Histologie = studie van de cellen en de weefsels (morfologie)
Verschillende niveaus:
- biochemisch niveau: reacties om de cellen in leven te houden
- → reacties gescheiden van elkaar door celcompartimenten/celorganellen
- plaats van genetisch materiaal (DNA)
- bijzonder compartiment = celkern
- functie: regeling van alle biochemische processen
- celbiologisch niveau: cellen van één type bouwen weefsels op
- epitheel
- bindweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
- → weefsels vormen combinaties: vb: darm
- → organen vormen orgaanstelsels: vb: maag darmkanaal
→ Weefsels bestuderen dankzij lichtmicroscopie en elektronenmicroscopie
Klassieke lichtmicroscopie = bestuderen van weefsels, door er licht doorheen te sturen
Elektronemiscropie: bundel elektronen door weefsel geschoten en dan in focus gebracht met
elektromagnetische lenzen
Voorbereiding lichtmicroscopie:
- fixatie (formol, alcohol) om weefsel te bewaren
- inbedding (paraffine) zodat snijden mogelijk wordt → water wordt vervangen door
vetoplosbare vloeistof (xyleen)
- kleuring (kleurstoffen) zodat verschillende onderdelen zichtbaar worden
Voorbereiding voltooid? weefsel bekijken onder microscoop
Hoofdstuk 1: Celcytoplasma
1. algemeen
2. celmembraan en componenten
3. celorganellen: mitochondriën, ribosomen, ER, golgi-apparaat, lysosomen, secretiegranules
(of korrels), cytoskelet, cytoplasmatische depots
4. cytoplasma of cytosol
1.1 Algemeen
Cellen = eenheden alle levende organisme
, - prokaryote cellen = bacteriën
- klein + extra wand buiten celmembraan + geen kernmembraan (DNA niet gescheiden
van rest)
- eukaryote cellen = dieren, planten, schimmels
- groot + kern met eigen kernmembraan + histon-eiwitten aan DNA + organellen in
cytoplasma van cel
Zygote = bevruchte eicel
Klieving proces
- ontstaan van celsoorten in mens
- vermogen neemt af en door differentiatie
- = door integrinen (integrale eiwitten in celmembraan)
- = delen van DNA afdekken → ontstaan van specifieke eiwitten
- gelijkaardige cellen reageren verschillend, want verschillende receptoren
- onderscheid mogelijk tussen spiercellen,levercellen, zenuwcellen,…
In lichtmicroscopie → kern en cytoplasma kunnen onderscheiden worden
- cytoplasma afgescheiden door plasmamembraan (plasmalemma) van extracellulaire matrix
1.2 Celmembraan en zijn componenten
→ plasmamembraan onderscheiden met een elektronenmicroscoop
endocytose (pinocytose, fagocytose) en exocytose: maakt communicatie cel en buitenwereld mogelijk
!! celmembraan belangrijk
Pinocytose: opgelost materiaal van buiten opnemen
, 1. door invainaties van celmmembraan
- kleine vesikels ontstaan die doorheen cel reizen + fuseren met lysosomen
- inhoude verteren OF
- opnieuw cel verlaten door exocytose
- grote hoeveelheden vocht verplaatsen wordt mogelijk
2. door bindingen van liganden (vb: hormonen,..) op receptoren (putje membraan)
- put invagineert verder en vormt vesikel
= DRINKEN
Fagocyntose: grote solide materialen van buiten opnemen + opruimen
- solide materialen (vb: bacteriën, weefselresten,...)
- gespecialiseerde cellen: macrofagen OF neutrofiele granulocyten
= ETEN
Exocytose: fusie van vesikel in cel met het celmembraan
- resultaat 1: inhoud vesikel komt terecht buiten de cel (vb. bij actieve klier)
- fosfolipidelagen willen elkaar afstoten
- !! tussenkomst van eiwitten is noodzakelijk (onder invloed van calcium)
- resultaat 2: ontstaan van membraanstroom
elke cel heeft receptoren met receptoire (= eiwitten in celmembraan)
→ een welbepaald ligand kan aan 1 type receptor binden
Liganden = molecuul of ion met een vrije elektronenpaar → wilt binding aangaan met metaal(ion)
- in de vorm van hormonen → blijven lang actief, doorstromen in bloed
- andere vormen → snel gemetaboliseerd → beïnvloeden enkel directe omgeving
- paracriene factoren (omgeving beïnvloeden)
- autocriene factoren (zichzelf beïnvloeden)
- andere factoren = enkel actief in speciale ruimtes tussen cellen
- vb. neurotransmitters in de synapsen en motorische eindplaatjes
- sommige factoren vetoplosbaar + gedragen door eiwitten (albumines)
- kunnen door celmembraan diffunderen
- kunnen intracellulaire receptoren activeren
- vb: steroïden, schildklierhormonen → binden aan receptoren in
cytoplasma/kern
Respons op stimulus = reactie op prikkel
elk hormoon → herkend door bepaalde receptor (aantrekkingskracht voor bepaald deel DNA)
→ hormoon = stimulus
start van transcriptie en eiwitsynthese: vorming van eiwit (eindproduct)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanosselaersofie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.