Woordverwerving is een natuurlijk proces waarbij je nieuwe woorden leert, net
als nieuwe betekenisaspecten van reeds gekende woorden.
Begint bij de geboorten en stopt nooit. Heeft 3 principes:
LABELEN: leren de vorm van concepten + taal toevoegen door label/ ‘etiket’ op
te plakken label = de woordvorm die bij het concept hoort.
Bv zoemende en vliegend dier bij
CATEGORISEREN: ontdekken Essentiële eigenschappen van gekende woorden
in nieuwe contexten van een bepaalde categorie.
Bv. Bij honingbij, solitaire bijen,..
NETWERKOPBOUW: De relaties tussen concepten contexten zien verdiept
woordenschat ALLE woorden in netwerk bevinden = MENTALE LEXICON.
Bv bij insect, hommel, zoemen, angel,…
wetenschappers zijn ervan overtuigd dat taalleerders niet altijd afzonderlijk
woorden opslaan, maar vooral meer woordverbindingen.
In de aller eerste fase van tweetaalverwerving vallen taalleerders sterk terug op
meer woordverbindingen. Zo pikken ze snel frequente meer
woordverbindingen op die eigen zijn aan het leven in de klas en op school. Bv in
de boekentas
De woorden en meerwoordverbindingen die kinderen verwerven, zijn verbonden
met hun kennis van de wereld. Terwijl ze lezen en luisteren ontdekken ze steeds
meer over de wereld, en begrijpen ze steeds beter waarnaar woorden verwijzen:
passieve woordkennis. Wanneer ze die kennis over de wereld ook zelf uitdrukken
= actieve woordkennis.
Taallerend brein heeft de voorkeur voor combinaties 2 of 3 woorden in
combinatie omvat deze hebben onderlinge relatie en een functioneel belang. Bv
slapen gaan, verstoppertje spelen, in slaap vallen
Specifieke vaktaal
Schooltaal (CAT)
Algemene vaktaal
Algemene school- en instructietaal
Alledaagse taal
Huistaal ( DAT)
Alledaagse taal = basis piramide
, Het verschil thuis- en schooltaal schematische weergeven in deze piramide
Plaats woorden in piramide kan bepalend zijn voor didactische aanpak: veel
leerlingen pikken alledaagse woorden op maar hebben nog instructie of
ondersteuning nodig.
Concreet = alledaagse voorwerpen, handelingen, ervaringen niet
veeleisend op cognitief vlak.
Geïntegreerd = in Hier en Nu, in samenhang met duidelijke context.
Jim Cummin heeft twee woordenschatregisters CAT en DAT.
CAT: Cognitief Academisch Taalgebruik Typische schooltaal die wordt gebruikt
voor verwerving van nieuwe leerinhouden.
DAT: Dagelijks Algemeen Taalgebruik Algemene, informele omgangstaal die
gebruikt wordt thuis en op school (informele situaties) = basis piramide
Voor anderstalige nieuwkomers, die soms pas in het lager instromen, is het
belangrijk om ook expliciet aandacht te besteden aan de verwerving van
alledaagse taal. Zij hebben die basiswoordenschat nodig om contacten te leggen
met hun klasgenoten en om te kunnen functioneren in informele situaties binnen
en buiten school.
Alledaagse taal is de basis waarop wordt voorgebouwd om schooltaal te
verwerven, twee categorieën:
Algemene school- en instructietaal: Taal die wordt gebruikt in lessen,
om mondeling en schriftelijk opdrachten uit te leggen of bij dagelijkse
reilen en zeilen in klas. De lln komen er dus veelvuldig mee in contact.
Omdat algemene schooltaalwoorden thuis niet vaak aan bod komen,
ervaren heel wat leerlingen ze als moeilijk.
Figuurlijk taalgebruik is in de tweede en derde laag van de piramide. Lln zijn
er enig mee vertrouwt in hun dagelijkse taalgebruik, dus is het nuttig is er op
school extra aandacht aan te besteden. Bv. uitdrukkingen, gezegden,…
Algemenen en specifieke vaktaal: De taal die verbonden is aan
bepaalde leergebieden en leerinhouden. We maken een onderscheid
tussen algemene en specifieke vaktaalwoorden.
algemene vaktaalwoorden ( veel voorkomen in een bepaald leergebied):
decimeter, breedte, meter, lengte, werkwoord, lidwoord,…
specifieke vaktaalwoorden ( sterk verbonden met leerinhoud/specifiek in
tekst): krokodillenklim,…
Algemene school- en instructietaal = moeilijk voor veel leerlingen (voor ALLE
leerlingen een nieuw register 5 tot 8 jaar nodig om te verwerven
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MevrouwAnoniem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.59. You're not tied to anything after your purchase.