Samenvatting Inleiding Strafrecht
Week 1: Introductie van het strafrecht
Hoofdstuk 1
Straffen dient 2 doelen: vergelding en preventie. Vergelding houdt in dat het kwaad dat de
dader van een strafbaar feit veroorzaakt vergolden wordt door het opleggen van een straf. Dit
zorgt voor morele genoegdoening. Preventie is het idee dat mensen geen straf willen krijgen
zus zullen zij de gedraging die mogelijk tot straf leidt zoveel mogelijk voorkomen. Speciale
preventie slaat specifiek op een dader die wordt ontmoedigd wederom de fout in te gaan en
generale preventie zorgt dat ook anderen een gedraging niet zullen plegen.
Het strafrecht kan worden verdeeld in:
1. Materieel strafrecht: welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor
kunnen worden gestraft. Hierbij horen ook uitsluiting en uitbreiding van strafbaarheid.
2. Formeel strafrecht: ook wel strafprocesrecht, bepaalt welke regels moeten worden
gevolgd wanneer een norm van het materieel strafrecht is overtreden.
3. Sanctierecht: de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en
ten uitvoer gelegd.
Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen is het commune strafrecht en strafbepalingen
in andere wetten noemen we het bijzondere strafrecht.
Hoofdstuk 2.3
In art. 1 Sr is het legaliteitsbeginsel gelegd: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Uitgangspunten hiervan zijn:
Strafbaar zijn alleen feiten of gedragingen
Wettelijke strafbepaling:
o Eis van geschreven recht (lex scripta)
o Ook wet in niet-formele zin
o Moet zo toegankelijk en voorzienbaar mogelijk zijn omschreven (lex certa)
Daaraan voorafgegane: verbod van terugwerkende kracht.
Belangrijke interpretatiemethoden:
Wetshistorisch: kijken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in
kwestie.
Grammaticale: kijken naar de inhoud en taalkundige betekenis van de bepaling.
Systematische: de wet wordt uitgelegd aan de hand van de systematiek van de wet.
Teleologische: kijken naar het doel van de wet(gever).
Hoofdstuk 7.3.1
Personen en instanties in het strafproces:
Verdachte:
Raadsman: een advocaat van de verdachte die hem adviseert en verdedigd.
Getuige:
Deskundige: verrichten onderzoek voor een rechter.
Benadeelde partij: de partij die schade lijdt.
Slachtoffer.
Rechtbank: het rechtsgebied wordt een arrondissement genoemd. Rechtbanken
behandelen zaken in eerste aanleg.
o Meervoudige kamer: meerdere rechters oordelen over misdrijven.
o Politierechter: oordeelt over misdrijven tot maximaal 1 jaar gevangenisstraf.
1
, o Kantonrechter: oordeelt over overtredingen
Gerechtshoven: meerdere arrondissementen (ressort) behandelen zaken in hoger
beroep
Hoge Raad: hoogste rechterlijke instantie
Raadsheren: rechters bij het gerechtshof en de Hoge Raad.
Advocaten-generaal: hebben een adviserende functie. Werkt bij het ressortsparket.
Procureur-generaal: het hoofd van de advocaten-generaal bij de Hoge Raad. Heeft de
leiding van het gehele OM en kan aangeven welke feiten prioriteit hebben.
Rechter-commissaris/raadsheer-commissaris: nemen slechts deel aan het onderzoek
dat aan de zitting voorafgaat. Heeft een belangrijke rol bij het opsporingsonderzoek.
Officier van Justitie: besluit aan welke kamer hij een zaak voorlegt. Werkt bij het
arrondissementsparket.
Hulpofficier van justitie: bepaalde hogere politiefunctionarissen ter ondersteuning van
de officier van justitie.
Opsporingsambtenaar: belangrijke instantie is de politie die een groot aantal
bevoegdheden heeft gekregen voor de opsporing van strafbare feiten.
Openbaar Ministerie: neemt de beslissing om een zaak aan de rechter voor te leggen.
Het OM heeft de verantwoordelijkheid over het opsporingsonderzoek. Ieder
arrondissement heeft een eigen bureau van het OM, het parket. (Internationale)
georganiseerde criminaliteit pakt het landelijk parket aan en het functioneel parket is
verantwoordelijk voor opsporing en vervolging van milieu- en economische delicten
en fraude. De Minister van Justitie en Veiligheid is politiek verantwoordelijk voor het
hele OM.
Reclassering: betrokken bij de ontwikkeling en organisatie van taakstraffen.
Hoofdstuk 7.5.1
In principe zijn opsporingsambtenaren vrij in de opsporing, maar wanneer die handelingen de
mensenrechten beperken moet er een wettelijke bepaling zijn die dat specifieke optreden
bevoegd maakt, een bevoegdheidverlenende norm, om zo het legaliteitsbeginsel te
beschermen.
Hoofdstuk 14.4.3
De verdachte en officier van justitie hebben na de einduitspraak 14 dagen de tijd om
cassatieberoep in te stellen (art. 432 Sv). In cassatie wordt beoordeeld of de rechtsregels goed
zijn toegepast. De partij die het beroep instelt moet zijn klachten (= cassatiemiddelen)
schriftelijk indienen, als dat niet gebeurd wordt het niet-ontvankelijk verklaard. De procureur-
generaal neemt een conclusie waarin hij de Hoge Raad adviseert.
Hoofdstuk 15&16
Een klacht wordt op internationaal ontvankelijk verklaard als de nationale rechtsmiddelen zijn
uitgeput en als de klacht is ingediend binnen 6 maanden na de definitieve rechterlijke
uitspraak waartegen de klacht is gericht.
Criminal charge heeft een autonome betekenis: de betekenis wordt niet alleen bepaald door
de categorisering van de gedraging naar nationaal recht. Als een gedraging behoort tot het
strafrecht van de aangeklaagde staat is er sprake van criminal charge. Als dat niet het geval is
kan er nog steeds sprake zijn van criminal charge waarbij 2 factoren van belang zijn: de aard
van het feit en de soort sanctie waarmee is bestraft. De criminal charge vangt aan op het
moment waarop iemand aan bepaald overheidsoptreden de redelijke verwachting kan
2
,ontlenen dat tegen hem een vervolging zal worden ingesteld. Als tegen jou een criminal
charge is ingesteld, heb je recht op een eerlijk proces. Dit is opgenomen in art. 6 EVRM.
Uitspraken van het EVRM zijn bindend voor de aangeklaagde staat, maar hebben ook
werking naar andere verdragsstaten. De rechtspraak geeft namelijk aan op welke manier het
EVRM moet worden uitgelegd en die uitleg zou door alle verdragsstaten in acht moeten
worden genomen, dit is de res interpretatie- werking.
3
, Week 2: De structuur van het strafbare feit
Hoofdstuk 2
Een strafbepaling in zijn volledigheid bestaat uit:
1. Delictsomschrijving: welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar stelt.
2. Kwalificatie-aanduiding: hoe het gedrag juridisch wordt genoemd.
3. Strafbedreiging: welke maximale soort straf mag worden opgelegd.
In het commune strafrecht staan de delictsomschrijving en de sanctienorm bij elkaar en in het
bijzonder strafrecht zijn deze van elkaar gescheiden, dit noemen we een gelede normstelling.
Het strafbare feit bestaat uit 4 componenten:
1. Menselijke gedraging: gedachten worden niet gestraft dus.
2. Wettelijke delictsomschrijving: gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet
terug te vinden zijn.
3. Wederrechtelijkheid: de aanwezigheid van wederrechtelijkheid verondersteld de
afwezigheid van een geldig excuus voor het vervullen van de delictsomschrijving. Er
kunnen omstandigheden zijn die het gedrag rechtvaardigen, dit noemen we
rechtvaardigingsgronden. De verdachte wordt dan niet gestraft.
4. Schuld (als verwijtbaarheid): als iemand een reëel gedragsalternatief had, bestaat er
verwijtbaarheid. Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg.
Deze kunnen van boven naar beneden worden gestructureerd en dit noemen we dan het
vierlagenmodel.
Bestanddelen vinden we in de wettekst (de delictsomschrijving) en elementen zijn
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Dit zijn de niet in de wet opgenomen voorwaarden
voor strafbaarheid. De officier van justitie moet alle bestanddelen in de tenlastelegging
opnemen want anders moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Wederrechtelijkheid kan ook in de delictsomschrijving staan; het is dan een bestanddeel en
geen element. Als dit bestanddeel niet zou zijn opgenomen, zou de delictsomschrijving
onvoldoende onderscheid zou maken tussen strafwaardig en niet-strafwaardig gedrag.
Er bestaan verschillende soorten delicten:
Misdrijven vs. overtredingen: misdrijven zijn over het algemeen ernstigere feiten dan
overtredingen. Misdrijven staan in Boek 2 Sr en overtredingen in Boek 3 Sr. Dit
onderscheid is belangrijk voor het proces (welk soort rechter bevoegd is), het feit dat
poging en medeplichtigheid tot overtreding niet strafbaar zijn en poging en
medeplichtigheid tot misdrijf wel, en het is belangrijk voor de toepassing van
dwangmiddelen.
Formele vs materiele delicten: formele delicten zijn specifieke handelingen en
materiele delicten zijn het veroorzaken van een gevolg. Het gaat hier niet om welke
handeling heeft geleid tot het strafbare gevolg. Dit worden ook wel gevolgsdelicten
genoemd.
Commissie- vs. omissiedelicten: commissiedelicten stellen een bepaalde actieve
gedraging strafbaar en omissiedelicten stellen het nalaten van een gedraging strafbaar.
Een oneigenlijk omissiedelict is een delict dat in de wet staat als commissiedelict,
terwijl het wordt gepleegd door een nalaten.
Gekwalificeerde vs. geprivilegieerde delicten: gekwalificeerde delicten worden
zwaarder gestraft ten opzichte van het gronddelict en geprivilegieerde delicten worden
lichter gestraft.
Kwaliteitsdelicten: er wordt gesproken van specifiek persoon in de
delictsomschrijving.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisavw2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.