gebeurt textintern: de tekst is een autonoom object
→ context= de wereld buiten de tekst, is moeilijk buiten te sluiten
- paratekst (vb. flaptekst, auteursportret, omslag, voorwoord, …)
- ontstaanscontext & referentiekader
ontstaanscontext
= de omgeving waarin een literair werk geproduceerd wordt
- gebonden aan een plaats, tijd en taal → heeft effect op de tekst
→ bepalend voor het referentiekader van de auteur
= verwachte voorkennis < doelpubliek
→ afwijkend referentiekader bemoeilijkt close-reading
Vb in de Consequenties: Elfstedentocht -> hoe te vertalen?
-> Engelse vertaling creëert nieuwe beeldspraak: kunstschaatsen
-> invloed op perspectief < Minnie: meer alwetend (door extra info)
f. intertekstualiteit
= specifieke vorm van culturele referenties
doelbewust: geïntendeerde lezer geeft extra betekenisproductie aan verhaal
expliciete intertekstualiteit: citaat of titel
impliciete intertekstualiteit: allusie
generieke intertekstualiteit
= niet naar een specifieke tekst verwezen, maar naar een heel genre
→ dikwijls gespeeld met de verwachtingen die het genre oproept
g. de wereld buiten de tekst: poëtica
individuele poëtica van een auteur
● expliciet in essay of interview:
● impliciet via literaire teksten en/of intertekstualiteit
● via literaire prijzen
expliciet: argumenten in juryverslag
impliciet: keuze van laureaten
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MarjoleinVanmaercke. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.24. You're not tied to anything after your purchase.