Examen (3u):
Schriftelijk, gesloten boek.
16 meerkeuzevragen (A, B, C of D?) met giscorrectie.
Open vragen.
Invuloefening.
Deel 1. Algemene oriëntatie
Hoofdstuk 1. Wat is strafrecht?
1.1 Het verschijnsel strafrecht
Oorspronkelijke strafrecht: een werktuig om buitensporige en contraproductieve wraakprocessen
onder controle te brengen het middel waarmee het straffen wordt ingetoomd.
De oude taliowet: “oog om oog, tand om tand”.
Hedendaagse strafrecht:
Heeft verschillende functies:
‐ Vergeldingsbehoeftes inlossen.
‐ Intomen van overheidsmacht.
‐ Instrument van gedragsbeheersing (normconform gedrag afdwingen).
Doel straffen:
‐ Reactie/vergelding tegen laakbare gedragingen (bv. taliowet).
‐ Preventie van laakbare gedragingen:
Positieve preventie (preventie van recidive): voorkomen dat
daders/criminelen wederom in de fout gaan.
Negatieve preventie (algemene preventie): voorkomen dat mensen (alle
burgers in de fout gaan.
‐ Misdadigers resocialiseren.
‐ Maatschappij reguleren en de moraliteit beschermen.
Strafrecht gaat dus over:
Misdrijven en misdadigers
‐ Wat maakt een misdrijf?
‐ Wie is een misdadiger?
Politie, procureurs, rechters, rechtbanken en hoven
‐ Wat mogen zij doen om misdrijven en misdadigers op te sporen, te ontdekken en te
veroordelen?
Slachtoffers.
1.2 Het begrip strafrecht
Het begrip ‘strafrecht’: meerduidig, moeilijk te definiëren.
Positief recht: alle rechtsregels die op een bepaald moment op een bepaalde plaats gelden.
Tautologische definitie is vandaag onvoldoende: “het geheel van rechtsnormen m.b.t.
misdrijven en straffen” het hedendaagse strafrechtelijke sanctiearsenaal omvat meer dan
enkel straffen.
1
,Formele begripsomschrijving: strafrecht is het geheel van de rechtsregels die:
1. Bepalen onder welke voorwaarden de overheid voor specifieke gedragingen (misdrijven)
specifieke sancties (strafrechtelijke sancties) kan opleggen en uitvoeren.
2. Omschrijven waaruit deze gedragingen en sancties bestaan.
3. Voorschrijven op welke wijze de bevoegde instanties hun recht (en soms plicht) om voor
deze gedragingen sancties op te leggen en uit te voeren moeten uitoefenen.
Het strafrecht in ruime zin omvat zowel het materieel als het formeel strafrecht.
Materieel strafrecht:
De rechtsnormen die bepalen wie, waarvoor, wanneer strafbaar is en waarom en welke
sancties opgelegd kunnen worden. “Wat men niet mag” (let op: soms wat men niet mag
weigeren te doen).
Belangrijkste bron: het Strafwetboek (Sw.).
Wat moet strafbaar zijn? (wat wordt verboden?)
‐ Misdrijven.
Wie moet gestraft worden?
‐ Misdadigers (alleen natuurlijke personen of ook rechtspersonen?).
Wanneer moet iemand gestraft worden voor iets wat strafbaar is?
‐ Voorwaarden voor individuele aansprakelijkheid en strafrechtelijke sancties.
Formeel strafrecht:
De regels aangaande het verloop van het strafproces.
Strafprocedure, strafvordering, strafrechtspleging, tenuitvoerlegging, rechtshulp.
“Wat moet er gedaan worden als er een misdrijf is gepleegd”.
‐ Het vaststellen van misdrijven.
‐ De opsporing, vervolging en berechting van verdachten.
‐ De rechtsregels m.b.t. de organisatie, bevoegdheid en werking van de
publiekrechtelijke instellingen en organen die daarmee belast zijn.
Belangrijkste bron: het Wetboek van Strafvordering (Sv.).
Strafproces bestaat uit 2 fasen:
1. Onderzoeksfase: dan spreekt men van verdachten.
2. Vonnisfase: beklaagden en beschuldigden.
‐ Op het einde: veroordeelden
‐ ‘Misdadiger’: pas op het einde + in geval van veroordeling.
Materieel en formeel strafrecht: duidelijk te onderscheiden, maar nauw met elkaar verbonden.
Materieel strafrecht komt vnl. tot leven door de toepassing ervan in het kader van de
strafrechtspleging.
Beiden vormen de toelating, de legitimering van het overheidsoptreden tegen criminaliteit
Beiden hebben een beschermende functie: het vermijden van ongerechtvaardigd
strafrechtelijk overheidsingrijpen.
2
,Hoofdstuk 2. Codificatie
2.1 Het Belgisch strafwetboek (op examen geen vraag over
geschiedenis)
Wortels van het huidig strafrecht
Het moderne strafrecht: gebaseerd op het strafrecht uit de Verlichting (18e eeuw: 1789).
Denkers als Montesquieu, Voltaire, Bentham en Beccaria, …
Rationaliseren: wat is de grondslag van het recht op straffen?
Humaniseren: menselijker maken.
Willekeur te vermijden.
Het Belgisch Strafwetboek (in 1867): een uitvloeisel van klassieke strafrechtsdenken (klassieke
school)
Mens als homo economicus die rationeel kan afwegen en vrij zijn gedrag kiest.
Het strafrecht als ultima ratio (het laatste middel) – utilitarisme
‐ Repressieve functie: beperkt tot schending van essentiële goederen.
Meer aandacht voor de ‘criminele feiten’ dan voor de daders zelf.
Verklaring van de rechten van de mens en de burger (26 augustus 1789: UVRM)
Artikel 5 - Schade.
Artikel 7 - Legaliteit I.
Artikel 8 - Legaliteit II & proportionele straf.
Artikel 9 - Vermoeden van onschuld.
Franse wetboeken tijdens en na de Revolutie
Verklaringen, ideeën en beginselen van Verlichting
‐ Franse code révolutionair 1791.
‐ Franse code révolutionair 1795 (“Code Merlin”).
Napoleontische tijd verandering van het strafrecht
‐ Frans wetboek 1810
Blijft trouw aan sommige beginselen van de Verlichting (bv. legaliteit).
Maar uitbreiding van misdrijven tegen de veiligheid en het politieke regime
(absoluut regime).
België – geschiedenis strafwetboek
Belgische onafhankelijkheid België (1830):
Franse Code Pénal (1810) van toepassing.
Art. 139 GW schreef een herziening van de wetboek voor “binnen de kortst mogelijke tijd”.
Het nieuwe Strafwetboek (Code pénal): pas in 1867
‐ Op basis van het Franse wetboek.
‐ Heersend klassieke strafrechtsdenken.
Sinds 1867: talloze nieuwe wetten
‐ Wijziging en aanvulling van Sw.
‐ Invoering van bepalingen beïnvloed door de theorie van het nieuwe sociaal verweer
(d.w.z. bescherming van de maatschappij tegen ‘gevaarlijke’ personen het
heersende idee in de positieve school).
3
, Theorie van het nieuwe sociaal verweer
2e helft van de 19e eeuw, begin 20e eeuw.
Ontstaan van de positieve school, als een reactie op de klassieke school.
‐ Vooral vertegenwoordigd door Lombroso en Ferri.
Strafrecht dient om de maatschappij te beschermen vooral een preventieve functie:
‐ Aandacht voor (potentiële) daders en minder voor de ‘criminele feiten’ ( klassieke
school).
‐ Aandacht voor de oorzaken van criminaliteit: maatschappelijke en biologische
oorzaken.
Het strafwetboek bestaat uit 2 delen:
1. Algemeen gedeelte (Boek I)
11 hoofdstukken.
De fundamentele regels die van toepassing zijn op alle misdrijven (art. 1-100).
2. Bijzonder gedeelte (Boek II)
Specifieke misdrijven (bv. moord, corruptie, diefstal, …).
Misdrijven tegen: openbare trouw, personen, eigendommen, de familiale orde en de
openbare zedelijkheid, openbare veiligheid, openbare orde, … Verdeling volgens
verschillende rechtsgoederen.
Codificatie: alle wetten in één boek, één codex
Duidelijkheid
Wordt meer en meer bemoeilijkt door recente wetten.
Complementaire wetten:
‐ Wetten die buiten het Strafwetboek (Boek I), maar die er logisch en integraal deel
van uitmaken.
‐ Die soms ook specifieke regels inhouden (afwijking van algemeen deel: Boek I
Strafwetboek).
Bijzonder strafrecht
‐ Boek II Strafwetboek + bijzondere strafwetten.
‐ Bevatten specifieke misdrijven: bijzonder deel van het strafrecht.
2.2 Het Belgisch Wetboek van Strafvordering
Wetboek Strafvordering + wijzigingen en andere wetten
- Code d’instruction criminelle (1808): opvallende lacunes, niet altijd even coherent en
verouderd.
- Een aantal specifieke recente wetten eerste belangrijke modernisering.
- Sinds 1808 herhaaldelijk op verschillende plaatsen gewijzigd en/of aangevuld.
Strafrecht(spleging) houdt inherent inbreuken in op individuele (grond)rechten (zie bv. EVRM
en EHRM-rechtspraak).
Daarom wettelijke bepaling met concrete waarborgen nodig: bescherming tegen willekeur
(bv. vereiste van proportionaliteit).
Afweging maatschappelijk belang (rechtsbedeling), efficiëntie en individuele rechten.
Uitkomst? Variabel: afhankelijk van tijd, plaats, onderliggende waarden en normen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lizzedemont. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $27.08. You're not tied to anything after your purchase.