Volledige samenvatting van het boek Inleiding in het Nederlandse recht van H1 t/m 9, 11, 12, 13 en H15. De hoofdstukken 10 en 14 missen.
Samenvatting is netjes geschreven met de hoofdstukken en bevat duidelijke overzichten.
Hoofdstuk 1: Recht in het algemeen
Benoemen wet:
Artikel boek artikelnummer lidnummer Bw: Art 3: 268 lid 1 Bw
Art 4: 3 lid 1 sub A BW Sub toevoegen
§1.1: Inleiding
De mens leeft in contact met zijn medemensen door deel te nemen aan grote en kleine
samenlevingsverbanden: daarin doen zich conflicten voor:
o Daarom is er behoefte aan mechanismen die deze conflicten voorkomen: Het recht is zo’n
mechanisme:
Tracht de vrede in de samenleving te bewaren door de belangen van de samenleving te
beschermen: de overheid speelt hierin een belangrijke rol.
Tegenstrijdige belangen: In het streven van ieder mens naar de bevrediging van zijn geestelijke en
lichamelijke behoeften is een botsing met de belangen van anderen onvermijdelijk.
o In het reguleren van tegenstrijdige belangen kan het recht in de vorm van het stellen van regels van
betekenis zijn.
Rechtsregels: Regels die een zekere maatschappelijke ordening van menselijk gedrag beogen, en gelijkelijk
van kracht zijn voor iedereen.
o Vaststellen van voorschriften, waarin bevoegdheden en verplichtingen worden genoemd: houden
vaak een gebod of verbod in.
o Inhoud vloeit voort uit algemeen aanvaardbare opvattingen over goed en kwaad en de behoefte aan
ordening van de maatschappij.
o Rechtmatigheid: Bevorderen van eerlijkheid tussen de mensen, dat niemand onevenredig nadeel
leidt.
o Doelmatigheid: Ordenen van menselijk gedrag.
De vredestichtende en vredesbewarende rol van het recht in de samenleving heeft twee functies:
o Ordenen van menselijk gedrag door het stellen van regels.
o Handhaving van die regels door geschilbeslechting.
§1.2: De rechtsbronnen
Positief recht: Het geheel van geldende rechtsregels.
Objectief recht: Rechtsregels die de verhoudingen tussen personen ordenen, door aan hen bevoegdheden
en verplichtingen op te leggen: rechtsregels die worden toegepast wanneer er in de concrete werkelijkheid
een specifieke situatie voordoet.
Subjectief recht: De bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van objectief recht
ontleent.
o Individueel recht: Een aan het objectieve recht ontleende, individuele bevoegdheid.
Rechtsbronnen: Bronnen waaruit het geldend recht/positief recht voortvloeit.
o De wet: Elke algemeen geldende geschreven rechtsregel die afkomstig is van een tot wetgeving
bevoegd overheidsorgaan.
o De rechtspraak: Een rechter kan zelf een al bestaande rechtsregel nader toelichten/formuleren.
Jurisprudentie: Wanneer andere rechters deze toelichting van een rechter toepassen.
o De gewoonte: Een tal van gewoonten die niet in het recht zijn vastgelegd maar wel worden
beschouwd als bindende rechtsregels. Een rechter kan bepalen of deze regel inderdaad bestaat en
hem dan toepassen in het geschil.
o Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties: Hebben dezelfde werking als
gewone wetten en behoren daarom tot het positief recht.
1
,§1.3: Nationaal en Internationaal recht
Soevereiniteit: Ieder land bepaald binnen zijn grondgebied de omvang en inhoud van zijn nationale
rechtsstelsel, het staat ieder land vrij om in zijn wetgeving te regelen wat het nodig acht en welke
bevoegdheden aan het bestuur en de rechterlijke macht toekomen:
o Naar binnen: Elk land bezit exclusieve bevoegdheid tot wetgeving, bestuur en rechtspraak.
o Naar buiten: Soevereine staten dulden geen macht boven zich tenzij ze dat zelf toestaan, dat de
staat herkend wordt.
Internationaal recht: Het verdrag is één van de rechtsbronnen, dus het internationaal recht geldt ook.
o Volkenrecht: Deel van het internationaal recht dat regels bevat over het verkeer tussen staten
onderling en het verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisatie:
Verdragen: Een schriftelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en
volkenrechtelijke organisaties.
Tussen staten waarin alleen de autoriteiten wederzijdse verplichtingen aangaan.
Verplichtingen voor de wetgevers van de aangesloten staten tot het maken of
aanpassen van de wetgeving.
Verdragen of rechtsregels die die in een staat zonder tussenkomst van de wetgever
rechtstreeks in het nationaal recht vallen: Europees Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens.
Regelingen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak worden
opgedragen aan een internationale organisatie:
o Europees Unierecht: Het geheel van rechtsregels die afkomstig zijn van de
Europese Unie: EU heeft eigen organen die bevoegd zijn, en een eigen
rechtsorde die deel uitmaakt van de rechtsorde van elke lidstaat.
Voorrangsregel: Een regel of besluit van internationale herkomst
heeft voorrang op de nationale regel.
Besluiten van volkenrechtelijke organisaties
Regels uit het gewoonterecht
Monisme: Rechtsregels uit een verdrag kunnen deel uitmaken van het nationale recht zonder dat eerst
omzetting in het nationale recht nodig is: vrijwillige inperking van soevereiniteit Nederland heeft een
monistisch systeem.
Dualisme: Verplichtingen voor de wetgevers van de aangesloten staten tot het maken of aanpassen van de
wetgeving.
§1.4: Materieel en formeel recht
Materieel recht (inhoudelijk recht): Regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in
hun onderling verkeer.
o Ontstaan gewoonlijk geen conflicten in omdat alle betrokkenen beseffen dat ze zich aan deze regels
dienen te houden.
Materieel strafrecht
Materieel bestuursrecht
Materieel privaatrecht
Formeel recht (procesrecht): Regels over de wijze van procederen bij de rechter: Komt in beeld wanneer er
conflicten ontstaan in het materieel recht.
o Formeel (strafprocesrecht) strafrecht
o Bestuursprocesrecht
o Formeel privaatrecht (burgerlijk procesrecht) Privaatrecht wordt ook wel burgerlijk recht of
civielrecht genoemd
2
, §1.5: De rechtsgebieden
§1.5.1: Het staatsrecht
Het staatsrecht: Bevat de regels die betrekking hebben op de organisatie van de Staat en zijn organen en op
de bevoegdheden van die organen.
o Omvat ook de verhouding van de burgers tot de Staat en de mogelijkheden die de burgers hebben o
invloed uit te oefenen op het functioneren van de diverse staatsorganen.
Grondwet: Het wettelijk fundament van het staatsrecht: bevat een geschreven regeling met daarin
hoofdlijnen van de organisatie van de Staat.
o Organieke opbouw: de inrichting van de Staat, de bevoegdheden van de belangrijkste
overheidsorganen en de belangrijkste staatsorganen en hun bevoegdheden.
o Organieke wetten: Soms moeten er nadere regels worden gemaakt in een wet.
Grondrechten: Een categorie rechten die berusten op de gedachte dat de mens meer is dan alleen
onderdaan van een staat en dat de overheid dat heeft te eerbiedigen.
o Vrijheidsrechten: Vrijheid van godsdienst, meningsuiting en het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer.
o Politieke rechten: Geven de burger de zeggenschap over de samenstelling van overheidsinstellingen.
Kiesrecht
Recht om het openbaar ambt te bekleden
o Sociale rechten: tegenhanger van het vrijheidsrecht: verplicht de overheid om zich in te spannen
voor het algemene welzijn van de samenleving.
§1.5.2: Het bestuursrecht
Bestuursrecht (administratief recht): De juridische bestuursactiviteit van de overheid: de rechtsverhouding
tussen overheid en burger.
o Belangrijkste wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb)
o Oorspronkelijk werd het bestuursrecht beschouwd als onderdeel van het staatsrecht, maar is nu een
eigen rechtsgebied.
o Regels waar bestuurs- en overheidsorganen zich aan moeten houden.
Beschikkingen: Een besluit van een bestuursorgaan dat rechtsgevolgen vaststelt voor één individu.
o Verlenen van vergunningen
o Opleggen van belastingaanslag
o Het verstrekken van een visum etc.
Materieel bestuursrecht: De bevoegdheid van bestuursorganen tot het maken van beschikkingen met de
vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking worden gesteld.
o Ontzettend veel bestuursorganen/individuen zijn bevoegd tot het maken en uitgeven van
beschikkingen.
o Rechtsbescherming: wanneer ene individu bezwaar maakt tegen een beschikking: naar de
bestuursrechter in het bestuursprocesrecht.
§1.5.3: Het strafrecht
Strafrecht: Bepaalde gedragingen worden bedreigd met straf: veiligheid van de samenleving waarborgen:
belangrijkste kenmerk van straf: leedtoevoeging aan de dader.
o Materieel strafrecht: Geeft aan welke gedragingen strafbaar zijn, wie de dader is en welke straffen
kunnen worden opgelegd: vastgelegd in Wetboek van Strafrecht (Sr) en een aantal andere wetten,
zoals Wegenverkeerswet en de Opiumwet.
o Formeel strafrecht (strafprocesrecht): Voorschriften omtrent de gang van zaken bij de opsporing
van strafbare feiten , het onderzoek ter terechtzitting en de tenuitvoerlegging van de straf:
vastgelegd in Wetboek van Strafvordering (Sv).
o Strafbaar feit: Een in de wet met straf bedreigde gedraging.
Natuurlijk persoon
Rechtspersoon
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller madelon00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $21.53. You're not tied to anything after your purchase.