De periode tussen de twee wereld oorlogen noem je het interbellum.
In 1919 kwam de Republiek van Weimar, dit was de nieuwe regering van Duitsland met een
democratische grondwet.
Na de oorlog kreeg Duitsland te maken met veel economische problemen, ze moesten hoge
herstelbetalingen doen. Er was veel armoede bij de bevolking en Duitsland had nauwelijks geld. De
regering gaf de opdracht om geld bij te drukken. Hierdoor ontstond er een enorme inflatie.
Toen Frankrijk het Ruhrgebied bezette, begrepen de geallieerde dat Duitsland de herstelbetalingen
niet meer kon uitvoeren. Daarom kwam in 1924 het Deelplan dit plan hield in dat Duitsland
goedkoop kon lenen in de VS om zijn economie opnieuw op te bouwen. Het plan werkte en er kwam
een hoge inflatie tussen 1924 en 1929.
In oktober 1929 stortten de aandelenbeurs in. Doordat mensen nu hun schulden aan de banken
konden terug betalen gingen de banken ook failliet. Al die problemen leiden tot een beurskrach. Dat
is een grote plotselinge daling van koersen van aandelen. Aangezien de VS een groot handelslans
was, merkte andere landen dit ook direct. De crisis was een enorme tegenslag voor Duitsland. Veel
bedrijven gingen daar failliet en de werkeloosheid steeg weer snel.
3.2
Een partij die een voordeel wist te halen uit de hele crisis was de Nationaalsocialistische Duitse
Arbeiderspartij (NSDAP). Dit was de politieke partij van Adolf Hitler. De NSDAP kreeg vanaf 1930 snel
veel volgelingen. De nationaalsocialisten geloofde niet in democratie en vonden dat praten met
andere partijen niks opleverde. Zij vonden dat het land een sterke leider moest hebben: Adolf Hitler.
Hitler geloofde in rassenleer, het is het idee dat het ene ras beter is dan het andere. De nazi’s gaven
de Joden overal de schuld van, er was veel antisemitisme (Jodenhaat).
Begin 1933 kon de NSDAP mee regeren in het land, kort daarna brandde het Duitse regeringsgebouw
af. Voor Hitler was dat de reden om de noodtoestand uit te roepen. Hij kon nu als regeringsleider
alles doen zonder met het parlement te overleggen, hij zetten meteen een verbod op socialistische
en communistische kranten en liet alle communisten oppakken. Zo werd Duitsland een totalitaire
staat (dat is een staat waarin het leven van de inwoners volledig wordt beheerst door de staat). De
extreemrechtse totalitaire staat onder Hitler in de jaren 30 had de volgende kenmerken:
Het land werd een dictatuur
Er was sprake van gelijkschakeling
De nazi’s gebruikten terreur
De nazi’s maakte veel gebruik van indoctrinatie dat betekend dat ze continu probeerden hun mening
en ideeën op te dringen naar anderen door eenzijdige, partijdige informatie te geven. Tegenstanders
werden opgepakt door de geheime politie (de Gestapo). Daarnaast waren er twee gewapende
groepen in het land: de SS en de SA. De SA bestond uit een knokploeg met als taak politieke
, tegenstanders te intimideren. De SS begin als een soort lijfwacht om de belangrijke partijleden te
beschermen.
In 1935 kwam de Neurenberg rassenwetten, met deze wet werden joden verboden om met mensen
van Duits en Arisch bloed te trouwen, relaties te hebben met mensen van Duits of Arisch bloed en
geen vrouwelijk burgers van Duits of Arisch bloed in dienst te hebben.
In de nacht van 9 op 10 november vond de Kristal nacht plaats, winkelruiten van Joodse eigenaars
werden kapot gegooid, Joodse gebouwen werden in brand gezet en Joodse mensen werden in elkaar
geslagen.
3.3
Hitler vond dat alle Duitssprekende mensen in een rijk moesten wonen en daardoor kwam Oostenrijk
in 1938 bij Duitsland, dit hete de Anschluss. Hitler wou ook het Sudetenland bij het Duitse rijk
toevoegen, maar Tsjecho-Slowakije weigerde dit gebied af te staan.
Vier landen kwamen daarop bij elkaar tijdens de Conferentie van München. Dat was een
bijeenkomst in 1938 waarbij de leiders van Engeland, Frankrijk, Italië en Duitsland afspraken dat
Hitler het Sudetenland mocht innemen in ruil voor Hitler belofte om verdere vrede te bewaren.
Frankrijk en Engeland voerden een appeasementpolitiek. Dat betekent dat ze niet ingrepen en wel
toegaven aan Hitler om de vrede te bewaren. Hitler wilde voor zijn volk meer leefruimte
(Lebensraum), dit was de reden voor alle invallen dat hij deed.
Het Fascisme is een extreemrechtse politieke beweging die is ontstaan in Italië, de fascisten waren
tegen democratie en communisme. De fascisten wilde een nationale eenheid onder een leider, zij
wilde eensgezind werken aan de vooruitgang van het land.
De regering Colijn probeerde tijdens de crisis de problemen op te lossen door de
aanpassingspolitiek. Dat hield in dat de uitgaven van de overheid werden aangepast aan de
teruglopende inkomsten. Het lukte de regering Colijn niet om de crisis goed te bestrijden en
daardoor bleef de werkeloosheid maar stijgen. Veel mensen waren ontevreden en verloren het
vertrouwen in de bestaande politieke partijen. Er ontstonden nieuwe partijen zoals de NSB
(Nationaalsocialistische Beweging), dit was een extreemrechtse politieke partij die was opgericht in
1931 door Anton Mussert. Mussert had veel ideeën afgekeken van Hitler en wilde ook een eind
maken aan de democratie. Na de verkiezingen van 1935 namen de stemmen op de NSB steeds meer
af, dit kwam bijv door het afkeuren van de kerk en vakbonden. Tijdens de Duitse bezetting was de
NSB de enige partij die mocht bestaan.
3.4
Het communisme in de Sovjet-Unie is naar Stalin vernoemd: het stalinisme. Volgens Stalin moest de
Sovjet-Unie snel een sterke industrie opbouwen. Dat was nodig om van de SU een machtige
arbeidersstaat te maken. Vanaf 1928 voerde hij daarom een planeconomie in. Dat betekend dat de
regering bepaald wat en hoeveel er geproduceerd moet worden. De regering maakte daarom ook de
vijfjarenplannen. Dat zijn plannen waarin staat wat eb hoeveel er in 5 jaar geproduceerd moet
worden. Om in de landbouw ook meer te verbouwen kwam er de collectivisatie, dat betekende dat
zelfstandige boerderijen werden samengevoegd tot grote gezamenlijke boerderijen en deze moesten
ook werken volgens het vijfjarenplan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Taylorsversion. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.10. You're not tied to anything after your purchase.