100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting politicologie eerste semester $25.08   Add to cart

Summary

Samenvatting politicologie eerste semester

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting gebaseerd op hoorcolleges en boek met actuele voorbeelden. Overzichtelijke en coherende teksten in verwerkt.

Preview 4 out of 53  pages

  • Yes
  • December 30, 2021
  • 53
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Politicologie 1

Hoofdstuk 1: inleiding

Wat is politiek? Al wat te maken heeft met het sturen van een samenleving. Sturing van een
samenleving zodat de samenleving in stand gehouden wordt door wetten/ regels. Gradatie
aan de hand van de soort van samenleving.

Polis (samenleving): geld voor elke vorm van samenleven/ gemeenschap.
Nood aan sturing: mens als zoon van politikon (Aristoteles, hij vertelde dat we een politiek
dier is, mens zich in een samenleving organiseert omdat we zin willen geven aan ons leven,
graag meedoen aan sturing van de maatschappij) maar mogelijk tot conflict want er is veel
diversiteit (in noden, voorkeuren en visies) en schaarste (in herverdelen middelen,
perspectieven).

Welke vorm van sturing? Celeval -> GEES -> GEMS -> RAG.
Beperking van technocratie: morele dilemma’s en de afwezigheid van objectieve criteria om
te evalueren over juistheid.

Variatie in politiek? Sterkte van variatie heeft verschillende impact op dagelijks leven,
vrijwilligheid van lidmaatschap, is het mogelijk om het ‘systeem/ gemeenschap’ te verlaten.

1.Niveau van de samenleving:
-Territoriaal: staten, regio’s, gemeenten, internationaal  meer impact door regels, wetten,
orde en zeden.
-Niet-territoriaal: verenigingen, studentengroepen, activisten, katholieke kerk  minder
grote impact bij schenden van de regels, afhankelijk van aard van het systeem.

2.Variatie op het niveau van inhoud en reikwijdte (wat wordt er geregeld):
-De verschuivende grenzen van de politiek: grenzen van staten uitbereid. Ze zijn van
minimale diensten naar uitgebreide verzorgingsstaat geëvolueerd. (Marshall, hedendaagse
burgerschat heeft burgerlijke, politieke en sociaaleconomische dimensies).
-Toenemende reikwijdte van de politiek: 1960’s feminisme, het persoonlijke politiek,
thema’s van private sfeer werden publiekelijk. Bijvoorbeeld kindergeweld, partnergeweld, …
werden publiekelijk kenbaar gemaakt. ‘Het persoonlijke is politiek’. Ongelijke kansen werden
opgedragen aan de politiek.
-Grenzen aan reikwijdte zijn vaak cultureel bepaald: volkstellingen en opvragen van
informatie over godsdienst en etniciteit. Beleid naar diversiteit en het in kaart brengen van
etniciteit, zo kan je de problemen beter aanpakken (doelgroepenbeleid, gevoeligheden
liggen ergens anders).

Wat betekend iets politiek te maken? Politiseren, betrokken raken bij een politieke
discussie, een thema onderwerp maken van de politieke sturen (collectieve
besluitvormingen maken).

,-Persoonlijke ervaringen worden gelinkt aan bredere structurele uitdagingen of obstakels die
meerdere leden van de gemeenschap raken. Het identificeren van gemeenschappelijke
noden/ problemen (structurele component van uitsluiting).
-Het probleem overstijgt het individu, wat collectieve besluitvorming/ sturing nodig maakt.
-Voorbeeld: eenzaamheid, individualisering van de maatschappij (collectief proces),
betaalbaarheid van zorg (collectieve kost).

3.Vormen van regimes, welke principes liggen ten grondslag aan het functioneren van een
systeem/ bestel:
-Democratisch of autoritair
-Unitair of federaal
-Meerderheid of consensus (variatie in procedure)

Politieke wetenschap:
Vertellen over de samenleving maar niet zoals anderen gebonden aan een aantal
wetenschappelijke regels:
-Intellectuele distanties: gevaar van bias (vooroordeel), wetenschappers zijn niet perfect
neutraal, sociale wetenschappers staan in de wereld die ze bestuderen. Vraagstelling en
interpretatie van data worden gedreven door waarden en normen. Omgaan met bias, het
omarmen van twijfel en rare bevindingen rapporteren. Reflexiviteit, het in vraag stellen van
de relatie tussen jezelf het studieobject.
-Date systematisch verzamelen/ analyseren: patronen en vergelijkingen, geordend
onderzoeken naar onregelmatigheden, …
-Bewuste keuzes maken van technieken: kwalitatief/ kwantitatief, relevantie.
-Openheid en transparantie: rapportage, peer review, open acces.
Voorbeeld: correlatie (verbanden) versus causatie (oorzaak-gevolg)

Instrumenten van de politieke wetenschap:
-Concepten: afbakenen van begrippen gevat in een definitie, laten toe om instellingen,
gedrag, processen te categoriseren als een ‘geval van breder fenomeen’  voorbeeld: er
bestaat geen perfecte democratie, wat is democratie? Essentie van democratie = polyarchie
(= bestuur door velen: vrijemeningsuiting, eerlijke verkiezingen, stemrecht, toegang info,
controle bestuur, …) volgens Robert Dahl = een empirisch ideaaltype of datecontainer!
-Modellen (abstracties): complexiteit reduceren, verbanden tussen verschijnselen in kaart
brengen  voorbeeld: landkaart, schaalmodel,
Easton model (politiek systeem): kringloopmodel (openbaar bestuur), open systeem dat
imput omzet in output. Abstractie laat toe model toe te passen op publiekelijke sturing in
verschillende soorten gemeenschappen (politieke eisen worden gefilterd en aangebracht
door gatekeepers, steun (actief/ passief) worden omgezet (conversie) in regels die
teruggekoppeld worden naar de burgers). Simplificatie van de werkelijkheid die ons helpt
om relaties tussen bepaalde actoren en processen te begrijpen (waarom ze nodig zijn).
-Theorieën: uitspraken over relaties, verwachtingen kunnen geverifieerd worden aan de
hand van hypotheses, geen harde wetten maar kans relaties (niet voorspelbaar hoe mensen
gaan reageren)  voorbeeld: verwachting (stemgedrag wordt beïnvloed door
opleidingsniveau), hypothesen, toetsen (repetitief, meten, analyseren, controleren)

Begrippen:

,-Depolitisering: het politiek karakter wegnemen van iets, impliceert vaak het herdefiniëren
van de grenzen tussen privaat en publiek.
-Privaat: de domeinen waarin het individu autonoom kan handelen en oordelen
-Publiek: het domein van sociaal leven waarin mensen elkaar ontmoeten en waar ter wille
van organisatie van het samenleven, collectief beslissingen gemaakt moeten worden.
-Burgerlijk recht: (civiel recht/ privaatrecht): het geheel van regels voor de onderlinge
verhouding tussen burgers. Bv. personen-familierecht.
-Politieke rechten: (staatsrecht) beslissingsprocessen die het individu overstijgen, relatie
tussen burger en overheid, functioneren van de overheid als collectiviteit. Bv. Stemrecht.

Hoofdstuk 2: Staat en macht
1.Macht en gezag:
Besturen: van een samenleving gebeurt aan de hand van regels, regels introduceren
regelmaat en voorspelbaarheid (stabiliteit). Regels (wetten, decreten, reglementen,
ordonnanties, besluitvorming) maken onderscheid tussen gewest/ ongewenst menselijk
gedrag  voorbeeld: een lessenrooster.

Regels zijn divers en formeel (wetten, decreten, reglementen) of informeel (normen,
afspraken, standaarden), deze kunnen makkelijker overschreden/ verheven worden. Regels
zijn dwingend, worden opgelegd, betekent het gebruik van macht ongeacht de manier
waarop de regel tot tand komt of mensen de regel aanvaardbaar/ rechtvaardig vinden (dit
zien we vaak pas als er overtreding is of afwijking vraagt)  voorbeeld: wekelijks etentje bij
de familie.

Staat en het belang van afdwingende regels: breed arsenaal dwangmiddelen (staat kan
goederen in beslag nemen, gevangenisstraf, boetes). Monopolie (alleenrecht) op legitiem
geweld ter afdwingbaarheid van regels, (staat heeft het recht om geweld te gebruiken, deze
zijn hun toegewezen), gebruik van geweld is onderhevig aan regels (het geweld zelf is ook
gebonden aan regels  voorbeeld: proportionaliteit, zelfverdediging). Enige uitzondering
wettelijke zelfverdediging. Privatisering van ordehandhaving (vb. bewaking) maar niet meer
bevoegdheden dan burgers (burgers mag privé-ordehandhaving weigeren, niet wettelijk).

Wat is macht?
Max Weber: macht is de mogelijkheid om je wil op te leggen aan anderen. Macht is een
potentie (een mogelijkheid). Vereist niet altijd het zichtbare gebruik van macht (als kracht).
Diverse manier om macht uit te oefenen, positieve en negatieve sancties (beloning/ straf).
Concrete (je weet wat er gaat gebeuren) of abstracte sancties (geld, voor de ene is geld meer
waard dan voor de andere). Macht is ‘je wil opleggen aan anderen’, definitie veronderstelt
een soort gedragswijziging als gevolg van machtuitoefening maar hoe achterhalen wat de
ene actor dan wel gedaan zou hebben indien de andere actor er niet was geweest. Ongeacht
je oorspronkelijke intentie kan je je persoonlijke voorkeur niet veranderen (vrijheden
beperken = macht uitoefenen).

Robert Dahl: macht is het feit dat actor A de mogelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat
actor B een handeling verricht die B anders niet zou verrichten (een observeerbaar feit).
Kritieken:

, De definitie veronderstelt een gedragswijziging die afhankelijk is van de uitoefening van
macht, hierdoor beperkt de definitie zich tot conflictsituaties en observeerbaar gedrag (een
wijziging in handelingen/ gedrag).


Steven Lukes:
1.Macht kent meerdere vormen, macht als besluitvorming (transparant), commando/ bevel
(=regel). Verondersteld conflict dat focust op wie wint.
2.Macht als agenda-setting (secretive), mogelijk om iets op de agenda te plaatsen
(politiceren = positief), mogelijkheid om iets van de agenda te houden, een alternatieve
beleidsopsie niet bespreekbaar maken (negatief).
3.Macht als ideologische hegemonie (manipulatie van de mening, ), bestaan van een
onbewust cultureel kader waarbinnen sommoge ideeën/ overtuigingen als (niet) legitiem
(wetteig/aanvaardbaar) worden gezien. Cultureel kader bestendigd bestaande orde; geeft
uiting aan bestaande machtsongelijkheden  voorbeel: beperkt protest tegen oneerlijke
handelsverhoudingen. Wanneer het gaat over bredere politieke aspecten wordt het relevant
en objectief beschouwd, minder klemtoon op individueleactoren.
 Het probleem is dat in de politiek men macht één definitie wilt toeschrijven, hij biedt
meerdere manieren om macht te beschrijven. We moeten niet inzetten op uniformiteit want
dan focussen we ons maar op één aspect van macht. Empirische wetenschap legt de nadruk
op meerde aspecten omdat dit effectiever en correcter is. Macht is veel vroeger in een
besluitvorming aanwezig (we kijken veel te laat wanneer het juist gaan om macht). Wanneer
we ergens niet de prioriteit aan geven (van de agenda houden) is ook macht uitoefen want
zo laten we belangroepen hun ideeën niet aan bot komen.

Antonio Gramsci (1937), post-marxistische denker: waarom teken zij die onderdrukt worden
geen verzet aan tegen hun onderdrukking. Culturele hegemonie, de heersende klassen
bestendigt haar macht niet door drang/geeld maar door invloed uit te oefenen over cultuur
(moraliteit, traditie). Passief aanvaarden van dominantie ideeën een invloed kunnen
uitoefen op hun private leven en welke zaken ze gaan problematiseren. Op deze manier
worden de ideeën van de heersende klassen normaal =hegemoniale inkapselen!
Voorbeelden:
-Meritocratie: in een context van discriminatie en ongelijke kansen, als je je best doet kan je
alles bereiken. Kansen grijpen die je aangereikt worden. Je behaald successen door je eigen
verdiensten.
-Code-swiching: aanpassen van je taal, stijl, gedrag om beter te passen in een bepaalde
omgeving. Vaak ingegeven door structurele ongelijkheden (vb. radicale/ etnische
stereotypering); onderdeel van insider-outsider mechanismes.

Wat is gezag? Macht die aanvaard wordt  voorbeeld: politieagent, overheidsregulering,
mondmaskerplicht, tradities (manier van handelen die aanvaard wordt). Gezag is legitieme
macht, machtsuitoefening beantwoordt aan de normatieve verwachtingen (normen/
waarden) die we eraan verbinden (redelijk, noodzakelijk, transparantie, …). Duurzaamheid,
want vraagt weinig machtsuitoefening.

-Weber: gezag is typologie van gezagsvormen,
-traditioneel (traditie en gewoonte)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller margvanreeth. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $25.08. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75632 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$25.08
  • (0)
  Add to cart