100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting Media-Effecten (S0B02C) $9.12   Add to cart

Class notes

Volledige samenvatting Media-Effecten (S0B02C)

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Slides en aanvullende notities uit de hoorcolleges van het vak Media-effecten, gegeven door prof Exelmans en prof Trekels, academiejaar

Preview 4 out of 118  pages

  • December 30, 2021
  • 118
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Exelmans liese en trekels jolien
  • All classes
avatar-seller
MEDIA-EFFECTEN
THEORIEËN TOPICS EN PERSPECTIEVEN
24/09: Agenda-setting 05/11: Geweld
25/09: Framing 06/11: Angst
01/10: Cultivatie 12/11: Body image
02/10: Social cognition 13/11: Seks
08/10: Priming 19/11: Slaap
09/10: Social-cognitive theory 20/11: Gezondheid (gastles)
15/10: ELM 26/11: Sociale media
16/10: Uses & Gratifications 27/11: Individual differences
22/10: Third person effect 10/12: kleine groep les
30/10: kleine groep les


DEEL 1: THEORIEËN
H1- AGENDA-SETTING THEORY (AST) 24/9

WAAROVER WE DENKEN

 (Nieuws)media bepalen niet wat we denken, maar waarover
 Ze beïnvloeden de prominentie (salience) van onderwerpen op de publieke agenda
o = de 1e stap in de vorming van publieke opinie
 Onderwerpen ‘strijden’ om prominentie, slechts enkele zijn succesvol
 Zoals bijvoorbeeld #metoo, baby pia
o Door media op de agenda gezet
 Media bepalen waarover we denken

HISTORISCHE CONTEXT

 1940, Lazarsfeld, limited effects model => jaren ‘60
o ging bij presidentsverkiezingen na of mensen hun stem laten afhangen van de media
 weinig invloed van de media
 = limited effect model

 Maar in die context krijgen ideeën van Walter Lippmann (1922, Public Opinion) voet aan de grond
 Later: McCombs & Shaw Namen ideeen van Lippmann over en gebruikten voor het eerst de term
‘agenda-setting’
o Presidentsverkiezingen 1968, Studie McCombs & Shaw (1972):
media prioriteren campagnethema’s
 Toonden aan dat dat topics die kiezers het belangrijkste vonden het meest in de
media kwamen
 Survey bij onbesliste kiezers: percentagerangschikking van belangrijke
thema’s ~ # news stories over die thema’s
 Selectieve perceptie als alternatieve hypothese krijgt minder steun

 Selectieve perceptie
o Mensen kiezen media-inhoud selectief, kiezen inhoud die het
meest bij hun opinie/ attitude aansluit

 Vooral bewijs voor Agenda-setting gevonden, niet voor selectieve
perceptie (was een alternatieve hypothese)



1

,425 STUDIES

 Presidentsverkiezingen ’76: 9 verschillende metingen
 Niet beperkt tot verkiezingscontext
o Winter & Eyal, 1981: burgerrechten ~ NY Times: r = +.71
 Niet beperkt tot VS
o Peter (2003): aandacht voor EU in 14 lidstaten

 Ook evidentie in labo-experimenten
o Journaals ‘gehermonteerd’ om klemtoon te manipuleren
o Themaspecifieke agendasetting-effecten aangetoond

 Meta-analyse van 90 studies: mean r = +.53
o Verschillende studies bestudeerd
o Gemiddelde correlatie van + 0,53

 Nieuws biedt selectief beeld van de realiteit en geen afspiegeling
o Nieuws ~realiteit: r=ns, nieuws ~ publieke agenda: r=78
 Nieuws is wel significant gecorreleerd met de publieke agenda, niet met de
realiteit

THE ACAPULCO TYPOLOGY

Measure of public salience
Focus of attention Aggregated data Individual data
Entire agenda Perspective 1: competition Perspective 2: automaton
Single item on agenda Perspective 3: history Perspective 4: cognitive portrait

 Competition: tussen topics om in de media te komen
 Automaton: welk belang hechten individuen aan nieuwsmedia, media-agenda bij het bepalen van
de eigen agende
 Natural history: een item volgend op lange termijn (in de media en bij publiek)
 Cognitive portrait: wat is het belang van een topic voor een individu voor en na blootstelling aan
nieuwsmedia

SECOND-LEVEL AGENDA-SETTING

 2de Niveau: Kenmerken (attributes)
o verschillende kenmerken hebben een verschillende prominentie
o Dus niet alleen ‘welke topics krijgen klemtoon’
o ook ‘welke kenmerken van een topic krijgen klemtoon’ (vb. Maggie De Block)

 hoe we nadenken over bepaalde topics
o cognitieve component
 informatie inhoud van het topic
o affectieve component
 positieve of negatieve toon bij het topic (of neutrale toon)

 Cognitieve component en affectieve component
o 1976: 11 democratische kandidaten voor strijd tegen pres. Ford
o Aspecten beklemtoond van economische crisis jaren ‘70: +.81
o Aspecten beklemtoond van milieu-issue: +.71

 komt heel sterk overeen met framing (eigenlijk met bepaalde definities van framing



2

,NEED FOR ORIENTATION (NFO)

Agenda setting treedt niet altijd op en ook niet voor iedereen
 obtrusive issue
o issue waar je persoonlijke ervaring mee hebt (gehad)
 unobtrusive issues
o issue waar je GEEN persoonlijke ervaring mee hebt (gehad)
 hierbij leer je van de media

 Continuum tussen obtrusive en unobtrusive issues
 Agenda-setting vooral voor unobtrusive issues

 NFO-concept zegt dat er individuele verschillen zijn in de nood aan informatie over een issue
o Relevantie van het issue is belangrijk
 Als het issue niet relevant is voor het individu, is de NFO laag
o Onzekerheid
 Als je onzeker bent, niet veel weet over het topic heb je veel NFO en ben je
vatbaar voor agendasettign

 Correcter beeld van variabiliteit in agenda-setting wordt verschaft door need for orientation
 NFO = 1. relevantie 2. Onzekerheid
o Lage, gematigde, hoge NFO

o NFO is voorspeller van nieuwsconsumptie en modereert agenda-setting
o Onbesliste kiezers 1972-studie: hoge NFO
o Minder belangrijk voor 2e level agenda setting
 Vooral toepasbaar op first-level agenda-setting


CONSEQUENTIES (VAN AGENDA-SETTING)

 Opinievorming
o Link tussen hoeveelheid media-aandacht voor een topic & de vorming van opinies over
dat topic
 Priming
o gevolg van 1ste level agenda-setting
o of we eraan denken
 attribute priming
o gevolg van 2de leven agenda-setting
o hoe we erover denken

 De vraag: wie bepaalt de agenda? Hoe wordt de agenda bepaald?

 RECENTE TOEVOEGING:
o 3th level agenda setting
 niet alleen media bepaald hoe je over een item denkt, je brein in een netwerk van
associaties,
 niet alleen een nieuwsbericht beïnvloedt je opinie, het hangt samen met andere
zaken in je hoofd
H2 - FRAMING THEORY (FT) 25/9

IN ESSENTIE, FRAMING VERWIJST NAAR…




3

,  Hoe informatie gepresenteerd wordt (een frame genoemd) beïnvloedt hoe mensen die informatie
verwerken
o Hoe je nieuws/info brengt

 Frames zijn abstracties die een structuur aanbrengen in de betekenis die in boodschappen wordt
gelegd
 MAAR er wordt op veel verschillende manieren naar het concept gekeken

 (GF) game frame = benadrukken van de voordelen
 (EF) loss frame = benadrukken van de verliezen
o Vb. bij natuurramp
o Vb. bij HIV-testen (onderzoek Eggermont)
 GF: je zal langer leven, niemand kunnen besmetten
 EF: …

 War frame = iets overbrengen als een strijd tussen verschillende partijen
o Vb. eurocrisis
 Disease frame = vb. eurocrisis als een ziekte, Europa is ziek
o (Beide komen in woordgebruik veel terug)


 FRAMING = beïnvloed hoe mensen informatie verwerken
 FRAMES brengen structuur aan in een boodschap
o Veel verschillende definities van


DISCIPLINAIRE OORSPRONG

 Sociologisch (macro-niveau)
o Attributietheorie (Heider)
 Attributie = geobserveerd gedrag koppelen aan een mogelijke oorzaak
 Theorie = mensen zijn voortdurend bezig met de wereld rondom hen te
begrijpen, vaak in termen van oorzaak-gevolg, wie/wat de oorzaak van iets is
 Reduceert complexiteit van de buitenwereld

o Frame analysis (Goffman); primary frameworks:
 Sociaal-geconstrueerde categorieën voor informatieverwerking
 ‘kapstokken’ om het publiek te beïnvloeden
 mensen hebben in hun hoofd interpretatieve schema’s (= primary
frameworks), info wordt a.d.h. daarvan verwerkt

 Psychologisch (micro-niveau)
o Frames of reference (Sherif), reference dependency
 Het is onmogelijk om iets te begrijpen zonder kaders
o Kahneman & Tversky: Reference dependency ~ interpretatief schema; zo’n schema kan
worden opgewekt
 Toegepast in domein van risicovolle keuzes
 Prospect theorie
 Info wordt anders verwerkt door verschillende personen
 Iedereen interpreteerd info anders
 = reference dependency
o verwerking afhankelijk van hoe je hoofd in mekaar zit
o afhankelijke van welke interpretatieve schema’s je hanteert


VERWANTE, MAAR ANDERE PROCESSEN


INFORMATION EFFECT



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evld22. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.12
  • (0)
  Add to cart