Samenvatting voor het gehele tentamen: klinische psychologie + geselecteerde hoofdstukken uit capita selecta. Hiermee ben je compleet voorbereid voor het tentamen.
Samenvatting klinische psychologie
Hoofdstuk 1: An introduction to Psychopathology: Concepts, Paradigms and Stigma
Psychopathologie de studie van afwijkingen van normaal of alledaags psychologisch of
gedragsmatig functioneren.
1. Ervaren van slopend leed,
2.belangrijke aspecten van hun leven niet onder controle,
3. Door de omstandigheden op bepaalde gebieden in hun leven niet meer goed kunnen
functioneren,
4. Beheerst worden door gedachten en herinneringen die waarschijnlijk niet echt zijn.
Klinische psychologie de tak van psychologie die verantwoordelijk is voor het begrijpen en
behandelen van deze psychopathologie.
Demonic possession historische benadering van psychopathologie, waarbij men stelde dat een
individu ‘bezeten’ was in een soort vorm.
Medisch model/ ziekte model het identificeren van de biologische oorzaken van de
psychopathologie en deze doormiddel van medicatie of operaties op te lossen.
- Somatogenic hypothese; dat men de oorzaken van geestelijke aandoeningen in biologische of
fysieke aandoeningen kan vinden.
Morele behandeling beweging die begon in de UK, waarbij men meer menselijke behandelingen
wilden voor de mensen die in inrichtingen leefden.
Milieutherapieën de eerste pogingen om de omgeving van het ziekenhuis voor patiënten te
structureren, waarbij werd getracht een therapeutische gemeenschap op de afdeling te creëren om
productiviteit, onafhankelijkheid, verantwoordelijkheid en gevoelens van zelfrespect te ontwikkelen.
Token economy Een beloningssysteem, waarbij participanten tokens ontvangen voor bepaald
gedrag, die later kunnen worden ingewisseld voor bepaalde spullen.
1.2 Defining psychopathology
1. Abnormale psychologie alternatieve definitie van psychopathologie, waarbij mensen mentale
problemen ervaren die ‘abnormaal’ zijn.
- Deze definitie vergroot het stigma en labelt mensen als ‘niet normaal’.
2. Statistische norm Waarbij een gemiddelde (norm) wordt aangenomen om bv. te beoordelen of
iemand de criteria voor een diagnose heeft.
- Voordeel; het geeft een objectieve en meetbare definitie.
- Nadeel; waar we onze afkappunten trekken is alsnog een subjectief oordeel. Ook zijn
bepaalde emoties zoals angst en depressie niet statistisch vreemde emoties.
3. Vreemd voor sociale normen cultuur gedrag of een activiteit bestempelen als kenmerkend
voor psychopathologie indien het ver afstaat van wat zij beschouwen als de sociale normen voor die
cultuur.
- Nadelen; 1) Culturen verschillen in wat normaal is, 2) culturele normen gebruiken om
psychopathologie te definiëren is moeilijk, omdat culturele factoren een aanzienlijke
invloed hebben op de wijze waarop het zich manifesteert.
,4. Onvermogen aan te passen/ maladaptive behaviour onvermogen zich aan te passen aan zaken
die voor de meeste als een normale dag van leven wordt beschouwd.
- Nadeel; er is ook maladaptive gedrag dat niet wordt beschouwd als psychopathologie of
juist andersom, psychopathologie met juist beschermende of adaptieve functies.
- Schadelijke disfunctie assumptie dat psychopathologie wordt gedefinieerd door de
disfunctie van een normaal proces, dat als consequentie heeft dat deze schadelijk is.
5. Angst en onbekwaamheid Waarbij de symptomen zorgen voor angst en onbekwaamheid
(onvermogen) in sociale, academische of beroeps functioneren.
- Voordelen; 1) mensen beoordelen over hun eigen ‘normaliteit’ ipv anderen, 2) de mate van
angst en onbekwaamheid kan onafhankelijk van de leefstijl worden beoordeeld.
- Nadelen; 1) bevat geen standaarden hoe we gedrag moeten beoordelen, 2) in de
classificatie van disorders staat niet perse dat men angst of onbekwaamheid moet hebben.
1.3 Explanatory approaches to psychopathology
1. Biologische modellen:
1. Genetica De studie van erfelijkheid en de variatie van geërfde eigenschappen.
1. Concordance studies; studies die de waarschijnlijkheid waarmee een familieleden of
verwanten een psychische stoornis kunnen krijgen onderzoeken, afhankelijk van hoe
nauw zij verwant zijn – ofwel hoeveel genetisch materiaal zij overeen hebben.
2. Tweeling studies; studies waarin monozygotische (MZ) en dyzigotische (DZ) tweelingen
bepaalde symptomen ontwikkelen, waarmee genetische contributies worden bepaald.
3. Bestuderen nakomelingen tweelingen; bestuderen van nageslacht van MZ tweelingen,
om zo omgevingsfactoren uit te sluiten. Indien één van de MZ tweeling psychische
symptomen ontwikkeld en de ander niet, hebben kinderen van beide van de MZ tweeling
hier alsnog een verhoogd risico op, omdat zij erfelijk materiaal delen.
Diathese-stress model suggereert dat mentale problemen ontstaan door interactie tussen
genetische aanleg en interactie met de omgeving.
Erfelijkheid geeft aan in hoeverre symptomen ontstaan door erfelijkheid (schaal 0-1).
Moleculaire genetica onderzoekt welke individuele genen mogelijk betrokken zijn in het
overgeven van psychische symptomen.
- Genetische link analyse een methode waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen de
samenhang van kenmerken waarvan de gen locatie bekend is (bv. oog kleur) en de
psychische symptomen.
Epigenetica de studie van veranderingen in organismen veroorzaakt door wijziging van de
genexpressie in plaats van wijziging van de genetische code.
2. Neuroscience beschrijft psychische stoornissen aan de hand van iemand zijn individuele
biologie die bijdraagt aan de symptomen. Kijkt hierbij vooral naar het brein en afwijkingen hiervan.
- Occipital kwab; visuele perceptie
- Temporale kwab; geheugen processen
- Partiële kwab; visueel motorische coördinatie
- Frontale kwab; Uitvoerende functies; plannen, keuzes maken, foutcorrectie en -oplossing en het
remmen van gewoonte- en impulsieve reacties (ziet hier veel van terug in psychische stoornissen).
- Limbisch systeem; Emoties en leren, omvat; hippocampus, mamillaire lichaam, amygdala,
hypothalamus, fornix en thalamus.
- Hippocampus; ruimtelijk leren
, - Amygdala; coördineren van aandacht voor emotionele relevante stimuli, en geeft feedback
aan de thalamus dat resulteert in passende motorische acties.
- Brein neurotransmitters;
- Dopamine; centraal bij theorieën van schizofrenie en psychotische symptomen.
- serotonine en norepifrine; stemmingsstoornissen.
- norepifrine en gamma-aminoboterzuur (GABA); angststoornissen.
3. Psychologische modellen Ziet de oorzaak van psychische problemen als een normale en
adaptieve reactie op moeilijke of stressvolle levensgebeurtenissen.
1. Psychoanalytisch/ psychodynamisch model; Sigmund Freud
- Id; aangeboren instincten, voornamelijk seksueel. Gedrag was dan ook voornamelijk
gedreven om deze behoeften te vervullen.
- Ego; het rationele deel van de psyche die de impulsen van het id probeert te
onderdrukken doormiddel van het ego defence mechanisme; de manier waarop het
ego de impulsen probeert te controleren en anxiety probeert te verminderen dat
door de impulsen van het id ontstaat.
- Superego; Ontstaat door het id en ego en representeert de ‘waarden’ die wij van
onze ouders of de maatschappij hebben geleerd, te integreren.
Psychopathologie kan ontstaan door;
- Conflicten tussen deze drie factoren; zorgt voor een schuldgevoel en stress. Dit probeer je
te voorkomen door afweermechanismen; ontkenning, onderdrukking, projectie etc(blz. 36)
- Niet succesvol doorlopen van de fasen van kindheid, waardoor fixatie ontstaat. (oraal,
anaal, fallisch en latentie).
2. Het gedragsmodel; op basis van de learning theorie; net zoals adaptief gedrag aangeleerd
kan worden, kan ook disfunctioneel gedrag dit.
- Klassieke conditionering; het leren van een associatie tussen twee stimuli, waarbij
de eerste stimuli de het voorkomen van de tweede stimuli voorspelt.
- Operante conditionering; het aanleren van specifiek gedrag of een reactie, omdat
dit gedrag specifieke beloningen opwekt.
Op basis hiervan kan men ook aangeleerd gedrag weer proberen af te leren.
3. Cognitieve model; psychopathologie is het resultaat dat mensen irrationele overtuigingen
verwerven, disfunctionele denkwijzen ontwikkelen, en informatie op biased manieren
verwerken.
- Men kan dit aanpakken door; Cognitieve gedragstherapie (CBT) disfunctionele
gedachten en overtuigingen te identificeren, uit te dagen en te vervangen voor
meer functionele cognities.
4. De humanistisch-existentiële benadering; Om inzicht in emotionele en gedragsmatige
problemen te krijgen, moet de individu inzicht krijgen in zijn eigen leven vanuit een breed
scala aan perspectieven.
- Psychische problemen oplossen door inzicht, persoonlijke groei en zelfactualisatie.
- Client-centred therapie benadrukt de goedheid van de mens van nature,
aannemend dat als individuelen niet beïnvloedt worden door angsten en conflicten
zij zich zullen ontwikkelen tot aangepaste gelukkige individuen.
De therapeut zal hierbij helpen om een ondersteunend klimaat te creëren, waarbij
de cliënt wordt geholpen om een positieve eigenwaarde te verwerven.
, 1.4 Mental Health and Stigma
1. Sociale stigma vooroordelend of discriminerend gedrag direct richting individuen met mentale
problemen als resultaat van het psychische label dat zij hebben gekregen.
2. Waargenomen stigma/zelfstigmatisering de perceptie van discriminatie die iemand zelf heeft,
dit kan een invloed hebben op gevoelens van schaamte en leid tot slechtere behandelingsresultaten.
Hoofdstuk 2: Classification and Assessment in Clinical Psychology
Emil Kraepelin kwam met het eerste classificatie systeem
- Syndroom; een bepaald set aan symptomen
1939; International list of causes of death waarbij nu ook psychologische stoornissen werden
toegevoegd door de WHO.
1952; Diagnostic and Statistical Manual (DSM) door de APA.
- distress; de chronische aanwezigheid van pijn of ongewenste emoties.
- disability; beperking op één of meerdere vlakken in het leven.
DSM heeft 4 basis doelstellingen:
1. Moet noodzakelijke en toereikende criteria voor een juiste differentiële diagnose bieden.
2. Moet een onderscheid maken tussen psychopathologie en normale menselijke problemen.
3. Moet diagnostische criteria geven, waardoor systematische beoordelingen in verschillende
settingen mogelijk wordt.
4. Diagnostisering moet relatief neutraal zijn, zodat ze niet de ene theoretische benadering tot de
psychopathologie vooroordelen tot de andere.
DSM-V geeft ook aan:
1. Essentiele eigenschappen van de stoornis (die de stoornis omschrijven).
2. Geassocieerde eigenschappen (die er meestal, maar niet altijd zijn).
3. Diagnostische criteria (die men moet hebben om de diagnose vast te stellen).
4. Differentiële diagnose (hoe men de diagnose kan onderscheiden van een andere die erop lijkt).
Problemen met classificatie:
1. Classificeren op basis van symptomen, niet op basis van oorzaken.
- Kunnen overeenkomstig lijken maar toch andere oorzaken hebben en dus andere
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimberlyfaassen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.