Uitwerkingen van taken, colleges en uitwerkingen opgaven training methodologie
GZW1023 Introductie wetenschappelijke onderzoeksmethoden
Samenvatting gemaakt in schooljaar 2020/2021
Introductie wetenschappelijke
onderzoeksmethoden
GZW1023 Introductie
wetenschappelijke
onderzoeksmethoden
Samenvatting gemaakt in schooljaar
2020/2021
Uitwerkingen van taken, colleges en
uitwerkingen opgaven training
methodologie
.
,Probleem 1: de empirische cyclus
• Probleemstelling: wat is de empirische cyclus?
Boek: epidemiologie H1
Polit and back, nursing research: H3,4
Leerdoelen:
- Wat is de empirische cyclus? Waar bestaat het uit?
De empirische cyclus is een stappenplan hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt door
middel van onderzoek.
De empirische cyclus bestaat uit een aantal stappen/elementen:
1. Theorie:
De onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie: een uitspraak of een samenhangede reeks
van uitspraken met een algemeen geldend karakter. Het representeert de stand van kennis
over een bepaald onderwerp op een bepaald moment.
• Een theorie representeert de stand van kennis over een bepaald onderwerp op een
bepaald moment.
• Een samenhangend stelsel van verklaringen (objectief) en aannames (subjectief)
waarmee empirische onregelmatigheden of verschijnselen verklaard en verspreid
kunnen worden.
• Zo’n theorie is doorgaans gebaseerd op waarnemingen van concrete gebeurtenissen.
Deze waarnemingen hoeven niet per se systematisch (stelselmatig, doelgericht,
ordelijk) te zijn, maar kunnen ook toevallige waarnemingen zijn.
➢ Niet-systematische waarnemingen: zijn toevallige waarnemingen. Dit zijn
voorvallen waar de onderzoeker toevallig mee geconfronteerd wordt.
➢ Systematische waarnemingen: zijn de resultaten van een eerder verricht
onderzoek over hetzelfde onderwerp, uitgevoerd door de onderzoeker zelf of
door anderen
(literatuurstudie)
• Continue volgen theorieën elkaar op, worden ze bijgesteld en probeert samen ze
samen te voegen. Een theorie is toetsbaar en gebaseerd op voorgaand onderzoek.
.
, 2. Deductie:
Het proces van een abstracte theorie naar één of meerdere te toetsen hypothesen waarnaar
men onderzoek wilt doen, heet deductie.
• In feit correspondeert het deductieproces met het vertalen van een globaal
onderzoeksidee in een of meer onderzoeksvraagstellingen.
3. Vraagstelling/hypothesen:
Een hypothese is een toetsbare stelling die op grond van systematische waarnemingen in het
onderzoek uiteindelijk al dan niet kan worden verworpen.
• Deze worden geformuleerd aan de hand van ‘gaten’ in de theorie en voorspelt
eigenlijk wat voor soort onderzoeksontwerp er gebruikt wordt.
Een vraagstelling is een nauwkeurige formulering van de vraag waarop de onderzoeker een
antwoord wil geven (wat wil de onderzoeker weten?).
• Doelstelling: waarom ga je je onderzoek doen en wat wil je met de resultaten
bereiken?
4. Onderzoeksontwerp kiezen:
Ten eerste heb je een scheiding tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
• Kwalitatief onderzoek: wordt uitgegaan van het emic perspectief: er wordt gekeken
vanuit de ervaring van het subject. Het gaat om het begrijpen van de ervaringen van
de proefpersonen.
• Kwantitatief onderzoek: zijn waarnemingen objectief bepaald en staan ze los van het
subject= etic perspectief. Het gaat hierbij om cijfermatig onderzoek.
Als je kijkt naar welk soort onderzoek je gaat verrichten kan je ook kijken naar experimentele
en niet-experimentele of observationele designs:
Onder experimentele designs valt:
• RCT (Randomized Controlled Trial): waarbij een interventie wordt uitgevoerd bij een
groep mensen die random wordt ingedeeld in de interventiegroep of controlegroep.
Onder niet-experimentele designs vallen:
• Ecologisch onderzoek: onderzoek op populatie niveau, bijv. tijdstrendonderzoek,
waarbij geen hypothesen worden getoetst
• Patiëntenseries: hierbij heb je geen vergelijkingsgroep, je kijkt bij een serie patiënten
met dezelfde ziekte of er ook andere kenmerken tussen deze patiënten
overeenkomen, deze onderzoeken toetsen zelden hypothesen
• Dwarsdoorsnedeonderzoek: hierbij heb je wel een vergelijkingsgroep. Alle metingen
vinden op hetzelfde moment plaats, geen follow-up.
• Longitudinaal onderzoek: waarbij twee soorten zijn te onderscheiden:
➢ Cohortonderzoek: er wordt een baseline meting gedaan bij een cohort waarbij
de blootstelling wordt gemeten en het aantal zieken, na een follow-up periode
wordt dit opnieuw gedaan
.
, ➢ Patiëntcontrole onderzoek: hierbij wordt een groep mensen die een ziekte
hebben vergeleken met een groep die geen ziekte hebben, er is sprake van
retrospectieve expositiemeting (er wordt gevraagd naar blootstelling aan
risicofactoren voor de ziekte in het verleden)
Er zijn verschillende typen onderzoek:
• Beschrijvend onderzoek: in kaart brengen
• Explorerend onderzoek: je hebt nog geen hypothese die je kunt toetsen; dit soort
onderzoek wordt vooral verricht met betrekking tot nieuwe en nog relatief
onontgonnen problemen en heeft als doel veelbelovende hypothesen te genereren
• Toetsend onderzoek: hypothese toetsen
• Evaluerend onderzoek: interventie toetsen
5. Populatie/steekproef kiezen:
Er wordt gekozen naar welke populatie men onderzoek wilt doen en de steekproef hieruit,
dus welke respondenten uiteindelijk mee gaan doen met het onderzoek.
6. Geschikte meting/observaties kiezen:
Er zijn verschillende metingen mogelijk, bijvoorbeeld met interviews, vragenlijsten, maar ook
biomarkers, zoals bloed of urine. Ook:
• selectie meetmoment: tijdstip observatie
• selectie statistische analysetechnieken
• Selectie van de onderzoekspopulatie
• Selectie van de meetinstrumenten
7. Onderzoek uitvoeren:
Het verrichten van de observaties, de gegevensverzameling.
8. Resultaten:
9. Data-analyse:
De gegevens wordt geanalyseerd met behulp van tabellen en grafieken (kwantitatief
onderzoek)
10. Conclusies en rapportage:
In je conclusie geeft je antwoord op de vraagstelling van het onderzoek en vindt er verificatie
of falsificatie van de hypothese plaats. Onderzoekers kunnen met de resultaten de huidige
theorie:
• Bevestigen: confirmatie
• Tegenspreken: contradictie
• Weerleggen: falsificatie
• Nader specificeren: elaboratie
• Bewijs leveren ter ondersteuning: verificatie
.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 1mk3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.