Mooie illustratie van wat een valkuil is binnen
psychopathologie.
Betekenis: anatidaefobie: angst/fobie dat er altijd
een eend aan het kijken is (deze fobie bestaat
niet, maar is een scherpe kritiek binnen de
tendens binnen alle normale v/d pathologie). Het
grappige aan de cartoon is dat er wel degelijk een
eend aan het kijken is.
Psychopathologie: wetenschap of studie v/h geestelijk of psychisch lijden.
Psychopathie: de “gekken” die mensen opsluiten in kelders zoals ze in Amerika
zeggen.
Psychiatrie: wetenschap of studie v/h geestelijk of psychisch lijden.
1.2. Psychopathologie VS psychiatrie
Psychopathologie Psychiatrie
Houdt zich bezig met de kennis van Kennis en kunde (wat doe je ermee, wat
psychisch lijden. heeft de praktijk ons geleerd).
Beschrijving, ordening en (empirisch)
onderzoek.
Het herkennen en ontleden van Een patiënt/individu staat centraal op
verschijnselen volgens niet individu wie men bepaalde wetenschappelijke
gebonden regels en begrippen. kennis toepast.
Gaat zich heel sterk bezighouden met Er is een stukje intuïtief (gevoel).
alle mogelijke wetenschappelijke kennis
rond een stoornis.
Is een ervaringswetenschap.
Kenmerk: mens is subject en object van
kennen. Het gene dat je hier bestudeert
is ook een stukje van jezelf.
Pathologie is nooit gelijk aan de persoon. Persoon blijven zien als persoon en niet als
zijn pathologie. Een persoon is veel meer dan alleen zijn psychisch lijden. Je gaat
een label kleven op iets en niet verder kijken naar de persoon zelf.
Zeer uiteenlopende invalshoeken, er is veel vakjargon en een slordig gebruik.
1
,Psychopathologie:
Traditioneel Europese benadering: vertrekken vanuit algemene psychische
processen om de pathologische varianten te analyseren, meer in de diepte
gaan kijken.
Amerikaanse benadering: vertrekken vanuit een groep psychopathologische
verschijnselen, is een klassieke benadering.
1.3. Geschiedenis
Zie ppt1 voor de uitleg, maar hierover gaat hij nooit iets bevragen op het examen.
Het is wel relevant om te weten waar de begrippen van komen.
1.4. Abnormaal/ziek
Er is sprake v/e stoornis binnen de psychopathologie als (volgende puntjes moeten
aanwezig zijn):
“Abnormaal” verschijnsel (afwijkend van de norm).
Als het ongemak/lijden/bezorgdheid teweegbrengt bij iemand en/of omgeving
(storend).
Als het gestoord gedrag een aantal kenmerken vertoont die ook bij andere
personen als gestoord zijn ervaren en omwille van deze herkenbaarheid zijn
te beschrijven en ordenen binnen het begrippenkader v/d psychopathologie.
Dit betekent dat er een gemeenschappelijke taal moet zijn waarin de stoornissen
geordend en beschreven kunnen worden.
Medisch model (systematiek van werkwijze); hoe vaststellen dat iemand lijdt
aan een bepaald gedrag?
Descriptieve diagnose: welke symptomen zijn aanwezig, welk denken en
voelen zijn vastgesteld.
Etiologische en pathogenetische diagnose.
o Etiologisch: je beschrijft wat de bron, de oorzaak v/d pathologie is.
o Pathogenetisch: motor v/d pathologie, beschrijft het mechanisme v/d
angst waardoor die angst maar blijft doorzetten.
Prognose: het pad naar het herstel is heel verschillend, bij de ene patiënt gaat
dat heel snel en bij een andere veel trager, is opgericht om te vertellen dat je
iets hebt opgelopen, we moeten dit doen want anders gebeurt er dit en het
resultaat als je niet wordt behandeld.
Therapie: wat is de behandeling die wordt ingesteld om het beste resultaat te
krijgen.
Preventie: voorkomen v/e ziekte, in België heerst er nog een te grote taboe
rond geestelijk lijden.
1.5. Diagnose
Griekse Diagnoosis: het nauwkeurig leren kennen.
Diagnose:
Het proces van vaststelling, herkenning, onderscheiding en omschrijving van
stoornissen (symptomen, syndromen, ziekten).
Het eindresultaat/conclusie van dit proces.
2
,Onderzoeksmethoden:
Somatisch onderzoek: onderzoek v/h lichaam om uit te sluiten dat daar
problemen zijn.
Psychometrische instrumenten: alle mogelijk ontwikkelende instrumenten om
psychische problemen, geest en persoonlijkheid te meten/in kaart te brengen.
Diagnostisch interview: in kaart brengen waar de patiënt last van heeft.
Alternatief voor diagnostiek via DSM:
Beschrijvende diagnostiek via een beoordeling v/d psychische toestand.
Systematisch inventariseren van psychologische varianten van psychisch
functioneren.
1.6. Classificatie
Doel van classificatie; orde in de chaos van waarnemingen:
Categoriale classificatie: duidelijk afgebakende klassen zonder overlap met
een alles of niets verschijnsel, psychiatrische syndromen (bv. witte
achtergrond).
Dimensionele classificatie: veel variabelen, niet afbakent zoals een categorie,
fenomenen op een dimensie plaatsen (bv. fenomenen die te maken hebben
met visangst, psychische stoornissen zelden strikt af te bakenen).
Prototypische classificatie: waarbij je een beschrijving geeft v/e bepaalt
fenomeen (bv. auto’s indelen, je krijgt een hele uitleg v/e prototype v/e auto, je
gaat kijken hoe hard de auto overeenkomt met het prototype).
Tot de jaren ’70 verschillende classificatiesystemen gekleurd door ideeën over het
ontstaan van psychische stoornissen. Het delen van wetenschappelijke kennis over
psychopathologie werd hierdoor geremd.
Men ontwierp een ordening van stoornissen die a-theoretisch is (niet gekoppeld aan
verklaringsmodellen) en steunend op heldere, ondubbelzinnige criteria.
Men: APA American Psychiatric Association.
1.7. DSM IV-TR/DSM V
DSM: Diagnostich and Statistical Manual: is gebasseerd op consensus van
Amerikaanse psychiaters. Om de 5 à 10 jaar wordt tijdens een grite vergadering
besloten of diagnoses wordne gewijzigd, verwijderd of dat nieuwe diagnoses worden
toegevoegd. Dat elidt dan weer tot een nieuwe versie v/h handboek.
We gebruiken enkel de DSM 4 en 5.
DSM:
Meest gebruikt en sterkst verspreid handboek.
Tegenhanger: ICD-10: International Classification of Diseases door de
Wereldgezondheidsorganisatie.
3
, DSM 5 eigenschappen:
Louter beschrijvend.
Niet langer categoriaal, maar een brug tussen categoriaal en dimensionaal.
Statistisch instrument (vandaar de codering via cijfers).
Opdelen van DSM in 3 delen:
Deel I: uitleg en instructies voor het gebruik v/d DSM 5 en een
verantwoording.
Deel II: beschrijving v/d 20 categorieën en de stoornissen.
Deel III.
o Nieuwe stoornissen die mogelijks meer onderzoek nodig hebben (lage
validiteit).
o Dimensionele maten voor de ernst van symptomen voor 13
symptoomdomeinen.
o WHODAS en ICF (vroeger GAF).
DSM 4:
Bestaat uit 5 assen (enkel weten dat DSM 4 meerdere assen had).
De stoornissen worden onderverdeeld in meerdere dimensies, die de DSM
assen worden genoemd. Bij het stellen v/d diagnose wordt per cliënt
informatie verzameld op 5 assen.
o As I: klinische syndromen, hierbij gaat het om omschreven symptomen
die in een bepaalde ernst en duur aanwezig moeten zijn.
o As II: persoonlijkheidsstoornissen, hierbij gaat het om stoornissen in de
persoonlijkheid.
o As III: lichamelijke toestand, hier worden lichamelijke ziekten,
aandoeningen of handicaps beschreven die van belang kunnen zijn
voor de psychische stoornis en de behandeling.
o As IV: psychosociale problemen, hier gaat het om negatieve
levensgebeurtenissen, huisvestingsproblemen, economische
problemen, studie- of werkproblemen, problemen in gezin of familie.
o As V: globale beoordeling v/h functioneren, het functioneren op
verschillende levensgebieden wordt globaal beoordeeld met 1 cijfers,
hoe “gezodner” hoe meer punten (1-90).
Overlap en bijkomende stoornissen (comorbiditeit): door het assensysteem in de
DSM is het mogelijk dat iemand als diagnose zowel een as I als een as II stoornis
krijgt. Voor meerdere stoornissen op as I is minder ruimte in de DSM. In de praktijk
levert dat problemen op, omdat bv. angststoornissen vaak samenhangen met
alcoholmisbruil en afhankelijkheid. Voor de behandeling van mensen met zo’n
dubbele diagnose is het stellen van beide diagnoses van groot belang.
Algemene veranderingen DSM 5:
As I, II en III verdwijnen.
As IV en V worden bij de diagnose genoteerd.
Er zijn dus bij de DSM 5 geen assen meer.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julievancalster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.