Ontwikkelingspsychologie
Sven
1.De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en
kleutertijd
1.1. De intellectuele ontwikkeling
Peuters en kleuters:
Hoge creativiteit en verbeeldingskracht.
Steeds meer genuanceerd taalgebruik.
Redeneren gaat vooruit.
Kinderen hebben beperkte taal, begripsvorming gaat groeien naarmate ze ouder
worden.
Verklaring: verschillende theorieën.
Piaget heeft een eigen organisatie waarin je kijkt naar de ontwikkeling van kinderen.
Er gaan natuurlijk nog andere manieren zijn om daar naar te kijken.
1.1.1. Piagets stadium van preoperationeel denken
Stappen in het pre-operationeel stadium (van 2 tot 7 jaar):
Gebruik van symbolisch denken groeit.
o Symboolgebruik: vermogen om een symbool, woord of object te
gebruiken om iets weer te geven of te vervangen op het moment dat
deze fysiek niet aanwezig is (bv. een banaan is revolver).
Vermogen om te redeneren ontstaan.
o Operaties: georganiseerde, logische, formele mentale processen.
Gebruik van begrippen neemt toe.
De relatie tussen taal en gedachten:
Onlosmakelijk verbonden.
Taal vloeit voort uit cognitieve vooruitgang.
Symboolgebruik is de kern van complexer taalgebruik:
Symbolisch denken verloopt sneller dan het denken in het sensomotorisch
stadium.
Kunnen denken over het heden en over de toekomst.
Taal gaat groeien en ze gaan complexere dingen kunnen benoemen.
Conservatie; leren dat uiterlijke schijn bedriegt:
Conservatie: inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en de
uiterlijk verschijningsvorm van objecten (alles wat je ziet is niet altijd de
waarheid).
Verandering in 1 dimensie is niet noodzakelijk verandering in een andere
dimensie.
Neiging tot centratie weerhoudt kleuters van focus op de essentie.
1
,Centratie; wat je ziet is wat je denkt:
Centratie: onvermogen v/h jong kind om zich op meer dan 1 aspect v/d
stimulus te concentreren.
Focus op opvallende elementen leidt tot onnauwkeurigheden in het denken.
Visuele beeld domineert het denken.
Kindjes gaan denken dat de onderste rij
v/d afbeelding meer knopen zijn, terwijl het
er evenveel zijn.
Opvallend kenmerk gaan bepalen waarom
een kind iets denkt
Onvolledig begrip van transformatie:
Kleuters zien enkel een toestand en geen transformatie.
Transformatie: proces waarbij de ene toestand verandert in de andere.
Als dat potlood zo op de linkse foto staat, weten we
dat het potlood gaat vallen en dat op een gegeven
moment het potlood zo gaat staan zoals op de rechter
foto.
Egocentrisme:
Egocentrisme: onvermogen om zich te verplaatsen in anderen.
Ander fysiek perspectief.
Andere gedachten, gevoelens of standpunten.
Niet bewust van effect van hun gedrag op anderen.
Het ontstaan van intuïtief denken:
Intuïtief denken: vorm van denken waarbij peuters en kleuters gretig kennis
over de wereld verwerven en primitief redeneren (kennis verwerven van wat er
allemaal in de wereld omgaat).
Voorbereiding op geavanceerde vormen van redeneren.
o Functionaliteit: acties, gebeurtenissen en resultaten zijn gerelateerd.
o Identiteit: zaken blijven hetzelfde ongeacht verandering van vorm,
omvang of uiterlijk.
1.1.2. De informatieverwerkingstheorie van cognitieve
ontwikkeling
Informatieverwerkingstheorie: gericht op veranderingen in de mentale programma’s
die kinderen gebruiken om problemen te benaderen.
Het begrip van getallen in de peuter- en kleutertijd:
Kleuters hebben een buitengewoon goed ontwikkeld begrip van getallen.
Kunnen tellen op een systematische en consequente manier.
o Systematisch: weten dat tellen begint bij 1 en dan komt 2.
Pro memorie: het geheugen.
2
,Structuur en functie sensorisch geheugen (ZEKER OP EXAMEN):
Sensorisch geheugen: wat je binnenkrijgt op
je netvlies en dat je eventjes gaat
vasthouden.
Structuur en functie werkgeheugen:
Fonoligische lus: auditief.
Structuur en functie lange termijngeheugen:
Procedureel geheugen:
o Dingen die je moet doen,
handelingen, complexe zaken.
o Bv. autorijden, fietsen, veters
binden.
Declaratief geheugen.
o Vereist bewuste mentale
inspanning.
o Episodisch geheugen: auto-
biografie.
Gebeurtenissen
(episodes).
Mentale tijdlabels (wanneer).
Contextuele tijdlabels (waar).
o Semantisch geheugen: encyclopedie.
Betekenissen woorden en concepten.
Het geheugen; herinneringen aan het verleden:
Autobiografische geheugen: herinnering van specifieke gebeurtenissen uit ons
eigen leven (gelinkt aan episodisch geheugen).
3
, Scripts: algemene weergave in het geheugen van gebeurtenissen en de
volgorde waarin ze optreden (bv. je gaat naar een chique restaurant en je
weet dat je netjes gekleed moet zijn, moet reserveren…).
Het geheugen van peuters en kleuters:
Nauwkeurigheid autobiografische geheugen neemt gaandeweg toe na 3 de
levensjaar.
o Waardering v/d gebeurtenis.
o Scripts die steeds uitbreiden.
Valkuilen.
o Gevoelig voor suggestie.
o Oorzakelijke verbanden worden gesimplificeerd.
o Minder nauwkeurig binnen scripts.
Geheugen peuters en kleuters is nog in de volle ontwikkeling.
Scripts zijn nog heel erg beïnvloedbaar.
Vroege herinneringen?
Is er sprake van infantiele amnesie voor de leeftijd van 3 jaar???
Maar…
o Neurale banen zijn gevormd.
o Semantisch en procedureel geheugen gevormd.
o Episodisch geheugen gevormd.
Echter…
o Taalvaardigheden ontbreken.
o Zelfbewustzijn nog onvoldoende ontwikkeld.
o Geen complexe schema’s aanwezig.
Taal is heel belangrijk om te gaan labelen, om dingen later terug op te roepen.
Er is dan sprake van infantiele amnesie, maar het is lastig om deze te gaan
oproepen.
1.1.3. Vygotsky’s visie op cognitieve ontwikkeling: oog voor
de rol van cultuur
Volgens Lev Vygotsky staat de sociale en culturele wereld van kinderen centraal bij
hun cognitieve ontwikkeling:
Cognitieve ontwikkeling: resultaat van sociale interacties waarin kinderen
leren door geleide participatie.
Kinderen zijn leerlingen die cognitieve strategieën aanleren van volwassenen
en leeftijdsgenoten.
Aard van deze samenwerking wordt bepaald door cultuur en maatschappij.
Dit staat haaks op de benadering van Piaget, die keek naar de individuele prestaties.
De zone van naaste ontwikkeling en scaffolding; beginselen van cognitieve
ontwikkeling:
Zone van naaste ontwikkeling:
Zone naaste ontwikkeling: niveau waarop een kind een taak bijna, maar niet
helemaal zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren (datgene wat een kind bijna
kan, maar nog net niet en je gaat als buitenstaander het kind een duwtje in de
rug geven zodat hij dat niveau wel kan bereiken).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julievancalster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.